32 175 Huwelijks- en gezinsmigratie

Nr. 57 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2015

Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 14 januari (Kamerstuk 32 175, nr. 55) en 5 maart 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 1986) heeft de toenmalige Staatssecretaris u een aantal toezeggingen gedaan met betrekking tot het nareisbeleid. Met deze brief informeer ik u over deze toezeggingen.

Nareisbeleid meerderjarige kinderen

In Nederland kunnen meerderjarige (ongehuwde) kinderen zich herenigen met de ouder(s) die in Nederland een asielvergunning hebben gekregen. Voorwaarde is dan wel dat er tussen het meerderjarig kind en de ouder(s) sprake moest zijn van een «meer dan normale emotionele afhankelijkheid» om in het kader van nareis tot Nederland te worden toegelaten. Dit beleid kan onwenselijke situaties met zich mee brengen waarbij een meerderjarig kind als enige van het gezin achterblijft in het land van herkomst of opvang. Gelet hierop en op de toezegging daarover van de toenmalige Staatssecretaris tijdens het algemeen overleg van 14 januari 2015, heb ik besloten om ook bij meerderjarige kinderen die tot aan het vertrek van de hoofdpersoon steeds deel hebben uitgemaakt van zijn of haar gezin, de normale afhankelijkheidsrelatie tussen ouder en kind voldoende te achten voor nareis. Dit betekent dat wanneer de feitelijke gezinsband is aangetoond, eventueel na een identificerend-gehoor en/of na DNA-onderzoek, het meerderjarig kind in aanmerking komt voor nareis. Alleen wanneer er sprake is van een of meerdere contra-indicaties wordt de aanvraag afgewezen. Deze contra-indicaties kunnen zijn:

  • het meerderjarig kind heeft een eigen gezin gesticht;

  • het meerderjarig kind woont zelfstandig;

  • het meerderjarig kind voorziet in eigen levensonderhoud.

Wanneer sprake is van een of meerdere contra-indicaties zal de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) individueel beoordelen of de feitelijke gezinsband als verbroken moet worden beschouwd. Hierbij wordt niet enkel gekeken naar de periode vóór het vertrek van de hoofdpersoon, maar tevens (indachtig ook het daartoe strekkende verzoek van het lid Azmani (VVD) tijdens het algemeen overleg van 14 januari jl.) naar de periode ná het vertrek van de hoofdpersoon. Wanneer de feitelijke gezinsband namelijk als verbroken wordt beschouwd, kan worden geconcludeerd dat het meerderjarig kind niet zodanig afhankelijk is van de hoofdpersoon dat hij om die reden behoort tot diens gezin en voor nareis in aanmerking komt.

Het voorgaande betekent dat voor meerderjarige kinderen hetzelfde beleidskader voor nareis zal gaan gelden, ongeacht of het kind minderjarig of meerderjarig was op het moment van het vertrek van de hoofdpersoon. Dit komt de uitvoerbaarheid van het nareisbeleid ten goede, waarbij ruimte blijft voor een individuele beoordeling ten aanzien van de feitelijke gezinsband. Hierbij acht ik het niet mogelijk om bij de beoordeling van het verzoek om nareis de veiligheidssituatie en de risico’s op vervolging en een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM in het land van herkomst dan wel opvang te betrekken. Dit zou immers een asieltoets inhouden voor gezinsleden die nog in het buitenland zijn, waar deze nu alleen wordt uitgevoerd voor vreemdelingen die in Nederland een asielaanvraag hebben ingediend. Bovendien zou een dergelijke toets een beoordeling vergen van de veiligheidssituatie in opvanglanden en dan met name in vluchtelingenkampen aldaar, hetgeen niet alleen erg arbeidsintensief is, maar ook lastig uitvoerbaar. Een dergelijke beoordeling zal dan ook geen deel gaan uitmaken van de behandeling van een verzoek om nareis.

De beleidswijziging werkt naar verwachting niet meer misbruik van het nareisbeleid in de hand. De hoofdpersoon van het gezin moet aantonen dat zijn meerderjarige kind tot aan zijn vertrek feitelijk tot zijn gezin heeft behoord en dat de gezinsband niet verbroken is. Hij moet hiertoe documenten overleggen en wanneer dit niet mogelijk is, aannemelijke verklaringen afleggen over de feitelijke gezinsband. Indien noodzakelijk, bestaat de mogelijkheid het meerderjarige kind te horen over de feitelijke gezinsband. Als de feitelijke gezinsband is aangenomen wordt tot slot een DNA-onderzoek aangeboden in het geval van bewijsnood. Wanneer er sprake is van adoptie- of pleegkinderen, vindt een gehoor plaats waarin wordt ingegaan op de feitelijke gezinsband. Ook zal zo nodig worden gehoord met het oog op de bovengenoemde contra-indicaties, in het bijzonder over de periode ná het vertrek van de hoofdpersoon.

Voorraad nareiszaken bij de IND

Als toegezegd door de toenmalige Staatssecretaris tijdens het algemeen overleg van 5 maart 2015, informeer ik uw Kamer hierbij eveneens over de voorraad nareiszaken bij de IND en de maatregelen die in dit verband zijn genomen.

De IND streeft ernaar om gezinsleden die door de vlucht van elkaar zijn gescheiden, zo snel mogelijk met elkaar te herenigen. Wanneer het gezinslid dat in Nederland een asielvergunning heeft gekregen, om nareis van zijn gezinsleden verzoekt die in het land van herkomst of in het land van eerder verblijf zijn achtergebleven, behandelt de IND deze aanvraag daarom zo snel mogelijk. Als gevolg van de verhoogde asielinstroom en het aantal inwilligingen op asielaanvragen van met name Syriërs, is het aantal nareiszaken fors toegenomen. Op dit moment worden wekelijks ongeveer 700 nareisaanvragen gedaan. Deze sterke stijging heeft ertoe geleid dat het aantal nareisverzoeken dat bij de IND op behandeling wacht, is opgelopen tot ongeveer 11.000 zaken. De IND verricht de nodige inspanningen om het aantal toegenomen nareiszaken het hoofd te bieden. De IND heeft personele maatregelen getroffen en het aantal medewerkers dat nareiszaken behandelt, verdubbeld tot 200 fte. Met de extra inzet van personeel verwacht de IND de wachttijden voor afhandeling van nareisaanvragen zo snel mogelijk weer te hebben teruggebracht.

Ook leidt de stijging van het aantal nareisaanvragen tot capaciteitsproblemen bij de Nederlandse posten in het buitenland. Met het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt bezien hoe die het hoofd geboden kunnen worden.

Overige toezeggingen m.b.t. nareis

Nadere bespreking van de kritiek in het ACVZ rapport1 met betrekking tot de focus van de IND op tegenstrijdige verklaringen en de minder zorgvuldige besluiten in eerste aanleg.

Naar aanleiding van deze toezegging is op ambtelijk niveau contact gezocht met de ACVZ, waarbij de ACVZ de kritiek met betrekking tot deze punten deels heeft weggenomen en deels genuanceerd.

De ACVZ onderschrijft de conclusie dat uit haar onderzoek niet is gebleken van een significante onzorgvuldigheid van beslissingen in eerste aanleg. De ACVZ verwijst naar het advies waarin is opgemerkt dat het primaire besluit in 5,5% van de onderzochte dossiers naar de mening van de commissie onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het betrof in alle gevallen primaire besluiten van vóór de beleidswijziging van 30 mei 2013. Wel heeft de ACVZ aangegeven dat de meeste van de onzorgvuldig geachte primaire besluiten in bezwaar door de IND zijn gecorrigeerd na het horen van betrokkene. In veel van die gevallen lagen daaraan geen nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag, maar werd naar de mening van de ACVZ in bezwaar zorgvuldiger naar de reeds in eerste aanleg aanwezige informatie gekeken, onder andere doordat in bezwaar werd gehoord over de feitelijke gezinsband. Hoewel de ACVZ van mening is dat de vragen over de feitelijke gezinsband in die gevallen gesteld hadden moeten worden vóór het nemen van het primaire besluit, heeft de commissie aangegeven dat de bezwaarprocedure doet waar zij voor is bedoeld, namelijk een zorgvuldige heroverweging van het primaire besluit, waarbij eventuele gebreken worden hersteld.

Met betrekking tot de veronderstelde focus van de IND op tegenstrijdigheden in nareiszaken, heeft de ACVZ aangegeven dat zij in haar advies niet heeft geconcludeerd dat de IND meer de nadruk legt op tegenstrijdigheden dan op overeenkomsten in de verklaringen van de gezinsleden. Wel heeft de ACVZ geconcludeerd dat onvoldoende inzichtelijk wordt gemotiveerd waarom doorslaggevende betekenis is toegekend aan de tegenstrijdig geachte verklaringen, welk gewicht is toegekend aan de verklaringen die wel overeenkomen en hoe die zich verhouden tot de tegenstrijdig geachte verklaringen. Voor deze weging van de verklaringen van de gezinsleden heeft de IND middels een interne instructie reeds aandacht gevraagd. De door de ACVZ voorgestane werkwijze dat bij deze weging ook zichtbaar de overeenkomende verklaringen moeten worden betrokken, acht ik echter niet uitvoerbaar. Dit zou immers betekenen dat alle overeenstemmende verklaringen van gezinsleden zouden moeten worden benoemd en gewaardeerd in het besluit, terwijl deze overeenstemmende verklaringen de tegenstrijdigheden niet zullen wegnemen wanneer deze essentieel worden bevonden.

Ambtelijk gesprek met IOM over de knelpunten met betrekking tot de afname van DNA en het gebruik van een laissez passer wanneer de aanvrager niet kan afreizen.

Tijdens ambtelijk overleg tussen de IND en IOM is gebleken dat er geen knelpunten zijn met betrekking tot de afspraken die zijn gemaakt met betrekking tot de afname van DNA-materiaal en het gebruik van een laissez passer wanneer in redelijkheid niet kan worden verlangd dat de vreemdeling hiervoor afreist naar een dichtstbijzijnde diplomatieke post. Voor IOM zijn de met de IND gemaakte duidelijk. Het IOM blijft beschikbaar om, waar mogelijk, DNA-onderzoek te faciliteren in individuele, schrijnende zaken.

Ambtelijk gesprek met VWN over concrete nareis casus waarin niet zou kunnen worden voldaan aan de drie maanden termijn.

Naar aanleiding van de toezegging dat een ambtelijk gesprek met VluchtelingenWerk Nederland (VWN) zal plaatsvinden over concrete nareiszaken waarin niet zou kunnen worden voldaan aan de drie maanden termijn, heb ik VWN gevraagd individuele zaken in te brengen. VWN heeft onlangs een aantal voorbeelden verzameld en toegestuurd. Met VWN is afgesproken dat naar aanleiding hiervan in overleg tussen VWN, IND en het bestuursdepartement gekeken zal worden of er aanpassingen in werkwijze of beleid mogelijk zijn. Omdat de voorbeelden even op zich lieten wachten, kan ik u nog niet berichten over eventuele maatregelen. Vanwege de overige inhoud van deze brief, wilde ik niet wachten met versturen tot ik u ook meer inhoudelijk kan informeren over de problematiek rond de drie maanden termijn. Daarover zult u later geïnformeerd worden.

Bezien of de wijze van horen van kinderen in nareisprocedures kan worden opgenomen in de Vreemdelingencirculaire.

De IND zal de wijze van horen van kinderen in nareisprocedures op korte termijn in een openbare werkinstructie opnemen. In de Vreemdelingencirculaire zal een verwijzing naar deze werkinstructie worden opgenomen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Op 31 oktober 2014 heeft de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) een advies («Na de vlucht herenigd») uitgebracht over het nareisbeleid.

Naar boven