32 317 JBZ-Raad

Nr. 127 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 23–24 juli 2012 te Cyprus aan.

Als bijlage treft u conform afspraak tevens het voortgangsoverzicht EU-dossiers Veiligheid en Justitie, Asiel en Migratie, tweede kwartaal 2012, aan1.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 23–24 juli 2012 te Nicosia (Cyprus)

I. Immigratie en Asiel

1. Derde jaarverslag over immigratie en asiel (2011)

De ministers zullen spreken over het derde jaarverslag inzake immigratie en asiel dat de Commissie 30 mei jl. publiceerde, en over de prioriteiten voor het komende jaar. Het jaarverslag bevat een overzicht van de geboekte vooruitgang in 2011 op de afspraken die zijn vastgelegd in het Stockholmprogramma en het Europees pact voor asiel en migratie. Ook schetst het jaarverslag actuele ontwikkelingen in de EU en wordt vooruitgekeken naar te verwachten ontwikkelingen.

De Commissie kijkt terug op een bewogen jaar op het terrein van asiel en migratie, waarin de migratiestromen die door de «Arabische lente» op gang kwamen de EU voor nieuwe uitdagingen stelden. De mededeling gaat daarom ook voor een deel in op hoe de EU met deze uitdaging is omgegaan door onder meer de voorstellen over versterking van het Schengenbestuur, de mobiliteitsdialoog die is opgestart met belangrijke landen van herkomst, de ondersteuning van lidstaten die het zwaarst te lijden hebben onder de verhoogde immigratiedruk en de extra inspanningen om de buitengrenzen van de EU goed te bewaken.

Ook constateert de Commissie dat er – ondanks de toenemende werkloosheid in de EU – een tekort is aan specifieke arbeid en vaardigheden. Mede met het oog op een vergrijzende bevolking vraagt de Commissie aandacht voor deze problematiek, en kondigt aan nog in 2012 een breed consultatieproces te lanceren over de vraag wat de rol van het EU-beleid moet zijn bij de mogelijkheden van economische migratie. Daarbij wordt ook ingegaan op het belang van integratie van deze migranten.

De Commissie schetst verder de stappen die zijn gezet in de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) en wijst op het operationeel worden van het Europese asielondersteuningsbureau (EASO). Dit bureau voert belangrijke taken uit bij het ondersteunen van enkele lidstaten, zoals Griekenland, Luxemburg en Malta.

Nederland hecht met de Commissie veel waarde aan het verder implementeren van het Europese pact voor asiel en migratie en het Stockholmprogramma, en zal zich hier de komende jaren in samenwerking met de Commissie en andere lidstaten voor blijven inspannen. Nederland zal tijdens de informele Raad aangeven het stappenplan EU-optreden inzake de migratiedruk hoog op de Nederlandse prioriteitenlijst te hebben staan, waaronder de verbetering van de situatie in Griekenland op het terrein van asiel en grensbewaking, de samenwerking met derde landen, met name op het gebied van terugkeer, en de aanpak van misbruik bij gezinshereniging. Voorts is het van belang om in het komende jaar de onderhandelingen over het GEAS af te ronden en het Schengenbestuur te versterken. Verder ziet Nederland uit naar de presentatie van de wetgevende Commissievoorstellen voor het Slimme Grenzen-pakket. Wat betreft de door de Commissie gevraagde aandacht voor economische migratie van derdelanders, richt Nederland liever de aandacht op intra-EU-mobiliteit.

2. Lunchbespreking «Situatie in Syrië»

– Presentaties door UNHCR en IOM

Tijdens de bijeenkomst zullen de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de UNHCR een presentatie geven over de stand van zaken in Syrië en de buurlanden. In Syrië zijn naar verluidt momenteel ongeveer één miljoen ontheemden. Daarnaast blijkt dat het aantal vluchtelingen uit Syrië in de omringende landen Libanon, Jordanië, Irak en Turkije sinds december 2011 gestaag groeit. Er zouden momenteel circa 100 000 vluchtelingen afkomstig uit Syrië in de buurlanden zijn en dit aantal kan volgens de VN oplopen tot 185 000 aan het einde van 2012.

Nederland vindt het van groot belang om ondersteuning in de regio te bieden. In aanvulling op de bestaande jaarlijkse bijdragen aan de UNHCR heeft Nederland ongeveer 3,8 miljoen euro extra bijgedragen aan de UNHCR-programma’s ten behoeve van de opvang van en de humanitaire hulpverlening aan Syrische vluchtelingen in de regio.

Daarnaast heeft Nederland 2 miljoen euro toegekend aan het Wereldvoedselprogramma ter verlichting van de noden die zijn ontstaan als gevolg van de onrust en het geweld in Syrië en om voedselhulp te bieden aan kwetsbare en getroffen huishoudens in Syrië. Nederland zal aandacht vragen voor de gevolgen die de situatie in Syrië kan hebben voor de lidstaten op asielterrein, en voor mogelijkheden om te komen tot een meer uniform beleid in de EU ten aanzien van de behandeling van asielaanvragen van Syrische asielzoekers.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

1. Cybercrime

Europa is een belangrijk doelwit van cybercriminaliteit door zijn geavanceerde internetinfrastructuur, het grote aantal gebruikers en het feit dat zijn economisch systeem en betalingssystemen op internet leunen. Tegen criminelen die zich bedienen van moderne technologie moet strafrechtelijk worden opgetreden. Burgers, bedrijven, overheden en vitale infrastructuren moeten beter worden beschermd tegen deze criminelen.

Ten aanzien van de aanpak van cybercrime verwelkomt Nederland het initiatief van de Commissie om te komen tot een Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3), dat een centrale regisserende, aanjagende en faciliterende rol moet spelen zodat lidstaten zelfstandig of gezamenlijk kunnen optreden tegen cybercriminaliteit (Kamerstukken II 2011/12, nr. 1412). De doelen die het EU Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit moet bereiken, passen bij de Nederlandse inzet om lopende actieplannen op het terrein van cybercriminaliteit te versterken en versnellen. Het is de bedoeling dat het cybercrime centrum EC3 per 1 januari 2013 operationeel is en is ondergebracht bij Europol in Den Haag.

De aanpak van cybercrime is een prioriteit voor Nederland. Nederland zet zich binnen de EU dan ook actief in op het verzekeren van een gemeenschappelijk juridische standaard voor de aanpak van cybercrime. Waar mogelijk wordt die aanpak van verbeteringsvoorstellen voorzien op het gebied van bevoegdheden van politie en justitie. Doordat personen computers inmiddels anders gebruiken met technisch geavanceerde toepassingen (multimediaal, webbased applicaties, cloud storage) is het steeds moeilijker te onderkennen in welk territoir bewijsmiddelen zich bevinden, en als dat wel te traceren is, duurt de afhandeling van internationale rechtshulp verzoeken meestal te lang om de vluchtige data veilig te stellen. Het grensoverschrijdend optreden inzake cybercrime verschilt tussen de lidstaten. Zij lopen bij onderzoek vaak tegen het territorialiteitsbeginsel en het uitgangspunt van nationale soevereiniteit voor opsporing aan. Er bestaat behoefte aan nieuwe en duidelijkere regels. Nederland beoogt hiertoe in samenwerking met andere lidstaten voorstellen te ontwikkelen.

In EU verband zet Nederland, in lijn met de Nationale Cyber Security Strategie (Kamerstukken II 2010/11, 26 643, nr. 174), actief in op een integrale aanpak van cybercrime en cyber security binnen de Europese Unie. Nederland vraagt hierbij aandacht voor publiek-private samenwerking.

2. Security Industrial Policy and Security Related Research

– Presentatie door EU Counter – Terrorism Coordinator

De Europese Contra-Terrorisme Coördinator (CTC) – de heer De Kerchove – zal een presentatie geven over het thema «veiligheid gerelateerd onderzoek» en industrieel beleid voor veiligheidsindustrie. De EU CTC heeft tijdens zijn presentatie in de JBZ Raad van 13 en 14 december 2011 reeds aandacht gevraagd voor dit thema naar aanleiding van zijn discussiepaper (Kamerstuk 32 317, nr. 91). In zijn presentatie voor de informele JBZ-Raad van 24 en 25 juli 2012, zal de CTC nader op de stand van zaken omtrent dit specifieke thema ingaan.

De EU CTC nodigde tijdens zijn presentatie in JBZ Raad van 13 en 14 december de Lidstaten uit om te investeren in «industrie en veiligheid» en het bedrijfsleven te attenderen op hun rol bij de veiligheid van technische ontwikkelingen. Deze oproep sluit aan bij de in Nederland reeds bestaande aanpak. Nederland heeft in de JBZ Raad van 13 en 14 december 2011 de aandachtspunten van EU CTC derhalve erkend (Kamerstuk 32 317, nr. BH). Nederland hanteert deze aanpak onder meer in de Nationale Cyber Security Strategie (Kamerstukken 26 643, nr. 174). Tevens draagt Nederland het belang van publiek-private samenwerking in de aanpak van cyber security ook internationaal uit.

Daarnaast heeft Nederland ook aandacht voor de samenwerking met het bedrijfsleven ten behoeve van terrorismebestrijding, zoals omschreven in de Nationale Contraterrorisme Strategie 2011–2015 en de voortgangsrapportage contraterrorisme en -extremisme (Kamerstuk 29 754, nr. 213). Op het terrein van technologie en innovatie zal het kabinet door strategische allianties met publieke en private partners in binnen- en buitenland misbruik van het internet voor terroristische doeleinden monitoren en zo veel mogelijk tegengaan. De in Nederland ontwikkelde gedragscode «Notice-and-Take-Down» (NTD) wordt internationaal uitgedragen als voorbeeld van samenwerking tussen overheid en de private sector ten behoeve van een veiliger internet.

Ook worden in Nederland periodiek technologieverkenningen uitgevoerd om nieuwe ontwikkelingen die voor CT relevant zijn in kaart te brengen. Op grond van deze verkenningen wordt besloten welke ontwikkelingen gericht worden ondersteund, toegepast of moeten leiden tot aanpassing van beleid. De overheid zal ook zelf fundamenteel onderzoek initiëren. Bijzondere aandacht zal daarbij uitgaan naar technologische trends in de burgerluchtvaart.

Tot slot zet het kabinet in op het verder vergroten van «security awareness en performance» onder professionals in de publieke en private sector. Er zullen tijd en middelen worden vrijgemaakt voor het herkennen van afwijkend gedrag en het bieden van handelingsperspectieven, wat zal leiden tot een grotere mate van veiligheidsbewustzijn bij professionals in ATb-bedrijven (Atb: allerteringssysteem terrorismebestrijding), bij CBRN-instellingen (CRBN: chemische, biologische, radiologische of nucleaire) en in de publieke sector.

3. Gegevensbescherming

– Bepaalde kwesties

Tijdens het AO van dinsdag 3 juni 2012 en het daarop volgende VAO van donderdag 5 juli heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie met u gesproken over het Europese gegevensbeschermingspakket. Zowel de algemene ontwerpverordening als de ontwerprichtlijn opsporing en vervolging zijn aan bod gekomen.

Het Cypriotisch voorzitterschap heeft het komende half jaar zes tweedaagse vergaderingen ingepland voor het gegevensbeschermingspakket. Tijdens dit voorzitterschap ligt de prioriteit bij de ontwerpverordening. Zoals aangegeven tijdens het AO is Nederland voorstander van de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging en zal deze lijn worden uitdragen in Europa. Verder verwijs ik u graag naar de brief die de Staatssecretaris op 29 juni 2012 aan uw Kamer heeft gestuurd. Daarin bent u geïnformeerd over het verloop van het onderhandelingsproces in Brussel wat betreft de verordening en de richtlijn gegevensbescherming.

4. Bevriezing en confisatie van criminele opbrengsten in de EU

De Commissie stelt harmonisering voor van de nationale wetgeving over het ontnemen van crimineel vermogen (confiscatie) en het leggen van beslag (bevriezing) in de lidstaten. Het voorstel vloeit voort uit de mededeling van de Commissie van 2008 over de opbrengsten van criminaliteit («Misdaad mag niet lonen» (COM (2008) 766)). De voorgestelde richtlijn moet leiden tot een vergroting van het wederzijds vertrouwen en beoogt de samenwerking tussen de lidstaten te versterken. De rechtsbasis is artikel 82, lid 2, en artikel 83, lid 1 VWEU. De gewone wetgevingsprocedure is van toepassing.

Nederland is ambitieus in het streven om criminele winsten te ontnemen. Het voorstel van de Commissie kan volgens Nederland een goede bijdrage leveren aan versterking van de internationale samenwerking bij het optreden tegen het wegsluizen van crimineel vermogen. Nederland onderschrijft dan ook de doelstellingen van de voorgestelde richtlijn. Bij de onderhandelingen over de richtlijn heeft Nederland – in lijn met hetgeen daarover in het BNC fiche over deze richtlijn is vermeld (Kamerstukken II 2011/12, 22 112, nr. 1398) – wel enkele kanttekeningen bij het voorstel geplaatst. De eerste betreft de werkingssfeer van de richtlijn. Deze is beperkt tot confiscatie van winsten behaald met het plegen van enkele ernstige misdrijven. Dit heeft te maken met de gekozen institutionele basis. Voor Nederland geldt echter als uitgangspunt dat ter zake van alle misdrijven criminele winsten kunnen worden ontnomen. Ook andere lidstaten stellen zich op dit standpunt en streven uitbreiding van de werkingssfeer na. Bij de onderhandelingen wordt bezien welke ruimte hiervoor daadwerkelijk bestaat.

Nederland heeft daarnaast opgemerkt dat het voorstel erg verstrekkende informatieverplichtingen inhoudt richting de Commissie. De lidstaten zouden periodiek allerlei statistieken moeten overleggen inzake onder meer opbrengsten van confiscatie en de waarde van beslagen goederen in binnen- en buitenland. Dit zijn verstrekkende administratieve verplichtingen. Naleving daarvan gaat ten koste van kostbare capaciteit, onder meer bij de opsporing. Ook andere Lidstaten hebben commentaar geuit bij dit onderdeel van het wetsvoorstel. Nederland heeft in dit verband voorgesteld dat bij het opstellen van een nieuwe bepaling over deze informatieverplichting zal worden uitgegaan van informatie die in de praktijk daadwerkelijk en zonder meer bij de opsporing beschikbaar is.

Ook heeft Nederland aandacht gevraagd voor de voorgestelde implementatietermijn. De richtlijn dient binnen 2 jaar na aanneming te zijn omgezet in wettelijke bepalingen. Het kabinet acht deze termijn onhaalbaar. Onder het voorbehoud van de parlementaire goedkeuring van de voorgestelde implementatiewetgeving kan een termijn van drie jaar wel haalbaar worden geacht. Ook andere lidstaten hebben over de voorgestelde implementatietermijn opmerkingen gemaakt.

Tenslotte heeft Nederland verduidelijking en aanpassing gevraagd van enkele andere onderdelen van de richtlijn. Het gaat daarbij om de vraag hoe de voorgestelde richtlijn zich verhoudt tot het bestaande wetgevende instrumentarium en hoe de richtlijn zich verhoudt tot het instrumentarium inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van confiscatiebeslissingen en bevriezingsbevelen. Een versterking van dat kader zal aan de effectiviteit van dit voorstel wezenlijk kunnen bijdragen.

5. Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen

Tijdens de lunch van de Raad zal het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen te vergemakkelijken, worden besproken. Het is thans nog niet bekend welke punten in het bijzonder aan de orde zullen komen.

Het voorstel is bedoeld om de civielrechtelijke inning van grensoverschrijdende schuldvorderingen voor burgers en bedrijven te vereenvoudigen. De nieuwe en zelfstandige Europese procedure voor grensoverschrijdend conservatoir beslag op bankrekeningen is een alternatieve procedure, naast de bestaande nationale procedures voor het leggen van conservatoir beslag. Met het Europees bevel tot conservatoir beslag wordt alleen de rekening van de schuldenaar geblokkeerd. Met het bevel kan geen geld aan de schuldeiser worden betaald.

Over het voorstel heeft consultatie door middel van het internet plaatsgevonden en onder andere de banken en de rechtspraktijk zijn om advies gevraagd. Ook de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht is geraadpleegd. De onderhandelingen over het voorstel in de Raadswerkgroep zijn begin september 2011 gestart. Op dit moment is men nog bezig met de eerste lezing van het voorstel. Niet alle artikelen zijn al besproken.

Nederland is voorzichtig positief over het huidige voorstel. In het voorstel wordt tegemoetgekomen aan de wens van Nederland dat voorzien is in tussenkomst van de tenuitvoerleggende instantie in de lidstaat waar het beslag moet worden gelegd. Bovendien is er gekozen voor een Europese regeling naast de nationale regeling. Wel is er een aantal aandachtspunten. Een daarvan is de mogelijkheid dat als er in het land van herkomst al een uitvoerbare beslissing is (bijvoorbeeld een gerechtelijke uitspraak) ook de gerechtsdeurwaarder over een verzoek om een Europees conservatoir beslagbevel zou moeten kunnen beslissen. Dit strookt niet met het Nederlandse systeem waarin het treffen van bewarende maatregelen een taak van de rechter is. Ook de voorziene verplichting tot het verstrekken van inlichtingen over individuele rekeningen, zonder dat er al beslag is gelegd, verdient nadere kritische bestudering. Verder zal Nederland kritisch kijken naar de termijnen in de verordening. In het bijzonder de termijn van slechts enkele dagen waarbinnen de bank informatie moet geven over de doeltreffendheid van het beslag lijkt erg kort. Voor een nationaal conservatoir beslag is deze termijn vier weken.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven