nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijke
grondslag te creëren voor het bij algemene maatregel van bestuur stellen
van regels omtrent de waardering van de energieprestatie van huurwoningen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Indien de partij die, gelet op de strekking van het verzoekschrift,
in het ongelijk wordt gesteld, uitsluitend in het ongelijk wordt gesteld op
grond van een eigen oordeel van de huurcommissie ten aanzien van de waardering
van de energieprestatie van de woonruimte, dat afwijkt van een voor die woonruimte,
overeenkomstig de op grond van artikel 120 van de Woningwet gegeven regels
omtrent de energieprestatie van gebouwen, afgegeven energieprestatiecertificaat,
is die partij, in afwijking van het eerste lid, eerste volzin, geen vergoeding
als bedoeld in dat lid verschuldigd.
B
Aan het slot van artikel 10, eerste lid, wordt ingevoegd: , waarbij onderscheid
kan worden gemaakt tussen woonruimte waarvan de eigenaar beschikt over een
voor die woonruimte, overeenkomstig de op grond van artikel 120 van de Woningwet
gegeven regels omtrent de energieprestatie van gebouwen, afgegeven
energieprestatiecertificaat en overige woonruimte.
C
Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
1. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in
artikel 10, eerste lid, kan voor wat betreft de waardering van de kwaliteit
van een woonruimte, van de redelijkheid van de huurprijs en van wijziging
daarvan, onderscheid worden gemaakt tussen woonruimten op grond van de datum
van totstandkoming van de huurovereenkomst voor die woonruimten.
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2012.
D
Aan artikel 13, vijfde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
De huurcommissie vormt zich daarbij geen eigen oordeel over de energieprestatie
van de woonruimte, indien de eigenaar beschikt over een voor die woonruimte,
overeenkomstig de op grond van artikel 120 van de Woningwet gegeven regels
omtrent de energieprestatie van gebouwen, afgegeven energieprestatiecertificaat.
E
In artikel 14, tweede lid, wordt «en vierde tot en met zesde lid»
vervangen door: , vierde, vijfde, eerste en tweede volzin, en zesde lid.
F
Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 14a
1. Voor zover huurprijsverlaging als bedoeld in artikel 14 mogelijk
is op grond van de waardering van de energieprestatie van de woonruimte overeenkomstig
de op grond van artikel 10, eerste lid, gegeven regels, en niet op grond van
die regels zoals die luidden voor 1 juli 2010, en de huurovereenkomst
voor die woonruimte tot stand is gekomen op of na 1 januari 2008 maar
voor 1 juli 2010, spreekt de huurcommissie in afwijking van artikel 14
uit dat de huurprijs ongewijzigd blijft.
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2012.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,