32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 januari 2012

In reactie op het op 26 mei 2011 voorhangen van een ontwerpbesluit houdende wijziging van het DNA-onderzoek in strafzaken heeft de commissie voor Veiligheid en Justitie* de minister van Veiligheid en Justitie op 21 juni 2011 meegedeeld zich het recht voor te behouden op dit ontwerpbesluit te reageren tot een week na plenaire afhandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen, dat op dat moment nog aanhangig was bij de Eerste Kamer.

Bij brief van 13 december 2011 heeft de commissie aangedrongen op het voorhangen van een gewijzigd ontwerpbesluit, waarin de in het plenaire debat van 15 november 2011 toegezegde aanpassingen zijn verwerkt, met de kanttekening dat de commissie zich het recht voorbehoudt over de gehele tekst van het ontwerpbesluit haar opvattingen en vragen kenbaar te maken.

De minister heeft hierop gereageerd bij brief van 9 januari 2012.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Kim van Dooren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2011

De voordracht van de algemene maatregelen van bestuur, vast te stellen ingevolge de artikelen 151a, negende lid, 151b, vijfde lid, 151d, derde lid, 195d, vijfde lid, en 195f, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering mag niet eerder worden gedaan dan nadat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gedurende vier weken de gelegenheid hebben gehad hun wensen en bedenkingen daartegen kenbaar te maken. Deze voorhangprocedure heeft blijkens de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken 11 2000/2001, 26 271, nr. 19) tevens tot doel de algemene maatregelen van bestuur die dienen te worden vastgesteld op basis van de artikelen 1513, zesde lid, en 195a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering in ontwerp aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer voor te leggen.

Gelet op deze voorgeschreven voorhang procedure leg ik u hierbij het ontwerpbesluit2 voor dat ertoe strekt het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, dat uitvoering geeft onder meer aan de hiervoor genoemde artikelen van het Wetboek van Strafvordering, op een aantal punten te wijzigen. Voor een overzicht en de inhoud van de wijzigingen verwijs ik u graag naar de nota van toelichting die bij het ontwerpbesluit hoort.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 22 juni 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft in de vergadering van 21 juni 2011 gesproken over de voorhang van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit politiegegevens. De commissie leest in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit dat het vooral een uitwerking betreft van het voorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen, dat nog aanhangig is bij deze Kamer (32 168).

Het voorgehangen besluit kan pas goed worden beoordeeld na de afronding van de behandeling van het wetsvoorstel, zo meent de commissie. Zij behoudt zich derhalve het recht voor tot een week na afhandeling van het wetsvoorstel te reageren op het voorgehangen ontwerpbesluit.

Voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Mr. A. Broekers-Knol

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 13 december 2011

De vaste commissie voor Veiligheid & Justitie heeft op 26 mei 2011 een brief van u ontvangen ter voorhang van het ontwerpbesluit met een wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit politiegegevens (hierna: het ontwerpbesluit). De commissie heeft u een reactie3 gestuurd op 21 juni 2011 met de mededeling dat de commissie zich, vanwege de samenhang met het toen nog aanhangige wetsvoorstel DNA-verwantschapsonderzoek in het strafrecht4, het recht voorbehield om tot een week na de afhandeling van het wetsvoorstel nog te reageren op het voorgehangen ontwerpbesluit.

Op 15 november jl. heeft de Kamer met u plenair gedebatteerd over het wetsvoorstel DNA-verwantschapsonderzoek in het strafrecht. Tijdens het debat is ook het met het wetsvoorstel samenhangende ontwerpbesluit aan de orde gekomen. De minister heeft tijdens het plenaire debat ten aanzien van het ontwerpbesluit het volgende toegezegd aan de Kamer:

«Mevrouw Duthler wijst er terecht op dat het verlenen van toegang tot de informatie uit de DNA-databank voor de deskundigen van de externe laboratoria vele vragen oproept, onder meer hoe gewaarborgd wordt dat de DNA-profielen die aan hen worden verstrekt, beveiligd zijn en niet overal gaan rondzwerven. Daarom zullen bij de aanpassing van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken de vragen van mevrouw Duthler worden meegenomen. In ieder geval moet zorgvuldig worden bezien hoe de verstrekking van DNA-profielen aan geaccrediteerde laboratoria zal plaatsvinden, en hoe de profielen niet bij die laboratoria bewaard blijven indien ze niet meer nodig zijn voor het doel waarvoor ze verstrekt zijn. Dat zijn zaken die bij de aanpassing van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken scherp aan de orde zullen komen.»5

Tijdens de commissievergadering van 22 november is het ontwerpbesluit opnieuw aan de orde geweest. De commissie heeft er toen nota van genomen dat aan het lid Duthler de aanpassing van het ontwerpbesluit was toegezegd. De commissie heeft toen uitgesproken dat zij het gewijzigde (en dus ook opnieuw voor te hangen) ontwerpbesluit met belangstelling zou afwachten.6 Ambtelijk is dit nadien gecommuniceerd naar het ministerie van Veiligheid & Justitie, teneinde kort te sluiten dat de Kamer een gewijzigd ontwerpbesluit toegezonden zou krijgen. Ambtelijk is daarop vernomen dat de commissie de toezegging verkeerd zou hebben opgevat, in die zin dat het ontwerpbesluit niet zou worden aangepast en opnieuw zou worden voorgehangen, maar dat er te zijner tijd een nieuw op te stellen ontwerpbesluit zou worden voorgehangen waarin de opmerkingen van de Kamer zouden worden meegenomen. Het ontwerpbesluit werd op 23 november 2011 zelfs al aan de Koningin aangeboden, opdat zij het voor advies kon voorleggen aan de Raad van State.

De commissie keurt deze gang van zaken af. In weerwil van hetgeen in een plenair debat is toegezegd, is het ontwerpbesluit aangepast noch opnieuw voorgehangen en is het zelfs al aangeboden aan de Koningin. De commissie wijst u erop dat de Kamer niet voor niets met u in debat gaat en dat zij de aan haar gedane toezeggingen ook graag nagekomen ziet. De commissie dringt er derhalve met klem op aan dat u, conform hetgeen u tijdens het plenaire debat heeft toegezegd aan de Kamer, het ontwerpbesluit zal wijzigen en bij de Kamer(s) zal voorhangen. De commissie gaat er vanuit dat zij het aangepaste ontwerpbesluit op zeer korte termijn tegemoet zal zien en behoudt zich het recht voor over de gehele tekst van het ontwerpbesluit haar opvattingen en vragen kenbaar te maken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Mr. A. Broekers-Knol

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 januari 2012

In reactie op de brief van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie van 13 december 2011 over bovengenoemd onderwerp bericht ik u als volgt.

Zoals de commissie in haar brief aangeeft, is in het plenaire debat over het wetsvoorstel DNA verwantschapsonderzoek (Kamerstukken I 2010/11, 32 168) aan de orde geweest dat het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken zal worden aangepast, zodat de positie van de DNA-deskundigen van het NFI in juridische zin gelijk wordt aan die van de deskundigen van andere laboratoria . Op die manier kunnen in de nabije toekomst ook de deskundigen van andere laboratoria dan het NFI zelf vaststellen of er een match is tussen het vervaardigde DNA-profiel en de in de DNA-databank opgenomen DNA-profielen en kunnen zij die match zelf beoordelen.

Zoals de commissie in haar brief vermeldt, wees het lid van uw Kamer mevrouw Duthler er op dat het verlenen van toegang tot de informatie uit de DNA-databank voor deskundigen van de externe laboratoria vele vragen oproept. Door mij is toegezegd dat deze bij de aanpassing van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken nadrukkelijk aan de orde zullen komen.

In de brief van de commissie komt naar voren dat de commissie er van is uitgegaan dat deze aanpassing van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken nog meegenomen zou worden in het ontwerpbesluit dat bij brief van 26 mei 2011 is voorgehangen bij de Eerste Kamer. Over dit ontwerpbesluit heeft de commissie in haar reactie van 21 juni 2011 aangegeven daarop nog te willen reageren tot een week na de afhandeling van het wetsvoorstel DNA-verwantschapsonderzoek.

Tijdens de commissievergadering van 22 november heeft de commissie uitgesproken dat zij het gewijzigde ontwerpbesluit zou afwachten.

In haar brief keurt de commissie het af dat – in weerwil van hetgeen in het plenaire debat is toegezegd – het ontwerpbesluit niet is aangepast noch opnieuw is voorgehangen.

Ik betreur het ten zeerste dat bij de commissie de indruk is ontstaan dat de besproken aanpassing van het besluit nog zou worden meegenomen in het reeds voorgehangen ontwerpbesluit. Dit is evenwel nooit de bedoeling geweest. Deze in het debat bedoelde aanpassing van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken vergt namelijk een zorgvuldige voorbereiding. Ook dienen de gebruikelijke procedures voor de totstandkoming van een wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken te worden gevolgd, zoals de verplichte adviesaanvraag bij het College bescherming persoonsgegevens. Nadat de ingekomen adviezen zijn verwerkt, zal het ontwerpbesluit volgens de wettelijk voorgeschreven procedure bij de beide kamers van de Staten-Generaal worden voorgehangen. Op deze wijze kan een zorgvuldige voorbereiding van de aanpassing van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken plaatsvinden waarbij ook recht wordt gedaan aan de vragen die door mevrouw Duthler in het plenaire debat zijn ingebracht. Langs deze weg kunnen de toezeggingen die in het debat met de Eerste Kamer zijn gedaan – namelijk het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken te wijzigen en deze wijziging bij de beide Kamers voor te zullen hangen – volledig worden nagekomen en is de betrokkenheid van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie gewaarborgd.

Mijn streven is erop gericht het bovenbedoelde ontwerpbesluit in maart 2102 in consultatie te zenden. Het voorhangen van het ontwerpbesluit bij de beide kamers zal dan naar verwachting nog voor het zomerreces kunnen plaatsvinden.

Ik hoop u met het voorgaande naar behoren te hebben geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. Opstelten


XNoot
*

Samenstelling: Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Ester (CU), Swagerman (VVD)

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 148601.

X Noot
3

Brief met kenmerk 148601.01U.

X Noot
4

Kamerstukken I 2010/11, 32 168, A.

X Noot
5

Handelingen I 2011/12, 7, p. 67.

X Noot
6

Korte aantekeningen commissie Veiligheid & Justitie d.d. 22 november jl. met kenmerk 43465/KO/HdM.

Naar boven