32 317 JBZ-Raad

Nr. 225 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 april 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 20 februari 2014 overleg gevoerd met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 februari 2014 met de aanbieding van de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 3 en 4 maart 2014 in Brussel en een recent monitoringsoverzicht (1e kwartaal 2014) van JBZ-dossiers (Kamerstuk 32 317, nr. 215);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 januari 2014 inzake het fiche Mededeling vrouwelijke genitale verminking uitbannen (Kamerstuk 22 112, nr. 1774);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 7 februari 2014 bij de aanbieding van het verslag van de informele JBZ-Raad gehouden op 23 en 24 januari 2014 (Kamerstuk 32 317, nr. 213);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 11 februari 2014 inzake de agendering van de richtlijn seizoensarbeid als A-punt (32 452, nr. 13);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 19 februari 2014 inzake de toelatingsregelingen voor investeerders/vermogende vreemdelingen in andere lidstaten (Kamerstuk 30 573, nr. 123).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Smulders

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Azmani, Fritsma, Gesthuizen, Van Hijum, Jadnanansing en Maij,

en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 12.02 uur.

De voorzitter: Goedemiddag, hierbij open ik de vergadering over de JBZ-Raad van 3 en 4 maart, in het bijzonder over de onderwerpen op het terrein van asiel- en vreemdelingenbeleid. Ik heet eenieder welkom. De spreektijd bedraagt vier minuten per woordvoerder. Er mag twee keer worden geïnterrumpeerd.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik begin met de beeldvorming rond vluchtelingen en specifiek met Spanje, een land dat migranten tegenhoudt door op ze te schieten. Ik vind dat afschuwelijk. Wat is de reactie van de staatssecretaris? Wist hij er al van? Hoe wordt het land hierop aangesproken? Dit lijkt te passen in de steeds negatievere houding ten opzichte van vreemdelingen. In het verslag van de laatste informele JBZ-Raad worden terrorisme en grensbewaking in één adem genoemd. Minister Timmermans zei op 21 december 2013 in Vrij Nederland letterlijk: «Je ziet dat van de bootvluchtelingen die Europa bereiken, een schrikbarend hoog percentage van plan is kwaaie dingen uit te spoken, als crimineel of terrorist.» Wat vindt de staatssecretaris van zo’n uitspraak? In mijn ogen slaat het helemaal nergens op. Zo zegt ook Human Rights Watch. Een hoog percentage? Over hoeveel mensen hebben wij het dan? Bootvluchtelingen willen ontkomen aan vervolging en conflicten in landen als Eritrea, Somalië en Syrië. Door ze en masse weg te zetten als terroristen, misken je dat duizenden kinderen, vrouwen en mannen hun leven op het spel zetten voor hun toekomst. Graag een reactie.

Eerder wezen de VN er al op dat Frontex mensenrechten schendt. Ik heb niet het idee dat er met zo’n instelling verbetering in zal komen. Uiteraard moeten wij grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme voorkomen, maar niet door niemand meer toe te laten. Zo haal je namelijk juist mensensmokkel binnen. Hoe geven de Europese Commissie en Frontex invulling aan de juiste balans tussen het tegenhouden van terroristen en het toelaten van vluchtelingen?

Ik kom op de verkoop van verblijfsvergunningen. In december 2013, vrij recent nog, maar ook een jaar geleden vroeg de SP al om inzicht te verschaffen in de verschillende regelingen voor vermogende vreemdelingen. Uit de inventarisatie blijkt dat maar liefst 26 landen een dergelijke regeling hebben, allemaal compleet verschillend. Het is een wildgroei. Van veel landen is niet eens duidelijk op welke manier ze witwaspraktijken voorkomen. Het gaat om mensen die overigens gewoon nog steeds kunnen doorreizen naar andere Schengenlanden. Nog steeds ben ik van mening dat het krom is om rijke migranten meer rechten te geven dan asielzoekers. Ik blijf achter het voorstel van mijn collega Van Hijum staan: er zijn strenge en meer uniforme voorwaarden nodig en duidelijke regelingen.

Hoe is het met de Dublinoverdracht aan Bulgarije? Mij is ter ore gekomen dat de IND op dit moment het beleid heeft om niet meer te claimen op Bulgarije. Klopt dat? Het is voor mij slecht te controleren. Waarom wil de staatssecretaris dit niet gewoon op papier zetten? Het gaat niet om een tijdelijke stop, maar gewoon om het vastleggen van de voorwaarden waaronder overdrachten plaatsvinden, zodat de Kamer haar controle kan uitoefenen en mensen weten waar zij aan toe zijn. In de brief van de UNHCR hierover wordt inderdaad gesproken van verbeteringen en goede voornemens van Bulgarije. Ik maak er echter niet uit op dat op dit moment geen mensenrechten meer worden geschonden. Ik wacht liever het nieuwe rapport van de UNHCR in april af.

Tot slot de mogelijke toetreding tot Schengen van Bulgarije en Roemenië. Na de vorige rapportage vond de staatssecretaris het nog lastig om te beoordelen of hij de situatie in beide landen een 5 of een 6 moest geven. Hoe oordeelt hij nu over de situatie? Beide landen hebben volgens de SP wel vooruitgang geboekt – dat is onmiskenbaar – maar het is ook duidelijk dat nog steeds hard moet worden gewerkt en dat wij er nog lang niet zijn. Aan de versterking van de onafhankelijke rechtspraak en de integriteit en aan de strijd tegen corruptie, belangenverstrengeling en georganiseerde misdaad is nog lang geen einde gekomen. De regering zegt in haar reactie op de rapporten vrij weinig over de mogelijkheid tot toetreding tot Schengen. Er wordt alleen gemeld dat beide landen de aanbevelingen strikt moeten opvolgen en nog stappen moeten zetten om te waarborgen dat de hervormingen duurzaam en onomkeerbaar zijn. Dat lijkt mij een inkoppertje, maar met welke boodschap gaat de staatssecretaris naar de JBZ-Raad? Ik hoop van harte dat niet tijdens de Raad Algemene Zaken van 18 maart voor of tegen toetreding moet worden gestemd. Dat lijkt mij namelijk een verkeerd moment. Als dit wel het geval is, dan reken ik er zeker op dat Nederland tegenstemt.

De voorzitter: En dit allemaal in drie minuten!

Mevrouw Maij (PvdA): En ik wilde nog wel wat tijd afstaan, maar dat was dus niet nodig.

Voorzitter. Op de agenda staat een fiche met voorstellen voor het uitbannen van vrouwelijke genitale verminking of, zoals het vaak wordt genoemd, FGM. Er is sprake van een misdrijf dat eenvoudig over de grenzen kan worden gepleegd. Meisjes worden naar het land van herkomst gebracht om te worden besneden. In Nederland is er wetgeving om FGM uit te bannen. De Europese voorstellen sluiten aan bij de manier waarop Nederland kijkt naar het aanpakken van deze vorm van vrouwenmishandeling. Het ligt voor de hand dat wij er nu eerst voor zorgen dat in Europa één lijn wordt getrokken in de bestrijding hiervan. Dat de EU het probleem adresseert en oppakt, is zeer toe te juichen. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel EU-landen een aanpak hebben die vergelijkbaar is met die van Nederland? Welke concrete stappen wil de EU zetten om FGM uit te bannen? Vindt de Nederlandse regering dat er regelgeving nodig is of kan het nationaal georganiseerd worden? Nederland houdt bij asielbeoordeling rekening met genitale verminking. De dreiging daarvan kan resulteren in het toekennen van internationale bescherming. Hoeveel vrouwen hebben hierop een beroep kunnen doen en hebben de gevraagde bescherming gekregen? Weet de staatssecretaris of andere EU-lidstaten een vergelijkbaar beleid hanteren?

Ik kom op het verslag van de JBZ-Raad van de vorige keer. De PvdA heeft met interesse kennisgenomen van het verslag en het stuk over het post-Stockholmprogramma. Welke uitdagingen en prioriteiten ziet de Nederlandse regering voor de komende jaren op het terrein van asiel en migratie binnen de EU en bij de lidstaten? De PvdA snapt dat het nu de eerste prioriteit is om bestaande samenwerking te consolideren en de gewijzigde richtlijn in het kader van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS) de komende jaren te implementeren, zoals de regering ook aangeeft. Alle lidstaten moeten op voldoende wijze asielzoekers opvangen en beoordelen. Zoals bekend maakt de PvdA zich grote zorgen over landen als Griekenland en Bulgarije. Ik sluit mij aan bij de vragen van de SP als het gaat om Ceuta en Melilla. Daar maken ook wij ons zorgen over. De staatssecretaris stelt dat hij twijfelt aan de houdbaarheid van het stelsel op langere termijn. Wat bedoelt hij daar precies mee? Hij heeft op Europees niveau voor een studie gepleit. Wat voor soort studie bedoelt hij? Wat was de agenda van de high level stakeholders conference over het post-Stockholmproces, die eind januari plaatshad? Wie zaten daarbij, wie waren er namens Nederland, wat was de agenda en wat waren de uitkomsten?

In de geannoteerde agenda lezen wij dat in de JBZ-Raad ook gesproken zal worden over de toenemende migratiedruk. Er staat dat er een toename is van illegale immigratie. Is er niet vooral een toename van het aantal asielzoekers, bijvoorbeeld vanwege de oorlog in Syrië? Of neemt ook het aantal mensen toe dat geen legale toelating of asielbescherming in de EU beoogt? Als dat zo is, is de invalshoek natuurlijk iets anders. Ook de landen aan de buitengrenzen zouden, mogelijk met hulp van de Europese Unie, alle migranten die binnenkomen snel een kans moeten geven om verblijf aan te vragen of, als dat nodig is, bescherming. Heeft de staatssecretaris de indruk dat men dat vaak niet doet om te voorkomen dat men verantwoordelijk is voor een asielverzoek en vervolgens op grond van het Dublinverdrag met een claim kan worden geconfronteerd?

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Ik zal drie kwesties aan de orde stellen. Allereerst de discussie over de verkoop van paspoorten en verblijfsvergunningen. Samen met de SP hebben wij er al eerder aandacht voor gevraagd. Dank aan de staatssecretaris voor het overzicht, dat inderdaad transparant is en inzichtelijk maakt hoe er in de verschillende landen mee wordt omgegaan. De discussie is niet afgerond. De verschillen tussen lidstaten blijken enorm te zijn. Er zijn landen waar je inderdaad je nationaliteit kunt kopen: Cyprus, Malta en Oostenrijk. Er zijn landen die verblijfsvergunningen aanbieden aan vermogende vreemdelingen, maar steeds op totaal verschillende voorwaarden. Sommige landen, waaronder Nederland, proberen het behoorlijk in lijn te brengen met het selectieve migratiebeleid. Dan valt te denken aan een bijdrage aan de hoogwaardige kenniseconomie. In andere landen is het genoeg als je onroerend goed koopt. Mijn fractie vindt die verschillen niet in lijn met het Europese asiel- en migratiebeleid dat wij beogen te voeren. Wij hebben in afwachting van de brief een motie aangehouden, maar ik wil haar in aanloop naar de komende JBZ-Raad nu in stemming brengen. Ik hoop dat de staatssecretaris zich echt wil inzetten om op Europees niveau een discussie met elkaar te voeren over het strenger en uniformer omgaan met het toelaten van vermogende vreemdelingen. Ik heb de tekst van de motie aangepast naar aanleiding van suggesties van de staatssecretaris. Wij zijn de beroerdsten niet. Zowel de staatssecretaris als de VVD-fractie moet zich hierin toch kunnen vinden, zou ik zeggen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik hoor graag een duidelijke opvatting van het CDA. Is het nu wel of niet wenselijk om überhaupt verblijfsvergunningen of paspoorten te verkopen? Zegt het CDA: als het maar aan bepaalde voorwaarden voldoet en als er maar genoeg voor wordt gevraagd, dan kan het? Of zit het CDA meer op de lijn van mijn partij, in de zin dat het een hellend vlak is dat wij niet moeten betreden?

De heer Van Hijum (CDA): Deze discussie hebben wij ook met de staatssecretaris gehad. Wij zijn er niet helemaal ongevoelig voor dat je als lidstaat uiteindelijk gaat over de voorwaarden waaronder je mensen toelating of een nationaliteit verleent. Tegelijkertijd liggen er Europese afspraken over de vormen van migratie die wij gewenst vinden. Dat hebben wij in het Europese migratiebeleid opgeschreven. Het toelatingsbeleid zoals het nu vorm krijgt, staat op gespannen voet met die afspraken. Ik wil dat meer met elkaar in lijn brengen. Daarom heb ik ook zorgvuldig gekozen voor de woorden «strenger» en «uniformer». Wij moeten afstemming plegen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik concludeer dat de CDA-fractie er dus niet principieel op tegen is om op deze manier vermogenden tot de Schengenzone toe te laten.

De heer Van Hijum (CDA): De motie maakt dat niet onmogelijk, maar stelt wel de dwingende vraag of wij op deze manier de achterdeur open moeten zetten en daarmee ons eigen beleid en onze eigen afspraken moeten ondermijnen. Ik denk dat dat schadelijk is voor ons migratiebeleid en de deur openzet voor misbruik. Criminele vermogens kunnen makkelijker worden witgewassen, enz. Er zijn goede redenen om dit op de agenda te zetten.

Wat Roemenië en Bulgarije betreft kan ik mij aansluiten bij de vragen van mevrouw Gesthuizen. Ik hoor graag of nu ondubbelzinnig de conclusie is getrokken dat er voorlopig geen toelating tot Schengen zal plaatsvinden. Hoe zal de besluitvorming precies verlopen?

Komt ook de kwestie-Zwitserland op de JBZ-Raad aan de orde? Ik doel niet op het Zwitserse goud, wat ook een heel interessant dossier is, maar op het referendum over de quota migranten en op het voortrekken van autochtonen bij sollicitaties. Ik kan het mij heel goed voorstellen dat daar zorgen leven over de immigratie, ook tussen Europese lidstaten. Het gaat om zorgen over verdringing en om oneerlijke concurrentie. Kan Zwitserland zich makkelijk eenzijdig aan de afspraken met de EU onttrekken? Hoe staat de staatssecretaris daarin? Kunnen wij verwachten dat ook deze JBZ-Raad daarover een standpunt gaat innemen?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Bij dit soort AO’s komt altijd de problematiek rond het vrije verkeer van personen terug. Ik wil daar graag mee beginnen. Het gaat in Nederland namelijk gruwelijk mis rond de handhaving van de verblijfsvoorwaarden voor EU-burgers. Ik denk daarbij aan het inkomensvereiste en het openbareordevereiste. Waar België het verblijfsrecht beëindigt van bijna 3.000 EU-burgers, kwam Nederland vorig jaar niet verder dan 650. Dat blijkt uit de antwoorden op Kamervragen van mijn fractie. De PVV wil echt verbetering op dit punt zien. De cijfers bewijzen dat de aanpak van EU-burgers die niet aan de verblijfsvoorwaarden voldoen, echt zwaar tekortschiet. Volg het Belgische voorbeeld om automatisch informatie rond uitkeringen van EU-burgers naar de immigratiedienst te laten gaan, zodat die dienst actie kan ondernemen. Dat werkt daar heel goed. Ik vind het eigenlijk een blamage voor dit kabinet dat onze zuiderburen het verblijfsrecht beëindigen van meer dan vier keer zoveel EU-onderdanen. Graag toezeggingen van de staatssecretaris op dit punt. De verhalen van dit kabinet, inclusief minister Asscher, dat de problemen rond het vrije verkeer worden aangepakt, blijken in de praktijk weinig waard te zijn.

Ik vraag aandacht voor een van de meest stuitende bewijzen van Brusselse wereldvreemdheid op het gebied van immigratie: de visie dat het goed is om seizoenarbeiders van buiten de EU binnen te halen. Kun je nagaan. Er zijn al onoverkomelijke problemen met Polen en Roemenen. De werkloosheidscijfers in Europese landen bereiken recordhoogtes. En dan wil de Europese Commissie de grenzen openzetten voor seizoenarbeiders uit bijvoorbeeld Noord-Afrika. De richtlijn seizoenarbeid is in het Europees Parlement met overweldigende meerderheid aangenomen. Hoewel Nederland tegen heeft gestemd, gaf de staatssecretaris aan dat dit de aanneming van de richtlijn niet zou verhinderen, hetgeen helaas bij wijze van hamerstuk ook al is gebeurd. En dus zitten wij met de gebakken peren. Het kabinet kan in Brussel totaal geen potten breken. Het moet het wereldvreemde Europese immigratiebeleid gewoon slikken. En als het duidelijk misgaat, zegt het kabinet: jammer maar helaas. Deze fatalistische visie schaadt het Nederlands belang. Ik vraag de staatssecretaris om zich actief tegen dit rare immigratiebeleid te verzetten. Het is meer dan duidelijk dat wij hier last van hebben. Dan moet je niet met de pootjes omhoog op de rug gaan liggen. Ook al kan Nederland zelf besluiten om geen seizoenarbeiders van buiten de EU te laten komen, wij hebben er vanzelfsprekend al last van als andere landen dat wel doen, want toelating geldt voor het gehele Schengengebied, dus vreemdelingen kunnen heel makkelijk vanuit bijvoorbeeld Spanje deze kant op komen. Hoe gaat de staatssecretaris deze negatieve gevolgen van de richtlijn tegengaan?

Ik kom op het Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem (GEAS). Wij lezen in het verslag dat het kabinet zich hier een bijzonder groot voorstander van toont. Kennelijk vindt het kabinet het geweldig om zo veel mogelijk zeggenschap op het gebied van asiel en migratie kwijt te raken, maar ook dat gaat natuurlijk tegen het Nederlands belang in. Zoals bekend is de PVV altijd tegen een gemeenschappelijk asielbeleid geweest, maar wij kennen natuurlijk de argumenten van de voorstanders. Een van de belangrijkste argumenten is altijd het punt dat asielzoekers over de Europese landen zouden kunnen worden verdeeld. Wat is de stand van zaken hieromtrent? Er is nog lang geen overeenstemming over deze zogenaamde burden sharing. Graag hoor ik wat de verhoudingen zijn. Hoeveel landen willen dit wel en hoeveel landen willen dit niet? Ik doel op de verplichte overbrenging van de ene naar de andere lidstaat, want weinig asielzoekers zullen zo gek zijn om vrijwillig van Nederland naar Roemenië te verhuizen. Overigens merk ik ten overvloede nog op dat die burden sharing weinig waard is, gelet op het vrije verkeer van personen en gelet op Schengen.

Ik kom op de beroerde bewaking van de Europese buitengrenzen.

De voorzitter: Dat moet u wel kort doen, want u bent over uw tijd heen.

De heer Fritsma (PVV): Ik had het gevoel dat ik net was begonnen. Dan stel ik één laatste vraag over de CVM-rapportages rond Bulgarije en Roemenië. Welk rapportcijfer krijgen de landen?

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Het is nog niet zo lang geleden dat wij hier over de JBZ-Raad van 23 en 24 januari hebben gesproken. Op de geannoteerde agenda staan eigenlijk slechts twee punten: het EU-buitengrenzenbeleid en de follow-up in het kader van de taskforce Middellandse Zee. De Spaanse enclaves Ceuta en Melilla zijn eerder aan de orde geweest. Hoe zet Europa zich in voor de bewaking van de buitengrenzen? Doe je dat op open zee of zoek je samenwerkingsrelaties met derde landen? Volgens mij is er samenwerking met Marokko op dit punt. Ik vraag mij af of die samenwerking niet verder moet worden geïntensiveerd. Je moet niet alleen met boten op de Middellandse Zee dobberen. Het is goed om te lezen dat het kabinet geen voorstander is van nieuwe vormen van reguliere toelating of vrijwillige relocatie. Landen zijn in principe zelf verantwoordelijk voor de bewaking van hun buitengrenzen. Het uitgangspunt moet zijn dat mensen worden teruggestuurd naar de haven van herkomst. Is dat nog steeds de inzet van de staatssecretaris?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik meen uit de woorden van de heer Azmani te destilleren dat hij zegt: voorkom dat zo’n situatie ontstaat. Ik mag er toch van uitgaan dat ook de VVD-fractie het zeer onwenselijk vindt dat er op mensen wordt geschoten?

De heer Azmani (VVD): Schieten op mensen lijkt mij sowieso altijd onwenselijk. In bepaalde situaties is het onmogelijk om de grenzen goed te bewaken. Dat leidt tot dit soort situaties. In mijn optiek is dat niet wenselijk. In samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten moeten wij steun vinden om de buitengrenzen goed te bewaken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is mij net iets te slap. Ik zou het prettig vinden als wij hier vanuit het parlement een duidelijk signaal aan de staatssecretaris kunnen meegeven. Hij moet in Europa zeggen dat wij dit echt niet tolereren. Het kan toch niet zo zijn dat wij zeggen: nou ja, zo’n situatie ontstaat en dan kun je bijna niet anders? Wij verwerpen dit toch gewoon?

De heer Azmani (VVD): Schieten op mensen is altijd verwerpelijk.

Mijn collega Fritsma sprak al over de richtlijn seizoensarbeid. Wij weten wat uiteindelijk de uitkomst is. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om bij de implementatie van de richtlijn te kiezen voor een nationale invulling bij het al dan niet faciliteren van eerder toegelaten seizoenwerkers? Het is misgegaan bij de multi-entry van eerder toegelaten seizoenwerkers. Het was eerst dwingend, maar later werd het facultatief. Ineens is het weer dwingend geworden. Ik vind dat nogal bijzonder. Hoe is het van facultatief weer dwingend geworden?

Commissaris Malmström heeft weer haar visie gegeven op sterkere relaties met herkomstlanden en de samenhang tussen de interne en de externe dimensie van de Unie. Ook heeft zij een versterking van de agentschappen voor ogen en pleit zij voor een prominentere rol van de economische aspecten in het beleid. Wat kan de VVD daaronder verstaan? Is dit een signaal dat de Unie zich meer wil richten op harmonisatie van regulier toelatingsbeleid en economisch toelatingsbeleid? De VVD is daarop tegen. Wij vinden dat dit voorbehouden moet zijn aan de lidstaten.

Wat zijn de verwachtingen van de staatssecretaris voor de komende maanden? Het Europees Parlement gaat op verkiezingsreces. Zullen de onderhandelingen op de verschillende dossiers een tijdje stilstaan?

De heer Fritsma (PVV): De heer Azmani vindt dat regulier toelatingsbeleid in handen moet zijn van de individuele lidstaten. Dat zou natuurlijk eigenlijk voor alles moeten gelden. Volgens mij zijn er tegenstrijdige geluiden vanuit de VVD gekomen. Wat moet nu wel in handen van individuele lidstaten blijven en wat niet? De staatssecretaris is echt op de toer dat alles op Europees niveau geregeld moet worden, met alle kwalijke gevolgen van dien.

De heer Azmani (VVD): Zo beproef ik deze staatssecretaris absoluut niet. Bij de vermogende vreemdelingen hoor je de kanttekeningen ook. Het is heel helder. Gezinsherenigingsbeleid of welk onderwerp dan ook willen wij het liefst bij de nationale lidstaten houden. De toelatingsvoorwaarden in ons reguliere beleid willen wij zelf bepalen. Wat het asielbeleid betreft zien wij ook een Nederlands belang in harmonisatie.

De heer Fritsma (PVV): Sinds wanneer? Ik heb het verkiezingsprogramma van de VVD voor mij: «Voor zover internationale regels in de weg staan aan voorstellen voor een eerlijk maar restrictief vreemdelingen- en asielbeleid, moeten die regels worden aangescherpt of gewijzigd, of moet waar mogelijk een opt-out worden bedongen. De VVD wil zich daarvoor tot het uiterste inspannen.» De VVD wil dus zowel het reguliere beleid als het asielbeleid uit de klauwen van Europa houden. En vandaag zegt de heer Azmani dat het anders is. Ik snap dat gewoon niet.

De heer Azmani (VVD): Het staat helder en duidelijk in ons verkiezingsprogramma voor de Europese verkiezingen. Ik adviseer de heer Fritsma om daar goed naar te kijken. De regelingen op Europees niveau over reguliere dossiers willen wij naar ons toe trekken in het kader van een dwingende bepaling en eventueel naar een opt-out. Het liefst willen wij het in overleg en in samenwerking doen. Wij willen nationale eisen kunnen stellen. Nederland heeft een groot aandeel in het aantal asielaanvragen – wij staan in de top acht – en heeft dus belang bij harmonisatie. Wij moeten het huidige waterbedeffect bestrijden.

De heer Fritsma (PVV): Ik vind het erg jammer dat in verkiezingsprogramma’s van de VVD gewoon een totaal ander verhaal staat.

De heer Azmani (VVD): Ik adviseer de heer Fritsma om ze nog eens te lezen.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen over de JBZ-Raad die voor 3 en 4 maart gepland is. Veel onderwerpen over het vreemdelingendossier zullen op 3 maart worden behandeld.

Mevrouw Gesthuizen heeft mij gevraagd wat ik vind van de gebeurtenissen in Spanje, waarbij op vluchtelingen geschoten is. De heer Azmani zei het al: het schieten op vluchtelingen is niet wat de Nederlandse regering zich voorstelt bij het bewaken van buitengrenzen. Ik zal dat met mijn Spaanse collega delen. Het is wel zo dat elke lidstaat zelf verantwoordelijk is voor de bewaking van zijn grenzen. De Spaanse regering heeft een onderzoek naar het incident gelast. Ook de Europese Commissie heeft om opheldering gevraagd. Er is samenwerking met Marokko. Het lijkt mij zinvol om de oorzaken van dit incident te achterhalen. Waarom heeft het zo uit de hand kunnen lopen? Wij zullen het meenemen in het punt van de samenwerking met Marokko.

Ik weet niet zeker of ik de opmerking van mevrouw Gesthuizen over Frontex helemaal goed heb begrepen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik licht het even toe. Ik doelde op een rapport van de VN uit de zomer van 2013. Daarin staat: «Met het Frontexsysteem draagt de EU bij aan discriminatie en marginalisering van migranten.»

Staatssecretaris Teeven: Ik denk dat dat niet de bedoeling is. Met Frontex willen wij onder meer de buitengrenzen van de EU beter beschermen. Lidstaten moeten beter samenwerken. Het is niet een organisatie die discriminatie in de hand zou moeten werken. Dat is iets wat de Nederlandse regering absoluut niet voorstaat.

Waarom is er geen algehele Dublinstop ten opzichte van Bulgarije? Mevrouw Gesthuizen zei dat het het beleid van de IND is om niet meer te claimen op Bulgarije. Ik ben terughoudend met het claimen op Bulgarije. Tijdens het vorige algemeen overleg heb ik er aantallen bij genoemd. Ik heb ook gezegd dat ik het UNHCR-rapport van 2 april aanstaande wil afwachten. Volgens mij is dat ook wat mevrouw Gesthuizen zelf zei. Ook gezien de inspanningen die Bulgarije zich getroost, lijkt het mij niet zinvol om zo’n stop in te voeren. Ik wil echt bekijken hoe het zich de komende anderhalve maand ontwikkelt. Na het rapport van april wil ik opnieuw een standpunt innemen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik kom terug op het vorige punt. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat discriminatie niet het doel van Frontex is. Toen wij de grens tussen Griekenland en Turkije bezochten, heb ik uitgebreid met Frontexmedewerkers gesproken. Ik weet heel zeker dat dat absoluut niet het idee is waarmee men op pad gaat. Het incident in Spanje en andere incidenten waarop de VN hebben gewezen, tonen echter aan dat wij in zo’n situatie gebracht kunnen worden. Wat wordt er nou gedaan met zo’n signaal van een VN-rapporteur? Het is het doel niet, maar wij moeten een systeem hebben waarin, als de nood aan de man komt, een goede afweging wordt gemaakt.

Staatssecretaris Teeven: Naar aanleiding van deze rapportage heeft de directeur van Frontex tijdens een lunchbijeenkomst, waarvan de Kamer het verslag heeft ontvangen, een uiteenzetting gegeven. Hij heeft uitgelegd wat de inzet van Frontex is en welk overleg met de lidstaten wordt gevoerd. Vanuit de lidstaten is nog eens duidelijk onder de aandacht gebracht dat dit in ieder geval niet de uitkomst mag zijn. Het is niet het beeld dat moet worden opgeroepen.

Wat is het standpunt over Roemenië en Bulgarije? Het punt staat niet op de agenda van de komende JBZ-Raad, dus er hoeft ook niet voor- of tegengestemd te worden. Het kabinet heeft een appreciatie gegeven van de CVM-rapporten. Wij constateren een aantal tekortkomingen in de rechtsstaat, zeker op het punt van corruptiebestrijding en de onafhankelijkheid van de staande magistratuur. Dat heb ik gisteren nog gedeeld met de Roemeense procureur-generaal. De Raadsconclusies staan wel geagendeerd voor de Raad Algemene Zaken van 18 maart aanstaande. Wat de Nederlandse regering betreft is er op dit moment geen ruimte voor toetreding van Bulgarije en Roemenië tot Schengen.

Er is gesproken over de vermogende vreemdelingen. Het Nederlandse kabinet is geen voorstander van een EU-regeling voor vermogende vreemdelingen. De lidstaten moeten hun eigen beleidsvrijheid houden om eigen accenten te leggen. Nederland heeft daar belang bij. De verscheidenheid van de lidstaten is zo groot, dat er geen gemeenschappelijke basis is voor een begin van EU-beleid op dit terrein. Eind volgende week ga ik naar Malta om een aantal onderwerpen te bespreken met mijn Justitiecollega aldaar. Ik zal het onderwerp van de verkoop van paspoorten bij die gelegenheid opwerpen. Ik wil van hem horen wat de precieze regeling is.

De heer Van Hijum (CDA): Ik blijf het een beetje dubbel vinden. Ik heb niet gepleit voor een Europese regeling. De staatssecretaris ziet wel aanleiding om zijn collega op Malta te raadplegen, maar wat is de zorg die hij ziet?

Staatssecretaris Teeven: Ik vind het verkopen van paspoorten en verblijfsvergunningen geen goede zaak. Dat is niet de lijn die wij als lidstaten moeten kiezen. Het is beter om te denken aan een regeling zoals wij die hebben. Het gaat dan om het structureel bijdragen aan de economie van lidstaten. Dat lijkt mij veel belangrijker. Ik hoor mevrouw Gesthuizen lachen, dus ik denk dat dit een grappige opmerking was.

De heer Van Hijum (CDA): Dat moet mevrouw Gesthuizen maar uitleggen, maar ik begrijp dat de staatssecretaris erkent dat de diversiteit in Europa op dit punt uitwassen kent waar hij zich zorgen over maakt. Dat is precies waar ik de hele tijd aandacht voor probeer te vragen. Waarom zetten wij dit niet wat steviger bilateraal of op het platform van de JBZ-Raad op de agenda?

Staatssecretaris Teeven: Ik zeg twee dingen. Ik zeg dat de lidstaten beleidsvrijheid moeten hebben als het over vermogende vreemdelingen gaat, maar ik zeg ook dat mensen met paspoorten en verblijfsvergunningen door de hele Unie kunnen reizen. Daar kan natuurlijk misbruik van worden gemaakt. Ik heb geïnventariseerd waar dat heel concreet speelt. Dat blijkt in Malta het geval te zijn. Volgende week ga ik erheen om er bilateraal over te spreken. Volgens mij doe ik iets wat in lijn ligt met de zorgen die bij een aantal fracties leven. Wellicht kan mijn Maltese collega mijn zorgen wegnemen. Dan kan ik naar aanleiding van dat gesprek de zorgen van de Kamer wegnemen. Soms steekt het net iets anders in elkaar dan je op basis van perspublicaties vermoedt. Nogmaals, ik opereer in lijn met de motie van de heer Van Hijum.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Met excuus dat ik mijn lachspieren niet onder controle had, maar wij moeten ervoor uitkijken dat wij hier met zijn allen in een woordenspelletje terechtkomen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: nee, wij gaan geen verblijfsvergunningen en paspoorten verkopen, maar als je genoeg investeert, dan kun je er wel een verblijfsvergunning bij krijgen. Onder de streep heb je dan ongeveer dezelfde uitkomst, lijkt mij. Hoor ik de staatssecretaris nu ook zeggen dat wij er rekening mee moeten houden dat je, wanneer je een paspoort of een verblijfsvergunning krijgt bij een investering, dan vrij kunt reizen door de Schengenzone? Wil de staatssecretaris daar dan enige beperkingen aan stellen?

Staatssecretaris Teeven: Nee, zo ver ben ik helemaal nog niet. Ik neem de zorgen van de heer Van Hijum en van de SP-fractie mee. Laten wij nou niet met zevenmijlslaarzen vooruitgaan. Het lachen van mevrouw Gesthuizen is natuurlijk altijd charmant, maar in dit geval niet helemaal begrijpelijk, omdat juist de SP-fractie altijd veel zorgen heeft over de economie en de werkloosheid. Als het kabinet dan inzet op het wegnemen van werkloosheid en probeert structurele investeringen in dit land te bevorderen, dan zou de SP niet moeten lachen maar moeten juichen. Het is leuk als je zo wordt aangekeken, maar het is een beetje onbegrijpelijk. De standpunten die door deze en andere commissies onder mijn aandacht worden gebracht, probeer ik een beetje te verenigen. Dat is geen woordenspelletje. Bij het verkopen van paspoorten en verblijfsvergunningen met de mededeling «als je € 100.000 betaalt, mag je Malta binnen en mag je doorreizen binnen de hele Unie» kan ik mij niet zo vreselijk veel voorstellen. Het is wel de bevoegdheid van Malta, maar ik vind het niet echt een shownummer. Ik zal mijn collega wijzen op de gevaren die hierbij horen. Nederland komt met een afgewogen regeling, misschien wel zó afgewogen dat zij niet heel enthousiast wordt gebruikt. Structurele investeringen voor langere duur, dat is nou echt modern migratiebeleid. Kennisinvesteringen en structurele investeringen in bedrijven zijn heel mooi. Ik ben blij dat er daarvoor in deze commissie ook wel wat waardering te vinden is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb nooit gezegd dat ik de diplomatieke kwaliteiten van de staatssecretaris niet enorm waardeer, maar daar gaat het debat niet over. Wat mankeert er aan de regelingen die wij nu al hebben? Wij hebben de kennismigrantenregeling. Je kunt hier in Nederland terecht als je zaken wilt doen. Dan zijn er mogelijkheden om in ons land te verblijven, maar dat is iets heel anders dan iemand die hier als inwoner welkom is met een paspoort dat hij via andere landen heeft bemachtigd. Waarom zijn de mogelijkheden die wij nu hebben voor mensen die iets in Nederland willen opbouwen, niet voldoende? Waarom moeten wij nog een stapje verder gaan in een richting die op mij overkomt als de uitverkoop, namelijk het verkopen van verblijfsvergunningen voor Nederland of de Schengenzone?

Staatssecretaris Teeven: Het is altijd interessant om in het algemeen overleg over nationale regelingen te praten. Dat doe ik graag. Binnen het moderne migratiebeleid hebben wij mogelijkheden om de economie aan te jagen, om structurele investeringen te bevorderen, om nieuwe bedrijven hierheen te halen, al dan niet in combinatie met kenniswerkers en nieuwe technologieën. Het kabinet doet er alles aan om dat te bevorderen. Dat is wezenlijk iets anders dan het verkopen van paspoorten of verblijfsvergunningen. Er zijn op dit moment belemmeringen op het terrein van investeringen. Als er dan verblijfsvergunningen nodig zijn, probeer je die belemmeringen weg te nemen. Dat is wat het kabinet op dit moment aan het doen is.

Mevrouw Maij heeft gevraagd naar het tegengaan en uitbannen van genitale verminking. Voorloper in de aanpak van genitale verminking zijn Nederland, Engeland, Frankrijk, Zweden en Italië. In 2012 is een onderzoek over dit onderwerp gepubliceerd. Het onderzoek betrof 27 EU-staten. Daaruit blijkt dat genitale verminking in alle EU-lidstaten strafbaar is. In de meeste lidstaten is het ook strafbaar als het over de grens wordt uitgevoerd. Dan is er extraterritoriale werking. Ook de preventie wordt serieus opgepakt. Niet alleen Nederland, maar ook Zweden besteedt daar veel aandacht aan. Met mevrouw Maij ben ik het eens dat er in veel lidstaten nog te weinig aandacht aan preventie wordt besteed. Is er voor de Nederlandse regering een mogelijkheid om daar initiatieven in te ontplooien? Ja, ik denk het wel. Dat betreft niet zozeer de regelgeving, als wel het onderwerp preventie. Dat wil ik nog eens nadrukkelijk onder de aandacht brengen. Het is de vraag of dat in de JBZ-Raad of in een andere Raad moet gebeuren. Dat laat ik even in het midden, maar ik zal het in ieder geval in het kabinet bespreken. Die toezegging doe ik graag. Ik zal de Kamer op de hoogte stellen van de bewindspersoon die dit zal doen en van de initiatieven die het kabinet op dit punt gaat ondernemen.

Er zijn concrete stappen gezet. De EU legt een aantal concrete verplichtingen op aan de lidstaten. Preventie van geweld tegen vrouwen is voor elke lidstaat een internationale mensenrechtenverplichting. Het Verdrag van Istanbul van de Raad van Europa verplicht deelnemende partijen tot strafbaarstelling van genitale verminking. Ook de EU Directive on Victims» Rights is op deze slachtoffers van toepassing. Die stelt minimumeisen aan de rechten, ondersteuning en bescherming van slachtoffers. De activiteiten uit de mededeling van de Europese Commissie zijn naar het oordeel van het Nederlandse kabinet goede vervolgstappen om genitale verminking in Europa uit te bannen.

Hoeveel vrouwen doen een beroep? Hoe vaak krijgen zij die gevraagde bescherming? Hanteren lidstaten hetzelfde beleid? Niet overal wordt hetzelfde beleid gehanteerd, maar dreigende meisjes- of vrouwenbesnijdenis kan, mede afhankelijk van de situatie in het herkomstland, leiden tot een verblijfsvergunning asiel op basis van artikel 3 van het EVRM. Binnen de registratiesystemen van de IND wordt van een verleende artikel 3-vergunning niet centraal geregistreerd wat de subgrond voor verlening is geweest. In die zin kan ik geen cijfers geven over het aantal vergunningen op basis van dreigende meisjes- dan wel vrouwenbesnijdenis.

Mevrouw Maij (PvdA): Veel dank aan de staatssecretaris voor zijn toezegging om hier aandacht voor te vragen en het in Europa hoog op de agenda te zetten. De staatssecretaris weet niet precies hoe andere landen hiermee omgaan in het kader van het asielbeleid. Wil hij dit in JBZ-verband met zijn collega’s bespreken en aangeven dat hij er veel belang aan hecht dat zijn collega’s hiermee in hun eigen asielbeleid op een met Nederland vergelijkbare manier omgaan?

Staatssecretaris Teeven: Ik vind het een buitengewoon aangelegen onderwerp. Ik zal het in het kabinet bespreken. Ik ben zeer bereid om het binnen de gremia waar ik Nederland vertegenwoordig aan de orde te stellen.

Mevrouw Maij heeft mij gevraagd naar de migratiedruk. Er is een toename van de migratiedruk vanuit Syrië. In 2012 zijn er 540 aanvragen van asiel uit dat land geweest. In 2013 waren het er 2.679. Het aantal asielverzoeken van Syriërs in Nederland is gestegen, maar dat geldt ook voor de Unie in zijn geheel. In 2013 zitten wij met ons aantal tussen een aantal grote landen in. Overigens doen wij meer dan een land als Frankrijk. Zweden doet meer dan Nederland. Ik verwacht morgen tijdens de presentatie van de JBZ-Raad meer details te krijgen over de instroom van het aantal vreemdelingen dat na inreis geen asielverzoek heeft ingediend. Die informatie zal ik meenemen in het verslag.

Mevrouw Maij vroeg mij wat ik bedoelde met mijn opmerking tijdens de vorige JBZ-Raad dat ik twijfelde aan de houdbaarheid van het stelsel op langere termijn. Voor wat voor studie heb ik gepleit? Tijdens de vorige JBZ-Raad lag in het kader van het meerjarenbeleid een discussiedocument voor, onder andere over het omzetten van solidariteit in asielbeleid in de praktijk. De heer Azmani zei er ook iets over. Onderlinge solidariteit begint bij het juist implementeren van gezamenlijke wetgeving van het GEAS. Ik heb aangegeven dat wij ons wat minder zouden moeten richten op nieuwe wetgeving en wat meer op het goed implementeren van en samenwerken in het kader van bestaande wetgeving. Als landen in hun immigratiediensten de beschikking hebben over landeninformatie, zou het handig zijn om die bij elkaar te leggen. Probeer ook andere informatie rondom asielbeslissingen, zoals 1F-informatie, te delen. Dan kun je scherpere profielen maken als je asielbeslissingen moet nemen. Ik denk dat dat ook in het belang is van de houdbaarheid van het asielstelsel. In de Eerste Kamer is door de fracties van GroenLinks en de PvdA aandacht gevraagd voor dit onderwerp in het kader van joint processing. Hoe kunnen wij asieldiensten bij het beoordelen van asielverzoeken beter laten samenwerken en de beschikking laten hebben over elkaars informatie? Het is bijzonder dat wij in de EU miljarden besteden aan 28 asielstelsels, die samen het GEAS moeten vormen, maar dat wij maar 1% van de totale vluchtelingenpopulatie opvangen. Dat is natuurlijk wel een beetje bijzonder. Eigenlijk besteden wij heel veel geld dat ten goede komt aan een fractie van het aantal vluchtelingen in de wereld. Kunnen wij dat nou niet een beetje intelligenter doen? Ook in de agenda richting 2020 is dat wel een uitdaging, vind ik.

De heer Azmani (VVD): Ik ben tevreden over de inbreng van de staatssecretaris zoals ik die in het verslag teruglees. Hoe zitten de andere lidstaten hierin? Verwacht de staatssecretaris dat de komende jaren echt concrete stappen kunnen worden gezet? Het is de wens van de VVD om tot één immigratiedienst aan de buitengrenzen te komen.

Staatssecretaris Teeven: De Commissie heeft zich altijd gericht op nieuwe wet- en regelgeving en weinig op initiatieven om tot een betere implementatie te komen. Daar moeten wij het dus niet van hebben. Het komende halfjaar is er met de Europese verkiezingen wat ruimte voor de lidstaten om op dit terrein de agenda te bepalen. Anders zullen de agenda’s van de JBZ-Raad de komende tijd wat leeg blijven. Zo’n denkexercitie moet snel van start. Ik zie ruimte om met andere lidstaten, met name de Duitsers, de Fransen, de Denen, de Zweden, de Belgen en de Luxemburgers, het voortouw te nemen in die betere samenwerking. Voorafgaand aan de Raad in Athene zijn wij bij elkaar geweest over dit onderwerp. Wij vinden dat het op een iets andere leest geschoeid moet worden. Ik denk dat er voor de lidstaten ruimte is om daar zelf het voortouw in te nemen. Dat zou de heer Fritsma, zeker als het over het onderwerp «terugkeer» gaat, als muziek in de oren moeten klinken. Dan kunnen namelijk ook de goede ervaringen die landen hebben met vrijwillige en gedwongen terugkeer naar herkomstlanden, op elkaar worden gelegd. Wij moeten leren van elkaars goede en slechte resultaten. Deze gang binnen Europa kan dus ook leiden tot verwezenlijking van doelen waar de fractie van de heer Fritsma warm voorstander van is. Samenwerking in Europa kan ook tot iets goeds leiden, zo zeg ik tegen de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV): Eerst zien, dan geloven.

Staatssecretaris Teeven: Soms kun je dingen beter beïnvloeden als je er vlakbij blijft, maar daar heeft de fractie van de heer Fritsma jammer genoeg niet voor gekozen. Het is zoals het is. Wij moeten ermee leven.

De heer Van Hijum heeft gevraagd naar mijn mening over de uitslag van het referendum in Zwitserland. Wat zijn de gevolgen van deze uitslag? Het referendum zal op de aanstaande JBZ-Raad worden besproken. Uiteraard respecteren wij de uitspraak van de Zwitserse bevolking. Het is een uiting van onbehagen dat ook in andere lidstaten aanwezig is. Het is dus niet totaal vreemd, maar ik ben wel teleurgesteld in het besluit van de Zwitsers. Het is niet goed voor de Unie en ook niet voor de Zwitsers. Zwitserland heeft een open economie en heeft belang bij het vrije verkeer van personen. Ik wijs erop dat er 400.000 Zwitsers in de EU werken. Als je weer overgaat tot het instellen van grenscontroles, kan dit allerlei problemen geven. De Nederlandse regering wil geen overhaaste conclusies trekken. Wij zullen eerst bekijken hoe de Zwitserse regering het referendum omzet in een concreet plan. Daar is nog geen begin mee gemaakt. Er vonden onderhandelingen plaats tussen Zwitserland en Kroatië, maar die zijn opgeschort. Eind juni zal een plan worden gepresenteerd. Dat wachten wij af. Als er met Zwitserland afspraken moeten worden gemaakt over het vrije verkeer van personen, dan maakt dit onlosmakelijk deel uit van de totale bilaterale relatie. Als Nederlanders beperkingen worden opgelegd in Zwitserland, kan dat ook gevolgen hebben voor Zwitsers in Nederland. Dat kun je niet uitsluiten. Laat ik dat maar gewoon zeggen.

De heer Van Hijum (CDA): Het is duidelijk dat de Nederlandse regering niet te snel wil reageren en even wil afwachten welke conclusie de Zwitserse regering er zelf aan verbindt. Dat laatste interesseert mij wel. Is het juridisch gezien wel mogelijk wat de Zwitsers willen, namelijk eenzijdig morrelen aan afspraken over het vrije verkeer? Of denkt hij dat het wel kan, maar vindt hij dat wij politiek moeten nadenken over de consequenties? Wat is de juridische ruimte van de Zwitsers om eenzijdig deze stap te zetten?

Staatssecretaris Teeven: Zwitserland kan eenzijdig morrelen – het land zit niet in de Europese Unie – maar dat heeft wel tweezijdig gevolgen. Men kan te maken krijgen met handelsbeperkingen, met totale grenscontrole. Ik geloof niet dat iedereen zich dat goed heeft gerealiseerd.

De heer Van Hijum (CDA): Is de staatssecretaris van mening dat, als Zwitserland besluit om eenzijdig aan de afspraken te morrelen, er dan consequenties moeten volgen?

Staatssecretaris Teeven: Wij moeten afwachten welke concrete plannen er eind juni uit Zwitserland komen. Als er concrete plannen komen om EU-burgers beperkingen op te leggen die zij tot op heden niet hadden, dan is het niet zo dat er omgekeerd geen beperkingen zullen volgen. Er moet een zekere mate van reciprociteit zijn in bilaterale relaties. Als je aan dit soort zaken gaat morrelen, heeft dat gevolgen voor je eigen burgers.

De heer Azmani (VVD): Het is deze staatssecretaris geweest die in het verleden een steen in de vijver heeft gegooid over de negatieve effecten van vrij verkeer, ook op het punt van het beroep op sociale voorzieningen. Hij heeft dat in Europa geagendeerd in samenwerking met Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk. Wij hebben de reactie van de Europese Commissie gezien. De zorgen en de problemen werden naar mijn idee gebagatelliseerd. Ik zie het referendum van Zwitserland als een soort reactie. Heeft de staatssecretaris het idee dat dit onderwerp in dit licht wordt geadresseerd? Kan de Europese Commissie mogelijk verder bewegen op dit dossier? Het is niet zomaar iets. Het is natuurlijk een betreurenswaardige beslissing, maar het komt op mij niet vreemd over. Ik vind dat de Commissie zich achter de oren zou moeten krabben over de ontwikkelingen. Moet zij niet meer bereid zijn om aanpassingen aan te brengen?

Staatssecretaris Teeven: Laat duidelijk zijn dat het gevoel van onbehagen dat in het referendum tot uitdrukking komt, in de lidstaten wordt herkend, zeker in de lidstaten die de brief aan de Europese Commissie hebben gestuurd: Engeland, Duitsland, Nederland en Oostenrijk. Dat onbehagen wordt daar ook gezien. De uitlatingen van de Eurocommissaris geven aan dat dit onbehagen niet is geadresseerd. Het wordt inderdaad gebagatelliseerd; dat woord kun je gebruiken. Er is niet op gereageerd op een wijze die de vier landen zich hadden voorgesteld. Wij zijn daarover nog in gesprek met de Commissie. Het is van tweeën één. Als het consequenties heeft voor Zwitserland, dan moet Europa tegelijkertijd nadenken over de vraag wat hier aan de hand is. Het is een reactie van de Zwitserse bevolking op zaken die zij meemaakt. Datzelfde onbehagen uit zich ook in andere lidstaten. Onze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daar namens het kabinet laatst heel wijze woorden over gesproken. Het zou verstandig zijn om er aandacht voor te blijven vragen. Dat geldt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in mindere mate mijzelf. Het punt moet op de agenda blijven; het is niet weg. Het Zwitserse referendum geeft aan dat het punt niet weg is.

De heer Azmani (VVD): Wij moeten Zwitserland niet zien als veroorzaker van het probleem. Er zit ook een keerzijde aan. Dat proef ik in het verhaal van de staatssecretaris. Als het onderwerp besproken wordt, moet ook die invalshoek aan de orde zijn.

Staatssecretaris Teeven: Het is wel en-en. Het onbehagen moet erkend en geadresseerd worden; er gebeurt wel iets in de lidstaten. Maar als er eenzijdig gemorreld wordt, dan vraagt dat wel om een tweezijdige reactie. Bij het sluiten van verdragen is het wel: pacta sunt servanda. Je moet je er wel aan houden.

De heer Fritsma is ingegaan op het beëindigen van verblijfsrechten van EU-burgers. Het heeft niet zozeer met deze JBZ-agenda te maken, maar de heer Fritsma heeft gewezen op België, dat die verblijfsrechten van EU-burgers beëindigt. Van EU-burgers die zich niet aan de regels houden, bekijkt ook Nederland of ze als ongewenst vreemdeling moeten worden benoemd. Dat is nog steeds de lijn van het Nederlandse kabinet. Er wordt nadrukkelijk aandacht aan besteed, ook als het gaat om de samenwerking tussen de vreemdelingendiensten en de reguliere politiedienst. Wat België betreft ken ik ook alleen de mededeling in de pers. Het is een interessant onderwerp, dus ik wil volgende week van mijn collega horen hoe zij denkt het verblijfsrecht van Nederlanders te kunnen beëindigen.

De heer Fritsma (PVV): Het vrije verkeer van personen staat altijd op de agenda van dit soort AO’s. Dit zijn problemen die daarbij horen. Vindt het kabinet het niet een beetje beschamend dat België het verblijfsrecht intrekt van meer dan vier keer zoveel MOE-landers als Nederland? Wij doen gewoon iets verkeerd. De handhaving van Nederland deugt niet op dit vlak. Ik vraag de staatssecretaris om harde toezeggingen op dit punt. Het kabinet heeft altijd een flauwekulverhaal zitten ophangen door te zeggen dat het MOE-landers zal aanpakken die misbruik maken van sociale voorzieningen, arbeidswetgeving, schijnconstructies, etc. De enige schijnconstructie die er is, is dit kabinet, dat zegt dat problemen worden aangepakt, terwijl dat in feite niet gebeurt. De cijfers bewijzen het.

Staatssecretaris Teeven: Dat gebeurt wel. Wij verklaren EU-burgers die zich niet aan de regels houden al ongewenst. Over de problemen rondom onterechte bijstandsaanvragen lopen twee pilots, eentje in Vaals en eentje in Rotterdam. De uitkomsten verwachten wij over het eerste halfjaar. De minister van Sociale Zaken zal dan volgende stappen zetten, indien noodzakelijk in samenwerking met mij. Het kabinet heeft er wel degelijk aandacht voor. In vorige kabinetsperiodes is dat weleens minder geweest, maar die aandacht is er nu wel en er worden stappen gezet. Ik herken mij niet in het beeld van de heer Fritsma. Ik zal mij met mijn Belgische collega verstaan over de mogelijkheden die zij benut en die wij blijkbaar nog niet benutten. Misschien kunnen daar dingen uit geleerd worden. Misschien zijn er meer mogelijkheden. Ik zal de Kamer daarover zo snel mogelijk informeren.

De heer Fritsma (PVV): Ik wil wel een concrete aanzet geven, waar de PVV-fractie overigens al jaren op hamert. In België wordt het verblijfsrecht van bijna 3.000 EU-onderdanen opgeheven. In Nederland komen wij niet verder dan een paar honderd. Dat komt door de slechte handhaving. Sociale diensten moeten aan de IND doorgeven wanneer er onterecht een beroep wordt gedaan op publieke middelen. De IND moet vervolgens beoordelen of dat leidt tot een einde van het verblijfsrecht. Dat moet weer teruggekoppeld worden aan de sociale diensten, die dan de uitkeringen moeten stopzetten. Het is bekend dat in elke stap van die procedure dingen misgaan. De Belgen doen het simpel. Daar gaat gewoon een belletje rinkelen zodra iemand over een periode een bijstandsuitkering krijgt die niet mag. De vreemdelingendienst kan dan het verblijfsrecht intrekken. En dat doet men ook. Waarom kopiëren wij dat niet gewoon? Dan kunnen wij ook veel meer MOE-landers aanpakken die hier gewoon geen recht hebben op een bijstandsuitkering.

Staatssecretaris Teeven: Als je van 3.000 mensen het verblijfsrecht beëindigt, moet je vervolgens ook bekijken hoeveel er daarvan de grens overgaan en een week later weer terug zijn. Dat is een van de zaken die wij in Vaals en Rotterdam bekijken. Hoe kun je ervoor zorgen dat, als het verblijfsrecht beëindigd wordt, men niet terugkeert? Het is een van de dingen die ik met mijn Belgische collega zal bespreken. Hoe garandeer je dat mensen niet opnieuw je land betreden? Dat is nou precies waar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid via de re-entry ban aandacht voor heeft gevraagd. Je moet de mogelijkheid hebben om terugkerende EU-burgers uit te sluiten van sociale voorzieningen. Die oplossing heb ik in het Belgische model nog niet gezien. Ik zie wel het beëindigen van het verblijfsrecht, maar ik zie geen enkele beëindiging van het opnieuw aanvragen van een uitkering. Je kunt wel een leuk rondje maken, maar dat is totaal niet effectief. Dat zijn dingen waar wij naar kijken in de pilots in Rotterdam en Vaals.

De heer Fritsma is ook ingegaan op de seizoenwerkersrichtlijn. De richtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om een restrictief beleid te voeren, inclusief arbeidsmarktquota. Het verdrag geeft de mogelijkheid van nulquota. De richtlijn versoepelt dus het beleid van lidstaten niet. Daar is totaal geen sprake van. Er zijn ook geen signalen dat andere lidstaten de richtlijn zouden willen versoepelen. Je kunt op dit punt nationaal beleid voeren met een nulquotum. Een seizoenwerker die in een andere lidstaat is toegelaten, mag niet in Nederland werken. Werkgevers die illegalen tewerkstellen, krijgen een forse boete. Vorig jaar is die verhoogd naar € 12.000 per illegale werknemer. Seizoenwerk is een prioriteit van de arbeidsinspectie. Er wordt daadwerkelijk serieus naar gekeken.

De heer Fritsma heeft mij gevraagd een rapportcijfer te geven voor Roemenië en Bulgarije. Ik heb al gezegd dat de beoordeling van de CVM onvoldoende is. Naar het oordeel van het Nederlandse kabinet is er dus geen ruimte voor toetreding van Roemenië en Bulgarije.

De heer Azmani heeft gevraagd wat de Commissie bedoelt met de grotere nadruk op het economische belang van migratiebeleid. De nadruk op het economische belang past binnen het selectieve beleid dat Nederland voert. In hoeverre daar nieuwe Europese regelgeving voor nodig is, is maar helemaal de vraag. Wij zullen de voorstellen van de Commissie op hun merites beoordelen, maar op dit moment zijn wij er niet meteen wild enthousiast over. Er worden in dit algemeen overleg wel meer understatements gebruikt. Dit is er ook een.

Welke dossiers zullen nog worden afgerond voordat het Europees Parlement met reces gaat? De richtlijn voor seizoenwerkers is officieel rond. Maandag heeft de Raad ermee ingestemd. Voor de Intra-Corporate Transferees Directive is het nog spannend of met het huidige Parlement een akkoord kan worden bereikt, maar het is wel de inzet. Over de visumverordening 539 is een politiek akkoord bereikt. Er moet alleen nog formeel over worden gestemd. Hetzelfde geldt voor de verordening over zee-operaties van Frontex en voor de verordening voor meerjarige financiële kaders.

De voorzitter: Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Mijn zorgen over een mogelijk overhaaste toetreding van Bulgarije en Roemenië tot Schengen zijn weggenomen. Ik heb nog wel een vraag over de Dublinoverdrachten naar Bulgarije. Ik heb de staatssecretaris in vorige debatten al uitgelegd waarom ik het zo belangrijk vind dat wij dat hier in de Kamer vastleggen in plaats van dat het voortkomt uit de uitvoering door de IND. Op dat laatst heb ik namelijk bitter weinig controle. Als het dan een keer misgaat, moet ik weer in de pen klimmen en briefjes gaan sturen aan de staatssecretaris, etc. etc. Zolang de situatie in Bulgarije niet aantoonbaar verbetert en de mensenrechten worden geschonden – let wel, wij hadden het over mensen voor wie er onvoldoende voedsel was – moeten wij gewoon de afspraak hebben dat er niet wordt teruggestuurd. Ik vrees dat de staatssecretaris en ik het hierover niet eens zullen worden. Wellicht dat de ervaringen van onze commissie, als wij in Bulgarije zijn geweest, de staatssecretaris kunnen overtuigen.

Ik blijf erbij dat ik het onverstandig vind als wij doorgaan op de ingeslagen weg met het kopen van verblijf. Zou het niet logisch zijn om de beperkingen voor mensen die hier werken met een seizoenwerkersregeling, ook in stelling te brengen voor mensen die door een investering in een ander Schengenland een paspoort of een verblijfsvergunning hebben gekregen?

De opmerkingen van de staatssecretaris over Zwitserland intrigeerden mij. Hij zei dat er van alles aan de hand is. Ik neem aan dat hij daarmee ook doelt op peilingen voor de Europese verkiezingen. Partijen die wat nationalistischer zijn ingesteld, doen het in een flink aantal Europese landen heel goed. Minister Asscher laat onderzoeken uitvoeren. Het wordt tijd voor een goede analyse van het kabinet van wat er allemaal leeft en aan de hand is. Ik zou het prettig vinden om niet alleen af te gaan op een gevoel dat wij krijgen bij de uitslag van het Zwitserse referendum, maar ook echt onderzoek te doen naar zaken die volgens de staatssecretaris leven onder de Europese bevolking.

Ik was een beetje verbaasd over de opmerkingen van de staatssecretaris in reactie op de vragen van de heer Fritsma over criminele MOE-landers. Wij kunnen nu toch al mensen die uit MOE-landen komen en die hier de wet overtreden, voorlopig niet meer welkom verklaren? Wij kunnen toch al een terugkeerverbod instellen? Dat kan toch ook gewoon gehandhaafd worden? Volgens mij is dat al door de vorige minister Leers geregeld. Wij hebben er indertijd op aangedrongen en ik ga ervan uit dat deze mogelijkheden er zijn.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging inzake het voortouw dat hij zal nemen inzake het voorkomen en bestrijden van vrouwelijke genitale verminking.

Wij zien uit naar het verslag van deze JBZ-Raad. Ik hoop dat daarin wat meer informatie staat over de denkexercities en de gesprekken met zijn collega’s over de toekomst van het Europees asielbeleid, het vreemdelingen- en het migratiebeleid.

In de procedurevergadering van de commissie voor Europese Zaken hebben wij zojuist een brief van de regering gevraagd over de gevolgen van het Zwitserse referendum.

Ik maak mevrouw Gesthuizen blij met de laatste Europese peiling, die voorspelt dat de S&D-fractie de grootste fractie in het Europees Parlement gaat worden. Misschien gaan wij meer de goede kant op dan soms wordt gedacht.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Hierover kun je van mening verschillen, maar laat ik daar maar niet op ingaan. Op het punt van het uitwijzen van mensen die over de schreef gaan of een uitkering aanvragen, heeft mevrouw Gesthuizen gelijk: op grond van regelgeving kan dat al. Maar wij hebben hier al vaker gezegd dat het niet zo makkelijk is om veelplegers aan te pakken. Als de politie dan uit pure ellende maar iemand op de trein zet, omdat zij echt niet meer weet wat zij ermee aan moet, dan krijgt zij zelfs een standje van de minister. Daar valt op Europees niveau ook nog wel iets te winnen.

Ik ben blij met de beweging van de staatssecretaris dat hij Malta wel wil aanspreken op de constructie waarover hij niet naar huis wil schrijven, of iets van die strekking. Kennelijk ziet hij wel aanleiding om hierover aan de bel te trekken. Maar dan moeten wij consequent zijn. De diversiteit in de manier waarop lidstaten hiermee omgaan, leidt in sommige gevallen kennelijk tot uitwassen, tot ongewenste zaken, tot toelatingsprocedures die wij te soepel vinden. Daarom handhaaf ik mijn motie.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. België beëindigt het verblijfsrecht van MOE-landers op veel grotere schaal dan Nederland. Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging om met zijn Belgische collega’s te bekijken hoe dat kan. Ik hoor daar graag een terugkoppeling van. Als wij het Nederlandse en Belgische model met elkaar vergelijken, kunnen wij bezien of er duidelijke voordelen zitten aan het Belgische model. Ik vraag de staatssecretaris om een brief met het resultaat van de vergelijking.

Ik heb een vraag gesteld over de burden sharing bij het GEAS. Sommige landen willen het wel, andere niet. Wat zijn de verhoudingen precies? Hoe groot is de kans dat die burden sharing er echt komt? Ik doel natuurlijk op de gedwongen variant. Asielzoekers zullen niet snel vrijwillig van Nederland naar Roemenië verhuizen.

De PVV-fractie heeft met bewondering en enige jaloezie gekeken naar wat er in Zwitserland is gebeurd. Ik vraag het kabinet om het voorbeeld te volgen. Zorg ervoor dat je ongewenste migratiestromen tegenhoudt in plaats van dat je je erbij neerlegt.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden en ik ben blij dat hij heeft gezegd dat wij niet moeten kijken naar meer wet- en regelgeving, maar naar een verbetering van de processen. Samenwerking is in het belang van Nederland. Ik ben ook heel erg blij met de opmerking van de staatssecretaris over Commissaris Malmströms uitlatingen over de economische aspecten in het beleid en het daarop koersen. Het is goed dat de staatssecretaris zich niet «wild enthousiast» betoonde over nieuwe regels hieromtrent.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen en ik blijven inderdaad van mening verschillen over Bulgarije. Ik wacht tot 2 april. De huidige status quo is volgens mij heel werkbaar, ook gezien de concrete getallen. Het is in feite een semantische discussie.

Over het kopen van verblijf hebben wij goed met elkaar van gedachten gewisseld.

Het opleggen van bepalingen aan seizoenwerkers is een nationale bevoegdheid.

Mevrouw Gesthuizen vroeg om een onderzoek naar het gevoel van onbehagen. De collega van Sociale Zaken is daarmee bezig.

Mevrouw Gesthuizen heeft gelijk als zij zegt dat mensen die strafrechtelijk zijn veroordeeld, ongewenst kunnen worden verklaard. Die mogelijkheid is er en die intensiveren wij ook. Het gebeurde namelijk niet altijd, zeker niet als het om in Nederland veroordeelde EU-burgers ging. Maar er is meer, bijvoorbeeld die re-entry ban. Als mensen gebruikmaken van sociale voorzieningen en daarbij de regels schenden, dan is er niet altijd sprake van strafrecht. Dan moet je soms zeggen: wij willen vanuit die andere optiek dat mensen niet meer de gelegenheid krijgen om in Nederland te werken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De staatssecretaris zei dat het « niet altijd» gebeurde. Ik kan mij voorstellen dat je niet meteen zegt: je bent nooit meer welkom. Maar wat betekent dat «niet altijd» precies?

Staatssecretaris Teeven: Het is een glijdende schaal. Er zijn bepaalde criteria op grond waarvan wij mensen ongewenst kunnen verklaren. Die criteria zijn door achtereenvolgende kabinetten aangescherpt. Wij zitten aan de bovenkant. Ik denk even aan veelplegers uit Oost-Europa die relatief geringe misdrijven in een hoge frequentie plegen. Ook in die gevallen moet je een mogelijkheid hebben om mensen ongewenst te verklaren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het gebeurde dus niet altijd omdat het volgens de regels niet kon. Als de regels het wel toelaten, dan gebeurt het wel?

Staatssecretaris Teeven: Nee, dat is te optimistisch. Ook als de regels het wel toelieten, gebeurde het niet altijd. Daar valt nog wel iets te verbeteren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Maar dan herhaal ik mijn vraag. Ik vroeg niet naar de criteria, ik vroeg in hoeveel gevallen het wel gebeurde. Wat is «niet altijd»?

Staatssecretaris Teeven: Ik heb die cijfers nu niet paraat. Als ik zeg dat ongewenstverklaring volgens de glijdende schaal wel mogelijk is, dan betekent dat niet dat het altijd gebeurt. Het gebeurt nog steeds dat mensen wel herhaaldelijk worden veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet ongewenst worden verklaard, terwijl daar wel mogelijkheden toe bestaan. Dat moet geïntensiveerd worden. Achtereenvolgende kabinetten zijn daarmee bezig geweest en dit kabinet zal daarmee doorgaan.

Ik zal verslag doen van de denkexercitie rond vrouwelijke genitale verminking.

De heer Van Hijum blijft spreken van uitwassen, maar ik heb gezegd dat ik met mijn Maltese collega zal bespreken wat de gevolgen kunnen zijn van het verkopen van paspoorten. Heeft hij daarover nagedacht en heeft hij er oog voor? Ik vind het niet allemaal uitwassen. Sommige dingen passen volgens mij in modern migratiebeleid. Sommige dingen bevorderen de economie en de werkgelegenheid. Dat past volgens mij in de doelstelling van het kabinet, maar ook in de doestellingen van de partij van de heer Van Hijum. Als het niet goed gaat, moeten wij daarvoor aandacht vragen. Als dingen werkgelegenheid bevorderen, dan lijkt mij dat een mooi resultaat waar wij blij mee moeten zijn.

De heer Van Hijum (CDA): Dit is precies waarnaar ik op zoek ben. De staatssecretaris zegt dat hij het, als het de economie en de werkgelegenheid bevordert, wel een goed idee vindt. Maar hij kan toch niet ontkennen dat een aantal van deze regelingen daar helemaal niets mee te maken heeft? Die zetten alleen de achterdeur open voor mensen die geld meebrengen. Er zijn indicaties dat het ook om vermogende criminelen gaat. In bepaalde regelingen wordt ook geen enkele relatie gelegd met het migratiebeleid en daar maak ik mij zorgen over. Dat geldt kennelijk ook voor de staatssecretaris, want anders spreekt hij zijn collega niet aan. Laten wij dat met elkaar ook bij andere lidstaten wat consequenter doen. Voor Cyprus zou je hierover ook wel een boom kunnen opzetten.

Staatssecretaris Teeven: Je kunt overal een boom over opzetten, maar je moet wel concrete informatie hebben. Laat ik nou eens beginnen met Malta. Om te beginnen is er al een heel goede uitleg van de collega. Laten wij nou eens openstaan voor wat andere lidstaten met hun nationale wetgeving doen. Dat is de lijn die ik op dit moment volg. Lidstaten gaan hierover. Nederland heeft een heel afgewogen regeling met de waarborgen waarover de heer Van Hijum spreekt: het tegengaan van witwassen van crimineel geld. 100% zekerheid heb je nooit.

De heer Fritsma vroeg nog naar de burden sharing; die vraag was inderdaad blijven liggen. Het zijn met name de Zuid-Europese lidstaten die daarom vragen als het gaat om de druk van migratie vanuit Afrika. Die druk willen zij over de hele Unie verdelen. De verhouding is op dit moment zo dat dit er niet van komt. Daarvoor bestaat binnen de Raad geen meerderheid. Wij zullen Zwitserland niet volgen, want die ongewenste migratiestromen waarover de heer Fritsma spreekt, betreffen soms ook Nederlanders die al een behoorlijke tijd hun geld verdienen in Zwitserland, daar bijdragen aan de Zwitserse economie en vanuit Zwitserland ook bijdragen aan de Nederlandse economie. Er wordt een hoop geld mee verdiend. Het antwoord op de vraag van de heer Fritsma is dus: nee, dat gaan wij niet doen.

De heer Fritsma (PVV): Ik kom nog even terug op die burden sharing. Het is opvallend dat de staatssecretaris zegt dat de verhoudingen nu zo zijn dat die er niet komt. In dit parlement is het altijd als voordeel aangemerkt dat die burden sharing wel zou kunnen. Nederland krijgt relatief veel asielzoekers. Die zouden kunnen worden herverdeeld over andere Europese landen. Door voorstanders van een Europees asielsysteem, waar de PVV natuurlijk niet toe behoort, is het altijd aangevoerd dat dit kan. Wij hebben nu de volgende situatie. Als Nederland nog steeds heel veel asielzoekers krijgt, moeten wij die door de Europese ruime regels wel toelaten, maar kunnen wij ze niet herverdelen over de andere landen. Dat is geen win-winsituatie, maar een lose-losesituatie. Hoe ziet de staatssecretaris dat?

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij moet je eerst de dingen doen die daaraan voorafgaan. Eerst moet je zorgen dat het GEAS goed wordt geïmplementeerd. Je moet je procedures op elkaar afstemmen. Je moet ervoor zorgen dat het niveau van de opvang in andere landen voldoende is. Dat is ook heel erg belangrijk. De realiteit gebiedt natuurlijk ook te zeggen dat wij zien dat er een neiging van een migratiestroom van zuid naar noord is. Het zijn met name de Zuid-Europese landen die vragen om solidariteit. Zolang wij die andere onderdelen van het GEAS niet allemaal voor elkaar hebben, is het verdeelsysteem nog niet im Frage. Een verdeelsysteem is alleen maar in beeld op het moment dat alle landen effectieve asielprocedures hebben met snelle beslissingen en snelle duidelijkheid. Pas dan heb je een moment waarop je kunt zeggen: wij gaan verdelen. Maar daar is op dit moment geen sprake van. Het gaat dus niet over win-winsituaties of lose-losesituaties. Daar praten wij helemaal niet over. Je moet het GEAS goed implementeren en je moet afzien van nieuwe regelgeving. Daarna kom je pas toe aan een verdeling van de vluchtelingen.

De voorzitter: Ik heb een drietal toezeggingen van de staatssecretaris gehoord.

  • De staatssecretaris informeert de Kamer over maatregelen tegen genitale verminking.

  • De staatssecretaris neemt contact op met zijn Belgische collega naar aanleiding van opmerkingen van de heer Fritsma in verband met de beëindiging van verblijfsvergunningen en informeert de Kamer daarover.

Staatssecretaris Teeven: Dat gebeurt niet naar aanleiding van de inbreng van de heer Fritsma. Dat vind ik iets te veel eer. Ik heb het artikel gelezen en had voor mijzelf al het besluit genomen om eens met de Belgische collega te spreken. Het gebeurt niet omdat vandaag de heer Fritsma er wat over zegt.

De heer Fritsma (PVV): Ik ben blij dat de staatssecretaris zelf al tot die conclusie is gekomen. Ik wil wel een termijn aan die terugkoppeling verbinden.

Staatssecretaris Teeven: Ik combineer dat met de uitkomsten van de pilots in Vaals en Rotterdam. Dat hoort er namelijk wel bij. Wat België doet is één, maar daar hoort bij hoe je voorkomt dat mensen een week later terugreizen om alsnog die uitkering aan te vragen. Daar hoort de implementatie van het vervolg dus wel bij. Daar wordt in Vaals en Rotterdam naar gekeken. Ik laat dat dus samenvallen met de evaluatie van de pilots.

De heer Fritsma (PVV): Op welke termijn komt dit naar de Kamer?

Staatssecretaris Teeven: Ik moet dat navragen, want daarover is overleg nodig met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De voorzitter: Dan de derde toezegging.

– De staatssecretaris zal in gesprek treden met zijn Maltese collega over de toelatingsregels voor vermogende vreemdelingen.

Staatssecretaris Teeven: Ook dat plan had ik al voordat het hier vandaag aan de orde kwam.

De voorzitter: Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van deze vergadering. Ik dank de mensen op de publieke tribune, de staatssecretaris, de ambtenaren en de collega’s.

Sluiting 13.34 uur.

Naar boven