32 317 JBZ-Raad

Nr. 349 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2015

Met deze brief bieden wij u een aanvulling op de geannoteerde agenda van 25 september 2015, van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9 oktober 2015 in Luxemburg.

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie

Het Voorzitterschap heeft inmiddels aangegeven dat het een aantal van de in de geannoteerde agenda genoemde artikelen van de ontwerpverordening aan de JBZ-Raad wil voorleggen met het oog op het bereiken van een gedeeltelijk politiek akkoord1. Het betreft de artikelen 24, 25, 26, 27, 28, 28a, 29, 30, 31, 32, 33 en 35. De belangrijkste van deze bepalingen zijn artikel 26, dat grensoverschrijdende samenwerking binnen het EOM betreft, en artikel 31, dat betrekking heeft op de toelaatbaarheid en beoordeling van in een andere lidstaat verzameld bewijs door de rechter die de zaak uiteindelijk inhoudelijk behandelt. De inhoud van deze beide bepalingen komt in de kern overeen met het standpunt van Nederland, zoals ik u dat heb uiteengezet in mijn brief van 9 juli jl. aan uw Kamer2. Nederland zal desalniettemin, dat in overeenstemming met de strekking van de motie Van Oosten/Segers van 11 juni jl.3, niet instemmen met afzonderlijke bepalingen van de ontwerpverordening tijdens de komende JBZ-Raad, net zo min als dat is gebeurd tijdens de JBZ-Raad van 15 juni jl., bij welke gelegenheid de tekst van de artikelen 1–16 van de ontwerpverordening ter goedkeuring aan de JBZ-Raad voorlag. Net als bij deze JBZ-Raad het geval was, heeft Nederland er evenwel geen bezwaar tegen als de tekst van de thans voorliggende artikelen als een vertrekpunt voor de verdere onderhandelingen wordt gebruikt.

Ontbijtbespreking over het arrest van 8 september 2015 van het hof van justitie te Luxemburg in de zaak C-105/14 Taricco in samenhang met de ontwerp fraude richtlijn en de ontwerp EOM verordening

Het Voorzitterschap heeft aangekondigd tijdens het ontbijt te willen spreken over het Taricco arrest in samenhang met de ontwerp fraude richtlijn en de ontwerp EOM verordening, en heeft daartoe een document opgesteld. In dit arrest waarin het hof van justitie vragen van een Italiaanse rechter heeft beantwoord over de verenigbaarheid van Italiaanse verjaringstermijnen bij de bestrijding van btw fraude en het Unierecht, komt het hof, voor zover hier relevant, tot het oordeel dat btw fraude valt onder de werking van de uit 1995 stammende overeenkomst inzake de bestrijding van EU fraude. Het Luxemburgse Voorzitterschap wil nu over dit arrest spreken in samenhang met de ontwerp frauderichtlijn waarin door de Raad de btw fraude is uitgesloten, terwijl het Europees parlement en de Commissie het standpunt in nemen dat btw fraude onder de werking van die richtlijn behoort te vallen en in het verlengde daarvan de ontwerp EOM verordening. Ik ben voornemens om tijdens het ontbijt aan te geven, dat het arrest geen wijziging brengt in het eerder door Nederland ingenomen standpunt dat btw fraude dient te worden uitgesloten van de ontwerp fraude richtlijn. Voor mij is de bevoegdheid van het EOM daarmee niet aan de orde. Op ambtelijk niveau is gebleken dat niet valt uit te sluiten dat er lidstaten zijn die in het arrest een aanleiding zien om een soepelere opstelling te kiezen. Ik zal daar aandachtig naar luisteren en in het verslag van de raad de Kamer hierover berichten.

Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad inzake de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn

In de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 8-9 oktober a.s., die ik u op 30 september jl. zond, berichtte ik u dat het Luxemburgse voorzitterschap ernaar streefde dit richtlijnvoorstel voor het einde van het jaar af te ronden. Ik gaf daarbij aan dat ik nog niet kon inschatten of dat ook zou lukken, mede doordat een aantal artikelen waarover de Raad en het Europees parlement verschillend denken nog niet inhoudelijk was besproken. Ondanks dat gegeven, is dit dossier nu echter in een stroomversnelling terechtgekomen en daarover informeer ik u graag nader.

Op 1 oktober jl. is van de rapporteur van het Europees parlement een alomvattend compromisvoorstel ontvangen. Inhoudelijk kan ik daar nog niet gedetailleerd op ingaan, omdat dit een intern raadsdocument betreft (limité document 12497/15). Wel kan ik u melden dat artikel 5, tweede lid, van het richtlijnvoorstel, het artikel inzake het gebruik van feitelijke en wettelijke aannames, een sleutelrol speelt in de mogelijkheid om op korte termijn nader tot elkaar te komen. Het voorstel komt er in grote lijnen op neer dat de rapporteur de Raad dringend verzoekt om tegemoet te komen aan de wensen van het Europees parlement met betrekking tot dat artikel 5, tweede lid. Het Europees parlement zou dan op zijn beurt bereid zijn om de algemene oriëntatie van de Raad, zoals aangepast door de meest recente compromisvoorstellen vanuit de Raad, zeer welwillend te bekijken. En wanneer op enkele punten nog een aanpassing kan worden doorgevoerd, zou het naar verwachting met die teksten kunnen instemmen.

Dit compromisvoorstel wordt op woensdag 7 oktober a.s., de dag van het AO JBZ, besproken op het niveau van een raadswerkgroep. Dan wordt geïnventariseerd hoe de verschillende lidstaten tegen dit voorstel aankijken. Aangezien het voorstel aansluit bij de uitgangspunten die eerder met Uw Kamer zijn besproken – aansluiting bij het EVRM en een hoog beschermingsniveau met een evenwichtige balans tussen de rechten van de verdachte en een ordentelijk strafproces – zal Nederland tijdens deze bespreking een positieve grondhouding aannemen. Ook de rapporteur moet haar voorstel nog bespreken met de schaduwrapporteurs op dit dossier. Mochten deze besprekingen leiden tot besluitvorming, dan zal ik u daarover uiteraard graag nader informeren in de volgende geannoteerde agenda, of zoveel eerder als mogelijk is.

Lunchbespreking 8 oktober: migratie en ontwikkelingssamenwerking

Het discussieonderwerp dat op 8 oktober voorligt tijdens de migratielunch op de aanstaande JBZ-Raad, is de verwevenheid tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking. De verbinding tussen deze beleidsterreinen heeft de afgelopen jaren meer aandacht gekregen, in Europa onder meer door het Rabat- en Khartoum Proces. Tegen de achtergrond van de huidige migratieproblematiek en de duurzame ontwikkeling van de hedendaagse crisisgebieden, alsmede de Top van Valletta in november, heeft het Voorzitterschap dit onderwerp geagendeerd. Het kabinet heeft in zijn brief van 8 september uiteengezet dat een langetermijnoplossing voor de huidige migratieproblematiek alleen kan worden gevonden wanneer de grondoorzaken worden aangepakt, alsook een betere opvang in de regio. Dit vergt duurzame investeringen in deze regio ten behoeve van de stabiliteit en economische voorspoed.

Toekomst van het beheer van de buitengrenzen

Aan de agenda van de JBZ-Raad is te elfder ure het agendapunt de toekomst van het beheer van de buitengrenzen toegevoegd. In een discussiepapier heeft het Voorzitterschap de lidstaten een aantal vragen voorgelegd die onder meer zien op de versterking van de Europese buitengrenzen, de rol hierin van Frontex en de inzet van nieuwe technologieën voor grensbeheer. Het kabinet is van mening dat een versterking van de controles aan de Europese buitengrenzen noodzakelijk is en dat Frontex in staat moet worden gesteld om effectiever en efficiënter te reageren. Daarnaast is het kabinet van mening dat nieuwe technologieën kansen bieden voor het verbeteren van het grensbeheer, waarbij de balans tussen veiligheid en mobiliteit moet worden bewaakt.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

zie Doc. 12621/15

X Noot
2

Kamerstuk 32 317, nr. 314

X Noot
3

Kamerstuk 32 317, nr. 302

Naar boven