32 203 Voorstel van wet van de leden Schouw en De Wit tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering

G BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Minister van Veiligheid en Justitie

Den Haag, 8 oktober 2014

De commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 9 en 30 september 2014 kennisgenomen van uw brief van 15 juli 20141 over de uitvoering van de motie-Schrijver c.s. die op 3 december 2013 in het kader van de behandeling van het initiatiefvoorstel-Schouw en De Wit is ingediend en vervolgens is aangenomen. Deze motie verzoekt de regering te onderzoeken of een mogelijke aanpassing van het Wetboek van Strafrecht religieuze minderheden kan beschermen tegen zwaar kwetsende uitlatingen, zonder de werking van de vrijheid van meningsuiting onnodig te beperken.2 Naar aanleiding daarvan heeft de regering het WODC onderzoek laten verrichten, wat heeft geresulteerd in het uitgebreide rapport «Strafbaarstelling van «belediging van geloof»».

De commissie wil haar waardering uitspreken voor het feit dat u in reactie op het verzoek van de Kamer zulk gedegen, omvangrijk onderzoek heeft laten uitvoeren. De commissie hecht, net als de regering, aan een samenleving waarin de vrijheid bestaat voor burgers om hun geloof te beleven en uit te dragen en waarin burgers zich ook beschermd voelen tegen het aanzetten tot haat of discriminatie op grond van hun geloof of levensovertuiging. In uw brief van 15 juli 2014 schrijft u dat de regering de conclusies uit het rapport kan onderschrijven en dat zij op basis hiervan aanpassing van de strafwet niet opportuun en nodig acht; uit het rapport blijkt dat de strafwet voldoende bescherming biedt tegen discriminerende uitingen over mensen vanwege hun geloof, terwijl door uitbreiding van die bescherming de vrijheid van meningsuiting in het gedrang zou kunnen komen. Dit vindt brede weerklank in de commissie.

Voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A.W. Duthler


X Noot
1

Kamerstukken I 2013–2014, 32 203, E herdruk.

X Noot
2

Kamerstukken I 2013–2014, 32 203, F.

Naar boven