32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Nr. 61 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2013

Met de kwartaalrapportage houd ik u, naast de geannoteerde agenda voor en het verslag van de Landbouw- en Visserijraad (de Raad), periodiek op de hoogte van de ontwikkelingen in EU-verband in de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).

Stand van zaken hervorming GVB – de basisverordening

Op 6 februari 2013 heeft het Europees Parlement (EP) haar standpunt over de hervorming van de basisverordening in eerste lezing bepaald. Het verslag van rapporteur Ulrike Rodust (S&D) is met een grote meerderheid aangenomen (502 stemmen voor, 137 tegen en 27 onthoudingen). De Raad heeft tijdens zijn vergadering van 25 en 26 februari jl. vrijwel unaniem haar standpunt bepaald (alleen Zweden stemde tegen).

In maart 2013 zijn de trilogen tussen Raad, EP en Europese Commissie van start gegaan. Voor de basisverordening zijn zeven trilogen gepland tot medio mei. Het Iers voorzitterschap zal de discussiepunten terugleggen met een voorstel voor aanpassing van het onderhandelingsmandaat. Op dat moment zal ik ook uw Kamer betrekken bij het vaststellen van de Nederlandse inzet.

Het Iers voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over de basisverordening in juni 2013.

Aanlandplicht

Het EP wil een gefaseerde invoering van de aanlandplicht; voor de pelagische visserij met ingang van uiterlijk 2014, voor de demersale visserij (rondvis en platvis) uiterlijk in 2016 en voor de overige visserijen uiterlijk in 2017. Het EP heeft het standpunt ingenomen dat alle gevangen soorten (gereguleerd en ongereguleerd) aangeland moeten worden. De aanlandplicht zou volgens het EP niet moeten gelden voor soorten die als levend aas gebruikt worden en voor soorten met een hoge overlevingskans bij teruggooi. Een amendement waarmee het vissers toegestaan zou zijn om 5% van hun jaarlijkse vangsten te discarden (de minimis regeling) is plenair verworpen.

Wel heeft het EP ingestemd met een uitzondering om bijvangstsoorten van het quotum van de doelsoort af te trekken, indien het quotum voor de niet-doelsoort volledig is opgebruikt, de totale vangsten van de niet-doelsoort niet hoger zijn dan 3% van de doelsoort en de niet-doelsoort binnen biologisch veilige grenzen is. Tevens is in het EP een tussenjaarlijkse flexibiliteit van maximaal 5% overeengekomen, waarbij quotum van het volgende jaar geleend mag worden of mag worden overgeheveld van het vorige jaar. Het EP wil niet dat bijvangsten gebruikt worden voor menselijke consumptie, behalve in het geval van liefdadigheid.

Over de algemene oriëntatie van de Raad over de nadere invulling van de aanlandplicht en over mijn standpunt en inzet in de onderhandelingen bent u geïnformeerd met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van februari 2013 (Kamerstuk 21 501-32 nr. 698). Tevens hebben wij elkaar hierover gesproken in het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 13 maart.

MSY/bestandsbeheer

Het EP heeft evenals de Raad MSY (Maximum Sustainable Yield) als uitgangspunt voor bestandsbeheer aanvaard. Volgens het EP moeten vanaf 2015 de visserijsterfte coëfficiënten zodanig worden vastgesteld dat de bestanden uiterlijk in 2020 worden beheerd op een niveau boven MSY. De Raad heeft in zijn algemene oriëntatie gekozen voor een sturing op het bereiken van een MSY-niveau uitgedrukt in vissterfte en niet in bestandsomvang, een benadering die inmiddels vruchten heeft afgeworpen.

Regionalisering

Het EP heeft aan het voorstel een procedure toegevoegd waarin onder meer de samenwerking tussen de lidstaten is opgenomen. In deze benadering wordt via nationale maatregelen vorm gegeven aan regionalisering. Dit leidt in feite tot renationalisering van het visserijbeleid. Zonder bekrachtiging op EU-niveau van de maatregelen kunnen er onduidelijke en onwerkbare situaties ontstaan als in een regio de lidstaten verschillende nationale maatregelen vaststellen, ook vanuit controleoogpunt.

De Raad heeft bij haar standpuntbepaling gekozen voor een structuur waarbij lidstaten in een regio tot gezamenlijke aanbevelingen komen, die vervolgens in Europese regelgeving vastgelegd moeten worden.

Overdraagbare visserijconcessies

Het EP heeft het gedeelte van de verordening dat betrekking heeft op overdraagbare visserijconcessies verwijderd. Daarvoor in de plaats is opgenomen dat lidstaten moeten besluiten welk systeem zij hanteren bij de toedeling van de nationale vangstmogelijkheden. Volgens de toelichting van het EP geeft dit aan de lidstaten die dit wenselijk achten, de mogelijkheid om een systeem van overdraagbare visserijconcessies in te voeren. In het standpunt van de Raad is het systeem van overdraagbare visserijconcessies gehandhaafd, maar de nationale introductie door de lidstaten is op vrijwillige basis.

Vlootcapaciteit

Het EP zet in op het voeren van een actief vlootbeleid om de overcapaciteit van de Europese vloot tegen te gaan (door een capaciteitsreductieprogramma). De lidstaten moeten daartoe jaarlijks een assessment van de vlootcapaciteit per visserij en vlootsegment uitvoeren en daarbij aangeven wat de impact is op de bestanden en het ecosysteem.

In het standpunt heeft de Raad het standpunt ingenomen dat lidstaten maatregelen nemen om hun vlootcapaciteit in overeenstemming te brengen met de visserijmogelijkheden, maar daarbij niet gekozen voor een capaciteitsreductieprogramma.

Extern visserijbeleid

In het voorstel voor de basisverordening is een (beperkt) onderdeel opgenomen over het externe visserijbeleid, dat wil zeggen over de Regionale Visserijbeheer Organisaties (RVO’s) en de akkoorden met derde landen. In aanvulling op het voorstel heeft de Europese Commissie een mededeling aan Raad en EP over het externe beleid uitgebracht. In maart 2012 heeft de Raad in reactie op die mededeling Raadsconclusies over het externe beleid aangenomen.

Wat betreft het extern beleid hebben de Raad en het EP globaal dezelfde opvattingen. Het EP heeft verschillende amendementen aangenomen over het extern beleid waarmee zij meer uitgangspunten van het extern beleid uit de mededeling in de verordening verankerd willen zien. Inhoudelijk sluiten de amendementen grotendeels aan bij de Raadsconclusies.

Relatie visserij en milieu

Evenals de Raad in zijn algemene oriëntatie beperkt het EP de werkingssfeer van beschermende maatregelen in het kader van de Vogel en Habitatrichtlijn tot de beschermde gebieden (Natura 2000).

Overig

Het EP introduceert fish stock recovery areas. De lidstaten moeten gebieden instellen ten behoeve van het herstel van bepaalde visbestanden en het mariene ecosysteem. Er moet zo een netwerk van dergelijke beschermde gebieden komen. De Raad kiest op dit punt een andere aanpak. Het bestandsbeheer is gebaseerd op toegestane vangsthoeveelheden en regulering van de visserijinspanning. De meerjarenplannen bieden daarvoor het kader. Daarnaast is er het stelsel van technische maatregelen waarin ook de mogelijkheid van tijdelijke gebiedssluitingen (real time closures) en meer permanente gebiedssluitingen (zoals de scholbox) is opgenomen.

Stand van zaken Gemeenschappelijk Marktordening (GMO)

Begin dit jaar is op basis van de EP amendementen en het standpunt van de Raad van juni 2012 de triloog tussen Raad, EP en Europese Commissie voorbereid. Twee trilogen hebben reeds plaatsgevonden. Eind april of begin mei zal de volgende triloog worden gehouden.

Onderwerpen die worden besproken zijn met name de doelstellingen en maatregelen van producentenorganisaties (PO’s), de representativiteit van de PO’s, de voorschriften voor consumenteninformatie (inclusief eventuele ecolabelling) en de delegatie van bevoegdheden aan de Europese Commissie. Bij laatstgenoemde gaat het over de keuze voor gedelegeerde handelingen dan wel uitvoeringshandelingen voor de handelsnormen en regels over de inhoud van de markt- en afzetplannen van de PO’s. De Landbouw- en Visserijraad van april zal de stand van zaken met betrekking tot de triloog over de GMO bespreken.

Stand van zaken Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Ten aanzien van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) heeft de Raad sinds het deelakkoord van oktober 2012 het fonds niet meer geagendeerd. Het EFMZV komt evenmin voor op de agenda van de Landbouw- en Visserijraad van april.

Het akkoord dat de Raad in oktober 2012 sloot, betrof de artikelen en daarmee het type maatregelen waaraan in de periode 2014 – 2020 steun kan worden verleend. Uw Kamer is hierover bij brief van 2 november 2012 geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 653).

De Raad nam in oktober 2012 nog geen besluit over de vele uitvoeringsartikelen en evenmin over de artikelen die de verdeling van de financiële middelen over de lidstaten betreffen. Besluitvorming daarover alsook de totale omvang van het EFMZV is onderdeel van de besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader.

Het Europees Parlement heeft meer dan 2000 amendementen ingediend op de verordening. Hierover wordt in mei 2013 in de Visserijcommissie van het EP gestemd. Het EP streeft ernaar in de plenaire zitting van juli 2013 de eerste lezing van het EP over de EFMZV-verordening vast te stellen. Ervan uitgaande dat tegen die tijd ook de Raad zijn standpunt over de gehele verordening heeft bepaald, kan de triloog vanaf juli dit jaar starten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven