32 175 Huwelijks- en gezinsmigratie

Nr. 59 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2015

Inleiding

Op 18 en 19 mei 2015 hebben alle partners uit de vreemdelingen- en de strafrechtketen, samen met de Inspectie SZW en gemeenten, hun krachten gebundeld in een landelijke actie tegen schijnhuwelijken.1 In het hele land vonden gerichte controles plaats naar personen waarvan vermoed werd dat zij zich schuldig maken aan een schijnhuwelijk of dit faciliteren.

In mijn brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 32 175, nr. 56) heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd over deze landelijke actie. Ik heb hierin toegezegd uw Kamer te informeren over de definitieve resultaten van de landelijke actie, alsmede over de lessen die hieruit getrokken kunnen worden voor de structurele aanpak van schijnhuwelijken. Daarnaast heb ik toegezegd u te informeren over de resultaten van het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar schijnhuwelijken. Met deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.

Resultaten van de landelijke actie

Een van de speerpunten van het kabinet is de aanpak van migratiefraude. Binnen het huidige regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 33 410, nr. 15) is afgesproken dat schijnhuwelijken daadkrachtig worden aangepakt. De landelijke actie tegen schijnhuwelijken vormde daarmee een logisch vervolg op deze afspraak. De actie tegen schijnhuwelijken had drie doelen: het aanpakken van schijnhuwelijken, het bevorderen van een multidisciplinaire aanpak van dit type migratiefraude en er zou een preventieve werking vanuit moeten gaan.

Naar aanleiding van de 48 controles die tijdens de actie hebben plaatsgevonden, is in dertien zaken een schijnhuwelijk vastgesteld. Deze zaken zijn overgedragen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Inmiddels zijn bij vijf vreemdelingen de dossiers overgedragen aan de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V). Voor deze vreemdelingen geldt dat actief gewerkt wordt aan de terugkeer naar het land van herkomst. Voor de overige dossiers geldt dat deze zich nog in de bezwaar- of beroepsfase bevinden en dat nog geen definitief uitsluitsel over de verblijfsstatus gegeven kan worden.

Tijdens de actie zijn vijf aanhoudingen verricht. Deze aanhoudingen hebben tot twee strafzaken geleid, waarin in totaal vier verdachten zijn gedagvaard. De uitkomsten van deze strafzaken staan op het moment van schrijven nog niet vast. Tot slot is in 28 gevallen aangetoond dat er geen sprake is van een schijnhuwelijk of is een schijnhuwelijk na onderzoek niet vast komen te staan2.

Lessen voor de structurele aanpak van schijnhuwelijken

Op basis van de resultaten van de landelijke actie concludeer ik dat de concrete opbrengst van de actie, bijvoorbeeld qua aantal strafrechtelijke vervolgingen en aantal vastgestelde schijnhuwelijken, is achtergebleven bij de vooraf aanwezige verwachtingen.

Weliswaar is in dertien zaken een schijnhuwelijk vastgesteld, maar in 28 zaken is niet aangetoond dat er sprake is van een schijnhuwelijk. Deze 28 zaken zijn voor en tijdens de actie wel uitvoerig onderzocht door de verschillende ketenpartners. Het is zaak om lessen te trekken uit de resultaten van de actie, onder andere via het verder verfijnen van indicatoren, zodat er in de toekomst doelgerichter opgetreden kan worden in de strijd tegen schijnhuwelijken.

Tegelijkertijd kan geconcludeerd worden dat het tweede doel van de landelijke actie tegen schijnhuwelijken, het bevorderen van de multidisciplinaire samenwerking in de aanpak van schijnhuwelijken, geslaagd is. De betrokken partners uit de vreemdelingen- en de strafrechtketen bevestigen dit beeld. Hierin zit de belangrijkste winst van de actie. Ik zet daarom in op de continuering van deze multidisciplinaire aanpak van schijnhuwelijken.

Het WODC-onderzoek naar schijnhuwelijken

Het WODC heeft onderzoek gedaan naar de aard en omvang van schijnhuwelijken in Nederland. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft het WODC een factsheet3opgesteld waarin de belangrijkste bevindingen zijn weergegeven. In een nog te verschijnen onderzoeksrapport zal het WODC nader op de resultaten van het onderzoek ingaan.4

Op basis van dossieronderzoek bij de IND geeft het WODC een beeld van de (vermoedens van) schijnhuwelijken bij de behandeling van aanvragen tot gezinsvorming. Op basis van een analyse van CBS-data over relatiebreuken geeft het WODC voorts een schatting van het aandeel schijnhuwelijken in Nederland. Op basis van dit onderzoek komt het WODC tot de conclusie dat het overgrote deel van de migratierelaties geen schijnhuwelijk betreft.

Uit het dossieronderzoek blijkt dat het aandeel afwijzingen van aanvragen op grond van een schijnhuwelijk en afwijzingen waarbij vermoedens van een schijnhuwelijk een rol speelden relatief laag is. Van alle aanvragen tot gezinsvorming werd bijna 70% ingewilligd. In totaal 4% van alle aanvragen werd in eerste aanleg afgewezen vanwege een schijnhuwelijk. In 6% van de aanvragen waren er vermoedens van een schijnhuwelijk maar konden deze vermoedens onvoldoende onderbouwd worden om tot afwijzing over te gaan.

Tevens blijkt uit het dossieronderzoek dat schijnhuwelijken relatief vaker werden gesignaleerd bij aanvragen van mannelijke vreemdelingen met vrouwelijke referenten. Voorts blijkt dat afwijzingen wegens een schijnhuwelijk relatief vaker voorkwamen bij ongehuwd samenwonenden en bij partners waar sprake was van grotere leeftijdsverschillen. Bijna alle afwijzingen betroffen aanvragen voor verblijf bij een Nederlandse referent of een referent uit een andere EU-lidstaat, waarbij er van de Nederlandse referenten naar verhouding veel in een ander land geboren waren.

Analyse van de CBS-data laat zien dat de geschatte omvang van het aantal schijnhuwelijken of schijnrelaties in Nederland niet groot is. Van de 49.781 migratiehuwelijken die tussen 1999 en 2008 werden gesloten, laat de analyse zien dat er in ongeveer 1.050 gevallen sprake was van een schijnhuwelijk. Grofweg gaat het daarmee om honderd schijnhuwelijken per jaar.

Hierbij gaat het alleen om die schijnhuwelijken die niet door de IND zijn onderkend. De IND boekt goede resultaten met de aanpak van schijnhuwelijken die worden gesloten tussen derdelanders en in Nederland verblijvende vreemdelingen, die afkomstig zijn uit landen van de Europese Unie. Aan de hand van indicatoren selecteert de IND aanvragen met een verhoogd risico van derdelanders, die op grond van het Unierecht in Nederland willen verblijven bij een EU-burger. De partners worden, gescheiden van elkaar, uitvoerig gehoord over het huwelijk of de relatie. Van het totale aantal geselecteerde «hoog risico» zaken in 2012 werden 1205 verblijfsaanvragen afgewezen (74%) omdat sprake was van een schijnhuwelijk. In 2013 waren dit er 180 (62%). In 2014 betrof dit 200 (74%) afgewezen verblijfsaanvragen.

Conclusie

Uit de factsheet van het WODC komt naar voren dat de schijnhuwelijken-problematiek relatief klein van omvang is. Tegelijkertijd gaat het bij schijnhuwelijken om migratiefraude, de overheid wordt doelbewust misleid. Ik acht het dan ook noodzakelijk in te blijven zetten op de aanpak van schijnhuwelijken en andere vormen van migratiefraude.

Het Multidisciplinaire Team Schijnhuwelijken (MDT) fungeert als voorbeeld van een gecoördineerde, multidisciplinaire aanpak van migratiefraude. Ik heb daarom besloten tot continuering van het MDT Schijnhuwelijken met ten minste één jaar. Hierdoor wordt de samenwerking die in het kader van de actiedagen is ontwikkeld gecontinueerd en kan de ontwikkelde methodiek worden geborgd en versterkt. Daarnaast zal het MDT zich inzetten voor het verfijnen van de indicatoren op basis waarvan zaken geselecteerd worden voor nadere onderzoek.

Het MDT zal onderzoeken of ook internationaal samengewerkt kan worden om dit type fraude aan te pakken. Zoals u weet zet ik mij in Europees verband actief in voor een effectieve bestrijding van schijnhuwelijken. Nederland neemt actief deel aan de Expertgroup on the right of free movement of persons (FREEMO) van de Europese Commissie. In deze expertgroep worden door lidstaten ervaringen en best practices uitgewisseld over het onderkennen en bestrijden van schijnhuwelijken.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Daar waar ik in deze brief spreek over schijnhuwelijken, bedoel ik ook schijnrelaties.

X Noot
2

Voor de overige zeven zaken geldt dat om verschillende redenen nog geen uitsluitsel gegeven kan worden over de status. Het gaat daarbij onder ander om zaken waarin de betrokken personen onvindbaar zijn.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Het volledige onderzoek zal te zijner tijd met u gedeeld worden.

X Noot
5

Getallen zijn afgerond op tientallen.

Naar boven