32 317 JBZ-Raad

Nr. 228 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2014

Naar aanleiding van het ordedebat op 17 april jl. heeft u mij gevraagd om een brief over de aanpak van illegale migratie in Europees verband (Handelingen II 2013/14, nr. 77, Regeling van Werkzaamheden). Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

De bestrijding van illegale migratie en migratiecriminaliteit aan de buitengrenzen is bij uitstek een terrein waar Europese samenwerking noodzakelijk is. De oorzaken daarvan zijn onder andere de omvang van de migratiedruk, de omstandigheden aan de buitengrenzen en de vaak slechte humanitaire, sociaaleconomische en politieke omstandigheden in de bron- en transitlanden. Het belang van een integrale aanpak wordt versterkt door het feit dat veel migranten, na het overschrijden van de buitengrenzen, niet in het land van binnenkomst blijven, maar doorreizen naar andere lidstaten om daar illegaal te verblijven of om asiel te vragen. Vanuit dat perspectief is het tevens van belang voor Nederland dat illegale migratie aan de zuidelijke en oostelijke grenzen van de EU wordt tegengegaan.

Het belang van Europese samenwerking werd vorig jaar na de ramp bij Lampedusa wederom onderstreept. Naar aanleiding van deze ramp is de task force voor het Middellandse Zeegebied (TFM) opgericht die op basis van de beginselen preventie, bescherming, handhaving en solidariteit 38 concrete maatregelen heeft geïdentificeerd. Deze maatregelen liggen op het gebied van samenwerking met derde landen, regionale beschermingsprogramma’s, hervestiging en legale migratie, aanpak van georganiseerde migratiecriminaliteit, het versterken van grensbewakingsoperaties en het (financieel) ondersteunen van lidstaten onder verhoogde migratiedruk. Nederland heeft er op ingezet dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande kaders en instrumenten, dat deze waar nodig versterkt worden, en dat de benodigde financiële middelen binnen de begroting en de fondsen van de EU worden gevonden. Voor het Nederlandse standpunt over de maatregelen uit de TFM verwijs ik u naar het BNC-fiche dat op 24 januari jl. met de Kamer is gedeeld (Kamerstuk 22 112, nr. 82).

De zuidelijke lidstaten hebben op 16 april jl. een gezamenlijke verklaring opgesteld waarin zij aandacht vragen voor de situatie aan de zuidelijke buitengrenzen en maatregelen voorstellen om illegale migratie tegen te gaan. Een groot deel van deze maatregelen komt overeen met de maatregelen uit de TFM. Zo wordt in de verklaring wederom het belang onderstreept van de verdere integratie van het onderwerp migratie in het buitenlands beleid van de EU en het effectiever samenwerken met derde landen, mede op het terrein van terugkeer en bestrijding van mensensmokkel. Het kabinet hecht daarom belang aan een goede coördinatie van en voortvarende uitvoering van de actiepunten uit de TFM. In de JBZ Raad van juni worden de lidstaten door de Commissie geïnformeerd over de voortgang. Ikzelf heb mij tijdens de JBZ-Raad van 5 maart jl. ingezet voor een gezamenlijke, effectieve EU-aanpak binnen de kaders die worden gegeven door de Totaalaanpak voor migratie en mobiliteit, mobiliteitspartnerschappen, de terugkeerstrategie en regionale dialogen en processen. Eensgezind optreden van de lidstaten en de EU instellingen is essentieel om betere resultaten te boeken. Samen met de CIE en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) moet worden bezien hoe de instrumenten van de EU hiervoor kunnen worden ingezet.

Tegelijk met de noodzaak van een integrale aanpak op EU niveau, hecht het kabinet aan het beginsel dat iedere lidstaat in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor de eigen grensbewaking en asielinstroom die conform de internationale verplichtingen behandeld dienen te worden. Dit houdt ook in dat elke lidstaat verantwoordelijk is voor voldoende capaciteitsopbouw die rekening houdt met een fluctuerende instroom. Bovendien kunnen lidstaten met een disproportionele migratiedruk aanspraak maken op aanvullende solidariteitsmaatregelen, bijvoorbeeld via financiële hulp vanuit de EU-migratiefondsen en praktische ondersteuning via de agentschappen EASO en Frontex. Deze solidariteitsmaatrelen hebben als inzet structurele verbeteringen aan te brengen in het stelsel van de betreffende lidstaat, zodat deze in staat is een (fluctuerende) instroom conform de bestaande standaarden te behandelen. In geval van uitzonderlijk hoge instroom kunnen lidstaten tevens een beroep doen op de noodgelden die binnen de EU-fondsen hiervoor beschikbaar zijn. Naar aanleiding van de ramp bij Lampedusa zijn lidstaten ook door de Commissie financieel ondersteund en heeft Frontex ter versterking van de operaties in de Middellandse Zee in 2013 en 2014 extra budget ontvangen. De ondersteuning van lidstaten door de agentschappen is een goed voorbeeld waarin EU-solidariteit tot uiting komt. Op deze manier stellen lidstaten reeds jaren extra capaciteit (personeel en materieel) beschikbaar aan de lidstaten die hulp nodig hebben bij hun grensbewaking en afhandeling van de asielinstroom. Bulgarije is een recent voorbeeld waarin dankzij de (financiële) ondersteuning vanuit de EU belangrijke stappen zijn gezet in het verbeteren van de grensbewaking en afhandeling van de migratiestromen. Op multilateraal niveau neemt Nederland zijn verantwoordelijkheid door onder andere personeel en materieel aan te bieden aan de agentschappen. Zo heeft Nederland in de afgelopen jaren honderden experts (grenswachters, document- en asielexperts en tolken) ingezet in Frontex en EASO operaties in verschillende lidstaten die onder grote druk stonden van illegale migratie. Ook voor 2014 levert Nederland personeel en materieel aan dergelijke operaties.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven