Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32317 nr. 34 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32317 nr. 34 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2011
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Immigratie en Asiel, de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 24–25 februari 2011 in Brussel aan.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 24–25 februari 2011 te Brussel
Raad
Wetgevende besprekingen
Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal de Commissie een voorstel presenteren voor een wijziging van Verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I). Verordening Brussel I wordt als fundament beschouwd van de civielrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. Zij is van toepassing op zowel verbintenissen uit overeenkomst als op verbintenissen uit onrechtmatige daad en op eigendomsvorderingen. De verordening wijst het voor de beslechting van een grensoverschrijdend geschil bevoegde gerecht aan en zorgt voor de vlotte erkenning en tenuitvoerlegging van in andere lidstaten gegeven rechterlijke beslissingen. Hoofdregel is de bevoegdheid van de rechter van de lidstaat waar de verweerder woont. Daarnaast bevat Brussel I alternatieve bevoegdheden voor vorderingen uit overeenkomst of onrechtmatige daad en beschermende bevoegdheidsregels voor consumenten, verzekeringnemers en werknemers.
In de praktijk is gebleken dat de verordening Brussel I een aantal tekortkomingen vertoont, die voor een goede werking van de verordening dienen te worden opgelost.
Het voorstel voor wijziging heeft betrekking op:
– afschaffing van de intermediaire procedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen (exequatur); daarvoor in de plaats komen drie rechtsmiddelen (twee in het land van tenuitvoerlegging en één in het land van herkomst); voor beslissingen in smaadprocedures en collectieve procedures voor schadeloosstelling blijft het exequatur gehandhaafd;
– uitbreiding van de bevoegdheidsregels van de verordening tot geschillen waarbij verweerders uit derde landen zijn betrokken;
– introductie van bepalingen die, bij aanhangigheid van twee procedures in verschillende lidstaten over eenzelfde vordering, een door partijen aangewezen rechter voorrang verlenen om als eerste te beslissen over zijn bevoegdheid (forumkeuze);
– handhaving van de uitsluiting van arbitrage van het toepassingsgebied van de verordening en introductie van een regeling inzake de verhouding tussen arbitrage en een gerechtelijke procedure.
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de afschaffing van het exequatur mits daar de nodige waarborgen tegenover staan in het land van herkomst van de rechterlijke beslissing en het land waar die beslissing moet worden erkend en ten uitvoer gelegd. Voorts is Nederland in beginsel positief ten aanzien van een heldere afbakening tussen de arbitrageprocedure en de ingevolge Brussel I gewoonlijk bevoegde rechter en over de wijzigingsvoorstellen inzake de forumkeuze. Een eventuele regeling in Brussel I mag echter de ratificatie van het Haags Forumkeuzeverdrag niet frustreren. Nederland heeft aangedrongen op een spoedige ratificatie van het Haags Forumkeuzeverdrag. Met betrekking tot geschillen waarbij verweerders uit derde landen zijn betrokken heeft Nederland – gelet op de benodigde reciprociteit – de voorkeur voor een behandeling in het kader van de Haagse Conferentie.
Op 30 september 2010 is het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn over aanvallen op informatiesystemen verschenen. Het betreft omzetting van het bestaande kaderbesluit van 2005 in een richtlijn. Ten opzichte van het kaderbesluit bevat het voorstel enkele aanvullingen. Het gaat daarbij onder andere om bepalingen over de minimale maximumstraffen en strafverzwarende omstandigheden. Ook wordt de justitiële samenwerking verder versterkt door lidstaten ertoe te verplichten snel – via het al bestaande 24/7 netwerk van contactpunten voor cybercriminaliteit – te reageren op urgente informatieverzoeken.
De JBZ-Raad heeft op 8–9 november 2010 het voorstel verwelkomd (Kamerstukken II 2010/11, 32 317, nr. 27). Het voorstel wordt momenteel behandeld in de raadswerkgroep. Het Hongaarse Voorzitterschap streeft ernaar nog in het eerste halfjaar van 2011 een algemene benadering te bereiken.
Het kabinet heeft in een BNC-fiche van 8 november 2010 (Kamerstukken II, 2010/11, 22 112, nr. 1082) zijn standpunt ten aanzien van dit voorstel aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. Nederland staat positief tegenover het voorstel. De aanpak van cybercriminaliteit op het niveau van de Europese Unie is een uit het Stockholm Programma voortvloeiende prioriteit. Ondersteuning daarvan ligt in het verlengde van de in het regeerakkoord opgenomen ambitie van het kabinet om tot een integrale aanpak van cybercriminaliteit te komen.
De Raad heeft tijdens de bijeenkomst op 2–3 december 2010 een algemene oriëntatie bereikt over het voorstel voor een richtlijn betreffende het recht op informatie in strafprocedures. De ontwerp-richtlijn is vervolgens aan het Europees Parlement voorgelegd. Het voorstel beoogt minimumregels vast te stellen met betrekking tot het recht van de verdachte geïnformeerd te worden over een aantal essentiële strafprocessuele rechten die hem toekomen en over de zaak die tegen hem loopt.
Het voorzitterschap zal de Raad naar verwachting informeren over de stand van de behandeling van het voorstel. Naar de huidige stand van zaken wordt geen inhoudelijke discussie verwacht.
Het betreft een presentatie van het nieuwe voorstel voor een richtlijn voor uitwisseling van gegevens van vliegtuigpassagiers (Passenger Name Records (PNR)) in de EU. Dit voorstel is op 2 februari 2011 door de Europese Commissie gepubliceerd. Met dit voorstel voldoet de Commissie aan de oproep in het Stockholm Programma.
Een eerder Commissievoorstel tot een kaderbesluit EU PNR uit 2007 kon niet volledig afgehandeld worden vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Hierdoor werd een nieuw voorstel noodzakelijk.
De concept-richtlijn beoogt de voorwaarden vast te stellen voor het gebruik van PNR-gegevens ten behoeve van het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische en andere zware misdrijven. Het voorstel verplicht luchtvaartmaatschappijen om de bij hen beschikbare PNR-gegevens voor internationale vluchten aan de overheid te verstrekken voorafgaand aan vertrek, zodat deze gegevens voor het hiervoor genoemde doel kunnen worden geanalyseerd. Door met een geharmoniseerd Europees systeem te komen verwacht de Europese Commissie te voorkomen dat er grote systeemverschillen binnen de EU ontstaan met betrekking tot het verzamelen van PNR-gegevens. Dit kan resulteren in een ongelijk databeschermingsniveau, en in hogere kosten en juridische onzekerheden voor passagiers en luchtvaartmaatschappijen.
Het voorstel besteedt veel aandacht aan de bescherming van persoonlijke data, onder meer door:
– een beperkte doelbinding,
– een beperkte bewaartermijn,
– een verbod op het verzamelen en gebruik van gevoelige gegevens,
– de beveiliging van de data,
– passagiers recht op inzage in en herstel van hun persoonlijke gegevens te geven,
– het anonimiseren van de PNR-gegevens na 30 dagen,
– een verbod om uitsluitend op basis van een automatische analyse van de PNR-gegevens beslissingen te nemen die juridische gevolgen hebben voor de betrokken passagier.
Het standpunt van het kabinet zal zoals gebruikelijk worden neergelegd in een BNC-fiche dat aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden.
Niet-wetgevende besprekingen
De stand van zaken met betrekking tot de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone zal worden besproken. Voor Roemenië zijn de technische evaluaties afgerond, voor wat betreft Bulgarije is er nog één evaluatie voorzien. De technische evaluatierapporten die zien op de formele eisen voor toetreding tot de Schengenzone van beide landen zijn overwegend positief.
Voor Nederland geldt evenwel dat de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone op dit moment te vroeg is. Ook Duitsland, Frankrijk en Finland zijn die mening toegedaan. Het kabinet zal bij de beoordeling van de gereedheid van Bulgarije en Roemenië voor toetreding tot Schengen de rapportages van de Europese Commissie over de voortgang van beide landen in het kader van het Coöperatie en Verificatie Mechanisme (CVM) betrekken.
In de brief inzake de voortgangsrapportage over het CVM van de Commissie (Kamerstukken II, 2009/10, 23 987, nr. 110) is gesteld dat Nederland met de Commissie van mening is dat het CVM de Europese Unie en de lidstaten, in het bijzonder Bulgarije en Roemenië, slechts ten dele gebracht heeft waarop werd gehoopt bij de instelling van het mechanisme.
De Europese Commissie zal een mondelinge toelichting geven over de uitwerking van de verklaring die zij heeft afgelegd tijdens de JBZ-Raad van 8 en 9 november 2010.
Deze verklaring gaat over de monitoring van de visumvrijstelling voor onderdanen uit de landen van de Westelijke Balkan (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, Servië en Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM)), die over een biometrisch paspoort beschikken (zie het verslag van deze JBZ-Raad, Kamerstukken I, 2010/11, 32 317, T).
Nederland is een voorstander van het bestaande, voorafgaande toezicht op het volledig en aantoonbaar voldoen aan alle voorwaarden voor een mogelijke vrijstelling van de visumplicht bij overschrijding van de buitengrenzen voor een periode van maximaal negentig dagen per half jaar. Daarnaast is Nederland pleitbezorger van een monitoring- en controlemechanisme van daadwerkelijke betekenis waarin ondubbelzinnig is vastgelegd dat, mochten er problemen ontstaan, de Europese Commissie dringend en op korte termijn actie zal ondernemen wanneer één of meer lidstaten die signaleren. Daarbij dienen een tijdelijke opschorting van de visumliberalisatie alsook een aanpassing van de Verordening (EG) nr. 539/2001 tot de mogelijkheden te behoren.
Nederland zal bij de uitwerking van het follow-up mechanisme door de Europese Commissie dezelfde proactieve houding innemen als die tijdens de JBZ-Raad van november jl. heeft geleid tot versterking van het follow-up mechanisme in de verklaring van de Europese Commissie.
In 2011 viert de UNHCR het zestigjarige bestaan van het Vluchtelingenverdrag en het vijftigjarige bestaan van het Verdrag tegen Staatloosheid. In dat kader brengt de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN, de heer Antonio Guterres, een bezoek aan de Raad, waarbij hij aandacht zal vragen voor de bescherming van vluchtelingen en het tegengaan van staatloosheid.
Nederland zal tijdens de Raad inzetten op versterking van vluchtelingenbescherming in regio’s van herkomst van vluchtelingen.
Op 25 en 26 november 2010 vond de oprichtingsvergadering van het Europees Asielagentschap (EASO) plaats. Nederland heeft lang geijverd voor dit agentschap van de EU. Het nieuwe agentschap heeft ten doel de asieldiensten van de lidstaten te ondersteunen bij hun uitvoering van het asielbeleid en de onderlinge praktische samenwerking. Mogelijk zal het werkprogramma van 2011 toegelicht worden.
Op 15 september 2010 heeft Griekenland zijn nationaal actieplan inzake migratiebeheer en de hervorming van het asielstelsel gepresenteerd. Dit actieplan voorziet onder andere in een herstructurering en verbetering van de Griekse asielprocedure. Onderdeel van het plan vormt het opzetten van een nieuwe asieldienst, het opzetten van screeningcentra, en het realiseren en verbeteren van opvangplaatsen en detentiecentra.
Het kabinet zet zich er voor in dat de EU Griekenland blijft ondersteunen. Deze ondersteuning dient te geschieden in samenwerking met het Europees asielagentschap EASO, de Europese Commissie, de UNHCR en andere lidstaten en is er op gericht de bewaking van de buitengrenzen en de asielprocedure (met inbegrip van de opvang van asielzoekers en de centra voor vreemdelingendetentie) op het vereiste niveau te brengen. Griekenland blijft echter zelf primair hiervoor verantwoordelijk. Nederland heeft zijn operationele steun bij de implementatie van het Griekse nationale actieplan reeds toegezegd.
De Europese Commissie heeft de terug- en overnameovereenkomsten van de EU geëvalueerd. Alhoewel de mededeling nog niet is gepubliceerd, heeft de Europese Commissie aangegeven dat deze in hoofdlijnen zal zien op de kwaliteit van terugkeerdata, inbedding van terug- en overname in het bredere buitenlandsbeleid, en de waarborging van fundamentele rechten.
Het kabinet ziet uit naar de mededeling. Versterking van de inbedding van terug- en overname als integraal onderdeel van het bredere buitenlandsbeleid sluit aan bij het prioritaire streven van Nederland om het terugkeer- en uitzetbeleid te intensiveren. Nederland zal hierop in internationale contacten en het bilateraal verkeer met landen van herkomst kabinetsbreed inzetten. Nederland verwelkomt dan ook het streven om dit ook in EU-verband te doen. Onlangs is Nederland begonnen met de separate registratie van terugkeer op basis van terug- en overnameovereenkomsten waardoor Nederland in de toekomst de Commissie nauwkeuriger van informatie kan voorzien.
Nederland zal tijdens deze JBZ-Raad in het bijzonder aandacht vragen voor het belang van het boeken van vooruitgang in onderhandelingen waar tot op heden geen resultaat is behaald.
De onderhandelingen die de Europese Commissie sinds 2005 namens de lidstaten met Turkije voert over een terug- en overnameovereenkomst leidde in januari 2011 tot een beginselakkoord over een dergelijke overeenkomst.
De terug- en overnameovereenkomst regelt de terugname van eigen onderdanen, de overname van staatlozen en derdelanders en voorts de doorgeleiding van onderdanen afkomstig uit derde landen naar het land van herkomst. Nederland zal van de overeenkomst primair gebruik maken voor de terugkeer van Turkse onderdanen.
Aan de overeenkomst is een verklaring gehecht dat de partijen de samenwerking zullen versterken op het visumterrein om het people-to-people contact te bevorderen.
De EU en Nederland hechten veel belang aan goed functionerende terug- en overnameovereenkomsten met buurlanden waaronder Turkije. Nederland verwelkomt dan ook een overnameovereenkomst met Turkije.
Op 22 november 2010 is de mededeling van de Europese Commissie over de EU Interne Veiligheidsstrategieverschenen.De mededeling beoogt strategische doelen voor de interne veiligheid vast te stellen, specifieke acties te identificeren om deze doelen te bereiken en daarbij de betrokken actoren en tijdsplanning vast te stellen en een duidelijk proces ter implementatie van de strategie voor te stellen. De Tweede Kamer is via een kabinetsreactie (Kamerstukken II, 2011/11, 32 317 nr. 32) ingelicht over het standpunt van het kabinet. Het kabinet verwelkomt de mededeling van de Commissie. Het aanpakken van veiligheidsproblemen en het vergroten van het veiligheidsgevoel bij de burger is een speerpunt van dit kabinet.
De ontwerp-Raadsconclusies verwelkomen de strategie en stemmen in met de vijf voorgestelde strategische doelen (verstoren van internationale criminele netwerken, voorkomen van terrorisme en het adresseren van radicalisering en rekrutering, verhogen van het niveau van veiligheid voor burgers en bedrijfsleven in cyberspace, vergroten van veiligheid door grensbeheer, Europa’s weerbaarheid vergroten bij rampen en crises)en benadrukken het belang van goede implementatie van de voorgestelde en tevens reeds bestaande regelgeving en acties. Ook wordt vastgesteld dat de lidstaten via het Comité voor de Interne Veiligheid van de EU (COSI) een rol hebben bij het verder ontwikkelen, monitoren en implementeren van de EU Interne Veiligheidsstrategie. In de ontwerp-conclusies wordt verder benadrukt dat het intensiveren van de aanpak van alle dreigingen betekent dat hier ook middelen voor beschikbaar moeten worden gemaakt. Ten slotte wordt gesteld dat ook de externe dimensie van de veiligheidsstrategie verder moet worden uitgewerkt door de Commissie in samenspraak met alle relevante actoren, waaronder de lidstaten.
Nederland kan instemmen met de ontwerp-Raadsconclusies.
Op 21oktober 2010 heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd waarin zij een strategie heeft aangekondigd die beoogt het Handvest voor de Grondrechten effectief te implementeren in de gehele EU-wetgevingsprocedure. De EU moet daarmee het toonbeeld zijn van respect voor de grondrechten. Het uitbrengen van de strategie is geplaatst tegen de achtergrond van een aantal ontwikkelingen op het terrein van de grondrechten binnen de EU, zoals het feit dat het Handvest juridisch bindend is geworden, en de aanstaande toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het kabinet heeft in een BNC-fiche van 29 november 2010 (Kamerstukken II, 2010/11, 22 112, nr. 1097) zijn standpunt ten aanzien van deze mededeling aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. Nederland hecht grote waarde aan de naleving van grondrechten binnen de EU. De strategie draagt er aan bij dat men primair binnen de rechtsorde van de EU toeziet op naleving van de grondrechten en dat de garanties daartoe verder worden versterkt. Nederland verwelkomt daarom de voorgestelde (aanvullende) maatregelen ten behoeve van de daadwerkelijke naleving van grondrechten binnen de EU.
De ontwerp-Raadsconclusies hebben betrekking op de wijze waarop de Raad grondrechten in acht moet nemen in zijn eigen werkmethoden. Nederland kan deze ontwerp-Raadsconclusies steunen. Ook steunt Nederland het geven van een rol in dit kader aan de Raadswerkgroep grondrechten, burgerrechten en vrij verkeer van personen onder duidelijk vastgelegde voorwaarden. Hierbij moet wel de rol die de juridische dienst van de Raad speelt bij toetsing aan het Handvest worden gegarandeerd en moeten onnodige nieuwe procedures worden voorkomen. Ten slotte onderschrijft Nederland de meerwaarde van het betrekken van het EU-Grondrechtenagentschap zolang dit gebeurt op een wijze die aansluit bij het huidige mandaat van het agentschap.
Op 4 november 2010 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht inzake «Een integrale aanpak van de bescherming van persoonsgegevens in de Europese Unie». Deze mededeling vormt het uitgangspunt voor verdere besprekingen over de herziening van richtlijn gegevensbescherming uit 1995. Hierin zijn redenen voor de herziening in een samenhangend wettelijk kader uiteengezet, waaronder de omgang met de gevolgen van nieuwe technologieën, de noodzaak tot uitwerking van de interne marktdimensie, verbetering van de mogelijkheden voor internationale gegevensdoorgifte, effectievere handhaving van het gegevensbeschermingsrecht en meer samenhang in het totale wettelijke kader. Tijdens de Raad van 2 en 3 december 2010 heeft een oriënterend debat plaatsgevonden over de mededeling.
De ontwerp-Raadsconclusies inzake de mededeling van de Commissie zijn op 10 december 2010 verschenen. Over de tekst is vervolgens op raadswerkgroepniveau onderhandeld. De Raad wordt thans gevraagd in te stemmen met de Raadsconclusies. De Raadsconclusies onderschrijven de uitgangspunten van de Mededeling van de Commissie in grote lijnen. Nederland heeft bij de formulering van de Raadsconclusies aandacht gevraagd voor de noodzaak om op het terrein van politie en justitie afzonderlijke regels voor de bescherming van persoonsgegevens te kunnen vaststellen en voor de noodzaak het kaderbesluit dataprotectie te evalueren. Ook heeft Nederland aandacht gevraagd voor de verschillende mogelijkheden om verlichting van administratieve lasten voor het bedrijfsleven te bereiken, door middel van zelfregulering, en de uitwerking van het accountabilitybeginsel.
Als toegezegd zal het kabinet in maart 2011 in een nadere visie op privacy ingaan op de verhouding tussen de in het regeerakkoord in het vooruitzicht gestelde maatregelen ter verbetering van de privacy en komende ontwikkelingen in Europees verband.
Europol zal tijdens deze bijeenkomst van de JBZ-Raad een korte presentatie geven over de eerste ervaringen die deze organisatie heeft opgedaan bij de uitvoering van de overeenkomst tussen de EU en de Verenigde Staten betreffende het zogenoemde Terrorist Finance Tracking Programme (TFTP). Op 28 juni 2010 hebben de EU en de Verenigde Staten een overeenkomst gesloten over de uitwisseling en verwerking van bepaalde betalingsverkeergegevens. Deze overeenkomst, die tot doel heeft bij te dragen aan de bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering, is op 1 augustus 2010 in werking getreden. Europol is een centrale rol toebedeeld bij de toetsing van de Amerikaanse verzoeken om de verstrekking van gegevens aangaande internationaal betalingsverkeer. De Europese Commissie is inmiddels op verzoek van de Raad en het Europees Parlement een studie gestart naar de haalbaarheid van een Europees TFTP. Deze studie zal naar verwachting uiterlijk 1 augustus 2011 zijn afgerond.
Nederland kan instemmen met het voorstel om de website van het Europees Justitieel Netwerk Civiel (EJN) te migreren naar het Europese e-Justice portaal. Het past in het streven om op Europees niveau alle relevante informatie op justitie-terrein op één centraal punt te presenteren. Dit komt de eenduidigheid voor de Europese burgers en juridische beroepsbeoefenaren ten goede. Het handhaven van een zelfstandige website voor het EJN moet dan ook als onwenselijk worden beschouwd. Wel hecht Nederland waarde aan een duidelijke zichtbaarheid van het Europees Justitieel Netwerk binnen het Europese e-Justice portaal. De door de Commissie gekozen oplossing – een zichtbaar logo van het EJN op de homepage van het e-Justice portaal en het op de EJN-pagina’s weergeven van het bericht dat de inhoud ervan afkomstig is van het Europees Justitieel Netwerk Civiel – zal hieraan bijdragen. Tegelijkertijd moet worden benadrukt dat het EJN de vrijheid behoudt om nieuwe onderwerpen op het portaal te plaatsen.
Gemengd Comité
Naar verwachting zal de Europese Commissie een stand van zaken presenteren voor wat betreft de planning en implementatie van het Visum Informatiesysteem (VIS). Het VIS is het systeem dat ontwikkeld wordt door de Europese Commissie conform de VIS-verordening en het Raadsbesluit en beoogt via de uitwisseling van visuminformatie tussen lidstaten:
– de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren;
– visumshopping tegen te gaan;
– fraude te bestrijden;
– de (buiten)grenscontrole te verbeteren;
– personen te identificeren die niet (langer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging; en
– bij te dragen aan het voorkomen van bedreigingen van de interne veiligheid.
De huidige planning van de Europese Commissie is erop gericht om het centrale VIS op 24 juni 2011 technisch gereed te hebben voor gebruik. De lidstaten zullen gevraagd worden om conform artikel 48 van verordening 767/2008 zich gereed te melden om te beginnen in de eerste regio (Noord-Afrika) en de controles aan de buitengrenzen uit te voeren. Op basis van de meldingen van de lidstaten, zal de begindatum worden bepaald door de Europese Commissie. Naar verwachting streeft de Europese Commissie om zo snel mogelijk het VIS operationeel te maken na het gereed komen van het centrale systeem. De voorbereidingen in Nederland met betrekking tot de implementatie van het VIS liggen op schema.
Tijdens de JBZ-Raad op 7 oktober 2010 zijn Raadsconclusies met betrekking tot het Schengen Informatie Systeem (SIS II) aangenomen. In deze Raadsconclusies staat dat de Commissie de Raad en het Europees Parlement op reguliere basis (elke JBZ-Raad) op de hoogte zal houden van de ontwikkelingen aangaande het project SIS II.
Grensagentschap Frontex zal het werkprogramma 2011 presenteren. Dit werkprogramma is in grote lijnen een voortzetting van het programma dat in 2010 is uitgevoerd. Het voorlopige budget van Frontex is voor 2011 iets lager dan in 2010: ruim € 86 miljoen. Van dit bedrag wordt 62% besteed aan operationele activiteiten. Frontex verwacht echter in 2011 door een efficiënter gebruik van middelen ruim 10% meer gezamenlijke operaties te coördineren dan in 2010. Operatie POSEIDON, die aan de Griekse buitengrenzen op zee en aan land wordt uitgevoerd, zal het gehele jaar plaatsvinden.
Het kabinet steunt het voorliggende werkprogramma. Het is belangrijk dat de lidstaten, via onder meer de ondersteuning door Frontex, samenwerken bij het beheer van de buitengrenzen. De problematiek die hiermee samenhangt, zoals illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit, is een problematiek die in haar aard een gezamenlijke aanpak van de lidstaten vereist.
Zie de annotatie bij agendapunt 8 van de Raad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-34.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.