32 279 Zorg rond zwangerschap en geboorte

Nr. 174 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2019

In het plenaire debat van 11 juni 2019 over de demonstraties abortusklinieken (Handelingen II 2018/19, nr. 91) heeft de Minister van VWS toegezegd nog voor de stemmingen op een aantal zaken terug te komen rondom de toekomstige organisatorische plannen die Siriz en VBOK hebben en hoe dit zich verhoudt tot de financiering van de open house keuzehulpgesprekken die Siriz per 1 juni jongstleden ontvangt.

Over dit onderwerp zijn drie moties ingediend. De eerste motie is van de Kamerleden Ellemeet en Ploumen (Kamerstuk 32 279, nr. 167) waarin de regering wordt verzocht de gunning opnieuw te toetsen aan de hand van de gestelde criteria na het rondkomen van de fusie en de Kamer daarover te informeren. In de tweede motie van de Kamerleden Ellemeet en Ploumen (Kamerstuk 32 279, nr. 164) wordt de regering verzocht de toegekende financiering aan Siriz in te trekken zolang niet wordt afgezien van de fusie met VBOK. In de derde motie van de Kamerleden Ploumen en Ellemeet (Kamerstuk 32 279, nr. 166) wordt de regering verzocht de Kamer vóór 1 oktober 2019 te berichten hoe de commissie is samengesteld die controleert of voldaan wordt aan de criteria en verzoekt de regering tevens bevindingen van deze commissie onmiddellijk met de Kamer te delen.

Ik wil hier graag als volgt op reageren.

Zoals ik in diverse brieven en overleggen in Tweede Kamer1 heb aangegeven willen Siriz en VBOK zich – in het kader van het politieke en maatschappelijke debat van afgelopen maanden – bezinnen op de toekomst. Uitgangspunt hierbij is dat zij hun best willen doen eventuele twijfels – voor zover die nog bestaan – weg te nemen door in een nieuwe structuur verder te gaan. Hiermee wordt beoogd beter een balans te brengen in enerzijds de beschermwaardigheid van het leven te borgen en anderzijds de keuzevrijheid van de vrouw te respecteren. Hoe dit er organisatorisch precies uit zal zien, daar ga ik niet over. Het zijn private organisaties. Waar ik wel verantwoordelijk voor ben, is hoe een organisatie die gefinancierd wordt via de open house zich verhoudt tot de eisen die gesteld zijn.

Daarop zal ik de organisaties die door de overheid worden gefinancierd in de toekomst scherp blijven beoordelen. Indien er in de toekomst sprake is van een nieuwe organisatiestructuur van Siriz en VBOK zal ook deze organisatie net als elke andere rechtspersoon zich moeten houden aan de kwaliteitseisen, zoals gebruikelijk is bij overheidsfinanciering. Daarop wordt dan ook getoetst op het moment dat daarvan sprake is. Zoals toegezegd in het AO van 18 april jl. (Kamerstuk 32 279, nr. 160) zal ik u tussentijds informeren indien er relevante ontwikkelingen te melden zijn. Ik zie dan ook geen meerwaarde in een wijziging van bovengenoemde lijn en ontraad daarmee derhalve deze motie (Kamerstuk 32 279, nr. 167).

Zoals in het AO van 18 april jongstleden (Kamerstuk 32 279, nr. 160) is uiteengezet, voldoet Siriz op dit moment aan alle eisen die gesteld zijn in de open house. Ik zie daarom geen reden om – zoals de Kamerleden Ellemeet en Ploumen verzoeken (Kamerstuk 32 279, nr. 164) – de gunning op dit moment in te trekken. Ik ontraad dan ook deze motie, evenals de Minister van VWS reeds in het debat op 11 juni heeft gedaan (Handelingen II 2018/19, nr. 91, debat over vrouwen die geïntimideerd worden door demonstranten bij abortusklinieken).

Zoals ik u eerder informeerde, beoordelen de onafhankelijk deskundigen die ik zal aanstellen of partijen zich aan de eisen van de open house houden en hebben gehouden. Ik zal u in het najaar informeren hoe ik dit wil vormgeven en hoe de samenstelling is van deze onafhankelijke commissie. Uiteraard zal ik de bevindingen van deze onafhankelijke commissie te zijner tijd zo spoedig mogelijk met u delen. In de motie wordt nu een termijn verbonden aan het informeren van uw Kamer over de invulling en samenstelling van de commissie. Ik acht deze termijn van 1 oktober 2019 niet haalbaar en ontraad derhalve de motie (Kamerstuk 32 279, nr. 166). Een ruimere termijn (najaar) is wel haalbaar.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Brief van 16 april 2019 (Kamerstuk 32 279, nr. 153), Algemeen Overleg Keuzehulp van 18 april jongstleden (Kamerstuk 32 279, nr. 160), VAO Keuzehulp 24 april 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 79, item 7) en antwoorden op Kamervragen van 6 mei jongstleden (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 79, item 7) van het lid Ploumen en het lid Ellemeet over het samengaan van VBOK en Siriz.

Naar boven