32 127 Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)

AG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 december 2010

In de vergadering van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

en Milieu / Wonen, Wijken en Integratie1 van 26 oktober 2010 is het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche) aan de orde geweest.

Het Ontwerpbesluit is bij de fracties van de PvdA en GroenLinks aanleiding geweest tot enige vragen die zijn opgenomen in de brief van 9 november 2010 aan de minister van Infrastructuur en Milieu.

De minister heeft op 20 december 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Den Haag, 9 november 2010

In de vergadering van de vaste commissie voor VROM/WWI van 26 oktober 2010 is het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche) aan de orde geweest. De leden van de commissie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inhoud van het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, de tweede tranche zoals aangekondigd in de nota van toelichting bij de wet. Het Ontwerpbesluit is bij de fracties van de PvdA en GroenLinks aanleiding geweest tot het stellen van vragen. De fracties van de PvdD en de SP sluiten zich bij de vragen van de PvdA aan.

PvdA, mede namens de PvdD en de SP

Algemeen

De fractie van de PvdA heeft in maart 2010 ingestemd met de Crisis- en Herstelwet. Een wet met een tijdelijk karakter, die beoogt door vereenvoudiging van regels versnelling van besluitvorming te realiseren. Het was de verwachting dat daardoor op korte termijn een investeringsimpuls met positieve werkgelegenheidseffecten gegeven zou worden aan bouw- en infrastructuurprojecten.

Toegezegd is dat bij de behandeling van de voorjaarsnota 2011, een evaluatie zal plaatsvinden of de beoogde doelen gerealiseerd zijn en of er projecten afgevoerd moeten worden. Hoewel de leden niet willen vooruitlopen op die evaluatie, constateren zij wel dat, acht maanden na invoering van de wet, een groot aantal op de lijst voorkomende omvangrijke bouwprojecten door economische onuitvoerbaarheid en stagnatie in de besluitvorming in de gevarenzone verkeren. Door het in de Crisis- en Herstelwet, eerste tranche, opgenomen project Wieringerrandmeer is al een streep gezet en naar het zich laat aanzien zal het niet bij dat project blijven.

Zou het daarom niet van voortvarendheid en van transparantie naar de samenleving toe getuigen wanneer op korte termijn de stand van zaken van alle opgevoerde projecten in beeld gebracht wordt om na te gaan welke projecten wel binnen de wettelijk afgesproken termijn gerealiseerd kunnen worden en welke niet?

De bovengenoemde leden hebben ook met instemming kennisgenomen van het feit dat het de regering ernst is met het zoeken en vinden van draagvlak in de samenleving voor ingrijpende ruimtelijk- infrastructurele projecten, getuige het besluit met daarbij behorende argumentatie om niet tot CO2 opslag in Barendrecht over te gaan. Zowel door de leden van de fractie van de PvdA als door leden van de fracties van SP,GL, D66, OSF en PvdD is bij de behandeling van Crisis- en Herstelwet in maart 2010 in de Eerste Kamer gepleit voor het afvoeren van dit project rond de CO2 van de lijst met projecten in de Crisis- en Herstelwet. De toenmalige regering en de meerderheid van de Eerste Kamer deelden die opvatting op dat moment niet.

Tweede tranche projecten

Is deze regering bereid om alle opgevoerde projecten langs de meetlatten van economische uitvoerbaarheid en voldoende draagvlak te leggen om zo tot een prioritering te komen?

Deelt u de opvatting van de leden dat door beperking van het aantal projecten de realiseringskansen van de overgebleven projecten zullen stijgen?

Deze vragen klemmen des te meer omdat de leden in de tweede tranche wederom een groot aantal projecten opgevoerd ziet, waarvan het zeer de vraag is of ze uiteindelijk gerealiseerd gaan worden.

Zou het wensdenken van lokale en regionale bestuurders het rekening houden met de nuchtere werkelijkheid niet in de weg kunnen staan, met het grote risico dat de plankosten blijven doorgaan, maar de projecten nooit zoals gedacht was gerealiseerd gaan worden? Ligt hier geen taak voor de nieuwe regering, die vooral het resultaat wil laten gelden?

Bent u het bovendien met de leden eens, dat het niet zo kan zijn, dat nu via de Crisis- en Herstelwet onderdelen van projecten uitgevoerd gaan worden, zonder zicht op het eindresultaat? Voorbeeld daarvan is het Atalantaproject in Emmen of de Binckhorst in Den Haag. Dat zijn zeker niet de enige projecten, waar financiële problemen kunnen leiden tot stopzetting of grondige heroverweging van het gehele project.

De Crisis- en Herstelwet is een tijdelijk wet met als expiratiedatum 1 jan 2014. Heeft u de voorliggende projecten getoetst op begin van realisering voor die datum? Kunt u aangeven wat de uitkomst van die toets is?

Belanghebbenden

De toenmalige regering heeft bij de behandeling van de Crisis- en Herstelwet in de Eerste Kamer, op aandrang van de Eerste Kamer, aangegeven dat de versnelling van de besluitvorming in de Crisis- en Herstelwet met wijziging/inperking van de beroeps- en bezwaarmogelijkheden van burgers, maatschappelijke organisaties en andere overheden te rechtvaardigen is, wanneer in de verkenningsfase alle geledingen voldoende mogelijkheid tot inspraak en zeggenschap krijgen (Elverding advies).

Dat zo zijnde, komt het de leden voor dat na de besluitvorming het project niet ingrijpend kan veranderen of langdurig vertragen zonder dat er opnieuw met de belanghebbenden, die in het voortraject hebben meegedaan, overleg heeft plaatsgevonden. Deelt de regering deze opvatting? Wat betekent dat dan voor de projecten die nu op de rol staan? Bent u bereid er op toe te zien dat niet nu begonnen wordt met uitvoering van onderdelen van projecten, waar het eindresultaat niet van vaststaat? En bent u bereid om er op toe te zien dat belanghebbenden bij wijziging van het project c.q. wijziging van het besluit waarop het project gebaseerd is, opnieuw een volwaardige rol kunnen spelen?

Leegstand kantoren

Het afgelopen halfjaar is de omvangrijke leegstand van kantoren (meer dan 8,5 miljoen m2) onderwerp van aandacht van de demissionaire regering geweest en zijn voornemens kenbaar gemaakt om geen toestemming voor nieuwbouw te verlenen wanneer er in de betreffende regio leegstand voorkomt. Uit de nu opgevoerde projecten blijkt dat in bijna alle gevallen bij de gebiedsontwikkeling gedacht wordt aan nieuwbouw van woningen, kantoren en bedrijfslocaties.

Kunt u aangeven op welke wijze u zal gaan ingrijpen om te voorkomen dat er niet nog meer kantoorleegstand gaat ontstaan? Is het niet voor de hand liggend om op dit punt voorwaarden te verbinden aan het opnemen van een project, die onder de Crisis- en Herstelwet kan gaan vallen?

GroenLinks

Bij onderdeel A wordt de mogelijkheid geboden om de gewenste maatschappelijke ontwikkelingen te realiseren en voor een ander tijdpad te kiezen voor de te nemen maatregelen ter bevordering van een optimale milieukwaliteit. Daarbij kan maximaal tien jaar worden afgeweken van de milieunormen. Kunt u aangeven, wat voor de bij onder afdeling A vallende projecten consequenties voor betrokkenen, natuur en milieu zijn? Kan aangegeven worden wat de sancties zijn indien na de verstreken periode geen maatregelen genomen om wel aan de milieunormen te voldoen?

Kan aangegeven worden wat de consequenties zijn van het feit dat in het project Buikslootham in Amsterdam (onderdeel f) wel circa 25 waterwoningen kunnen worden gerealiseerd, maar de verplaatsing van het afvalpunt nog niet geëffectueerd dient te worden? Wat betekent dit voor de exploitatie van deze woningen en op welke termijn kunnen toekomstige bewoners ervan verzekerd zijn dat het afvalpunt in de toekomst wel verplaatst zal zijn?

In de Hamburgerbroek in Doetinchem wordt voorgesteld om tijdelijk te kunnen afwijken van het plan om woonbebouwing te kunnen afschermen door de bouw van kantoren. Kan aangegeven worden hoe lang eventueel toekomstige bewoners in een situatie zullen moeten wonen, waarin niet aan de geluidsnormen wordt voldaan?

In Nuland-Oost (Maasdonk) kan een woongebied worden ontwikkeld zonder dat de beoogde uitplaatsing van een recyclingbedrijf wordt uitgevoerd. Welke garantie hebben eventuele toekomstige bewoners dat het recyclingbedrijf uiteindelijk wel zal worden uitgeplaatst, hoe lang kan maximaal de situatie voortduren dat niet aan de milieunormen wordt voldaan, wat kunnen hiervan de consequenties zijn voor de eventuele bewoners? Welke mogelijkheden hebben zij indien aan het eind van de termijn nog niet voldaan is aan de geldende milieunormen?

Ditzelfde geldt voor de plannen in Soesterberg-Noord.

Gemeentelijke en provinciale wegen worden aan categorie 3 gebiedsontwikkeling of werken van lokaal of regionaal belang toegevoegd. Decentrale overheden krijgen daarmee dezelfde procedurele voordelen als dit soort projecten van het Rijk. Kan dit worden toegelicht? Wat is de reden om deze overheden dezelfde voordelen te bieden? Wat wordt het toetsingskader om te bepalen welke projecten in dit kader worden toegevoegd aan de uitvoering tot de Crisis- en herstelwet? Kan dit meer concreet in het bijzonder worden toegelicht aan een tweetal mogelijke projecten, namelijk de Rijn-Gouwelijn en Rijksweg 11 West? Wat betekent deze uitbreiding voor mogelijk belanghebbenden?

De leden van de commissie zien met belangstelling uit naar de antwoorden van de regering.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie,

M. C. Meindertsma

BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2010

Hierbij stuur ik u mijn antwoorden op uw vragen van 9 november jongstleden over het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche).

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen

Vragen Eerste Kamer over Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche)

Datum: 9 november 2010

Kenmerk: 145242.77U

Algemeen

De fractie van de PvdA heeft in maart 2010 ingestemd met de Crisis- en Herstelwet. Een wet met een tijdelijk karakter, die beoogt door vereenvoudiging van regels versnelling van besluitvorming te realiseren. Het was de verwachting dat daardoor op korte termijn een investeringsimpuls met positieve werkgelegenheidseffecten gegeven zou worden aan bouw- en infrastructuurprojecten.

Toegezegd is dat bij de behandeling van de voorjaarsnota 2011, een evaluatie zal plaatsvinden of de beoogde doelen gerealiseerd zijn en of er projecten afgevoerd moeten worden. Hoewel de leden niet willen vooruitlopen op die evaluatie, constateren zij wel dat, acht maanden na invoering van de wet, een groot aantal op de lijst voorkomende omvangrijke bouwprojecten door economische onuitvoerbaarheid en stagnatie in de besluitvorming in de gevarenzone verkeren. Door het in de Crisis- en Herstelwet, eerste tranche, opgenomen project Wieringerrandmeer is al een streep gezet en naar het zich laat aanzien zal het niet bij dat project blijven.

Zou het daarom niet van voortvarendheid en van transparantie naar de samenleving toe getuigen wanneer op korte termijn de stand van zaken van alle opgevoerde projecten in beeld gebracht wordt om na te gaan welke projecten wel binnen de wettelijk afgesproken termijn gerealiseerd kunnen worden en welke niet?

De bovengenoemde leden hebben ook met instemming kennisgenomen van het feit dat het de regering ernst is met het zoeken en vinden van draagvlak in de samenleving voor ingrijpende ruimtelijk- infrastructurele projecten, getuige het besluit met daarbij behorende argumentatie om niet tot CO2 opslag in Barendrecht over te gaan. Zowel door de leden van de fractie van de PvdA als door leden van de fracties van SP,GL, D66, OSF en PvdD is bij de behandeling van Crisis- en Herstelwet in maart 2010 in de Eerste Kamer gepleit voor het afvoeren van dit project rond de CO2 van de lijst met projecten in de Crisis- en Herstelwet. De toenmalige regering en de meerderheid van de Eerste Kamer deelden die opvatting op dat moment niet.

Tweede tranche projecten

Is deze regering bereid om alle opgevoerde projecten langs de meetlatten van economische uitvoerbaarheid en voldoende draagvlak te leggen om zo tot een prioritering te komen?

Deelt u de opvatting van de leden dat door beperking van het aantal projecten de realiseringskansen van de overgebleven projecten zullen stijgen?

Deze vragen klemmen des te meer omdat de leden in de tweede tranche wederom een groot aantal projecten opgevoerd ziet, waarvan het zeer de vraag is of ze uiteindelijk gerealiseerd gaan worden.

Zou het wensdenken van lokale en regionale bestuurders het rekening houden met de nuchtere werkelijkheid niet in de weg kunnen staan, met het grote risico dat de plankosten blijven doorgaan, maar de projecten nooit zoals gedacht was gerealiseerd gaan worden? Ligt hier geen taak voor de nieuwe regering, die vooral het resultaat wil laten gelden?

Bent u het bovendien met de leden eens, dat het niet zo kan zijn, dat nu via de Crisis- en Herstelwet onderdelen van projecten uitgevoerd gaan worden, zonder zicht op het eindresultaat? Voorbeeld daarvan is het Atalantaproject in Emmen of de Binckhorst in Den Haag. Dat zijn zeker niet de enige projecten, waar financiële problemen kunnen leiden tot stopzetting of grondige heroverweging van het gehele project.

De Crisis- en Herstelwet is een tijdelijk wet met als expiratiedatum 1 jan 2014. Heeft u de voorliggende projecten getoetst op begin van realisering voor die datum? Kunt u aangeven wat de uitkomst van die toets is?

Antwoord Algemeen en Tweede tranche projecten:

De Crisis- en herstelwet heeft tot doel om procedures korter en eenvoudiger te maken, met behoud van een zorgvuldig proces. De mate waarin projecten daadwerkelijk van deze vereenvoudigingen kunnen profiteren is afhankelijk van de fase in het besluitvormingsproces waarin een project zich bevindt.

De Crisis- en herstelwet is uitdrukkelijk niet bedoeld als prioriteringskader, noch is deze bedoeld als realisatiegarantie. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van een project ligt bij het betreffende bevoegd gezag (rijk, provincie of gemeente).

De Crisis- en herstelwet is een tijdelijke wet met 1 januari 2014 als expiratie-datum. In het Regeerakkoord zet het Kabinet in op het permanent maken van de Crisis- en herstelwet. Begin volgend jaar zal het wetsvoorstel daartoe in procedure worden gebracht.

Belanghebbenden

De toenmalige regering heeft bij de behandeling van de Crisis- en Herstelwet in de Eerste Kamer, op aandrang van de Eerste Kamer, aangegeven dat de versnelling van de besluitvorming in de Crisis- en Herstelwet met wijziging/inperking van de beroeps- en bezwaarmogelijkheden van burgers, maatschappelijke organisaties en andere overheden te rechtvaardigen is, wanneer in de verkenningsfase alle geledingen voldoende mogelijkheid tot inspraak en zeggenschap krijgen (Elverding advies).

Dat zo zijnde, komt het de leden voor dat na de besluitvorming het project niet ingrijpend kan veranderen of langdurig vertragen zonder dat er opnieuw met de belanghebbenden, die in het voortraject hebben meegedaan, overleg heeft plaatsgevonden. Deelt de regering deze opvatting? Wat betekent dat dan voor de projecten die nu op de rol staan? Bent u bereid er op toe te zien dat niet nu begonnen wordt met uitvoering van onderdelen van projecten, waar het eindresultaat niet van vaststaat? En bent u bereid om er op toe te zien dat belanghebbenden bij wijziging van het project c.q. wijziging van het besluit waarop het project gebaseerd is, opnieuw een volwaardige rol kunnen spelen?

Antwoord: De regering deelt uw opvatting over de noodzaak van een goede communicatie met belanghebbenden over (wijzigingen van) ruimtelijke plannen, maar de realisatie van projecten is en blijft de verantwoordelijkheid van het betreffende bevoegd gezag. Met de werkwijze van Sneller en Beter wordt invulling gegeven aan de adviezen van de commissie Elverding. De juridische verankering van deze werkwijze wordt geborgd met de voorgestelde herziening van de Tracéwet. In dit wetsvoorstel wordt ook ingegaan op de wijze waarop de participatie in het besluitvormingsproces wordt vormgegeven.

Leegstand kantoren

Het afgelopen halfjaar is de omvangrijke leegstand van kantoren (meer dan 8,5 miljoen m2) onderwerp van aandacht van de demissionaire regering geweest en zijn voornemens kenbaar gemaakt om geen toestemming voor nieuwbouw te verlenen wanneer er in de betreffende regio leegstand voorkomt. Uit de nu opgevoerde projecten blijkt dat in bijna alle gevallen bij de gebiedsontwikkeling gedacht wordt aan nieuwbouw van woningen, kantoren en bedrijfslocaties.

Kunt u aangeven op welke wijze u zal gaan ingrijpen om te voorkomen dat er niet nog meer kantoorleegstand gaat ontstaan? Is het niet voor de hand liggend om op dit punt voorwaarden te verbinden aan het opnemen van een project, die onder de Crisis- en Herstelwet kan gaan vallen?

Antwoord: Aan het opnemen van een project in het kader van de Crisis- en herstelwet worden geen voorwaarden gebonden met betrekking tot kantoorleegstand. Het is aan het lokale bestuur om de afweging te maken of realisatie van een bepaald project wenselijk is.

GroenLinks

Vraag:

Bij onderdeel A wordt de mogelijkheid geboden om de gewenste maatschappelijke ontwikkelingen te realiseren en voor een ander tijdpad te kiezen voor de te nemen maatregelen ter bevordering van een optimale milieukwaliteit. Daarbij kan maximaal tien jaar worden afgeweken van de milieunormen. Kunt u aangeven, wat voor de bij onder afdeling A vallende projecten consequenties voor betrokkenen, natuur en milieu zijn?

Antwoord: Nog niet, want deze consequenties blijken pas als de respectievelijke gebiedsontwikkelingsplannen voor de gebieden onder onderdeel A zijn gemaakt. Het maken van deze plannen is een integrale verantwoordelijkheid van de betreffende gemeenten.

Vraag:

Kan aangegeven worden wat de sancties zijn indien na de verstreken periode geen maatregelen genomen om wel aan de milieunormen te voldoen?

Antwoord: Nee. Het beschrijven van de maatregelen om binnen de looptijd van het gebiedsontwikkelingsplan (maximaal tien jaar) de in de wet vermelde «optimale milieukwaliteit» te bereiken, is een verantwoordelijkheid van de gemeenteraad die het plan opstelt. In het gebiedsontwikkelingsplan zal conform de wet daarom (onder andere) ook een overzicht opgenomen moeten zijn van de tijdstippen waarop aan de gemeenteraad een rapportage zal worden uitgebracht over de uitvoering van het plan. Na het verstrijken van de termijnen genoemd in het gebiedsontwikkelingsplan kan de rechter het nemen van de maatregelen alsnog afdwingen.

Vraag:

Kan aangegeven worden wat de consequenties zijn van het feit dat in het project Buikslootham in Amsterdam (onderdeel f) wel circa 25 waterwoningen kunnen worden gerealiseerd, maar de verplaatsing van het afvalpunt nog niet geëffectueerd dient te worden? Wat betekent dit voor de exploitatie van deze woningen en op welke termijn kunnen toekomstige bewoners ervan verzekerd zijn dat het afvalpunt in de toekomst wel verplaatst zal zijn?

Antwoord: De zekerheid die de nieuwe bewoners van de Buiksloterham hebben, is dat hen middels de maatregelen in het nog te maken gebiedsontwikkelingsplan door de gemeente wordt gegarandeerd dat uiterlijk binnen tien jaar wordt voldaan aan de normen waarvan tijdelijk wordt afgeweken. De maatregelen van het gebiedsontwikkelingsplan zijn voor iedereen bindend.

Vraag:

In de Hamburgerbroek in Doetinchem wordt voorgesteld om tijdelijk te kunnen afwijken van het plan om woonbebouwing te kunnen afschermen door de bouw van kantoren. Kan aangegeven worden hoe lang eventueel toekomstige bewoners in een situatie zullen moeten wonen, waarin niet aan de geluidsnormen wordt voldaan?

Antwoord:Uiterlijk tien jaar, zijnde de looptijd van het gebiedsontwikkelingsplan waarin de maatregelen staan die ervoor zorgen dat wél wordt voldaan aan de normen, in dit geval inderdaad voor geluidhinder. Maar de maatregelen kunnen natuurlijk binnen die tien jaar genomen worden; de fasering van de maatregelen is een vast onderdeel van het gebiedsontwikkelingsplan.

Vraag:

In Nuland-Oost (Maasdonk) kan een woongebied worden ontwikkeld zonder dat de beoogde uitplaatsing van een recyclingbedrijf wordt uitgevoerd. Welke garantie hebben eventuele toekomstige bewoners dat het recyclingbedrijf uiteindelijk wel zal worden uitgeplaatst, hoe lang kan maximaal de situatie voortduren dat niet aan de milieunormen wordt voldaan, wat kunnen hiervan de consequenties zijn voor de eventuele bewoners?

Antwoord: Hier geldt hetzelfde als voor Doetinchem en de andere aangewezen ontwikkelingsgebieden: maximaal tien jaar kan worden afgeweken van de nog nader in de AMvB en het gebiedsontwikkelingsplan te beschrijven normen. Overigens klopt uw veronderstelling niet dat er in Nuland-Oost «een woongebied kan worden ontwikkeld zonder dat de beoogde uitplaatsing van een recyclingbedrijf wordt uitgevoerd»; maatregelen t.a.v. het recyclingsbedrijf, waaronder de mogelijke uitplaatsing, zullen namelijk precies worden opgeschreven in het gebiedsontwikkelingsplan.

Welke mogelijkheden hebben zij indien aan het eind van de termijn nog niet voldaan is aan de geldende milieunormen?

Ditzelfde geldt voor de plannen in Soesterberg-Noord.

Antwoord: Belanghebbenden kunnen naar de rechter stappen voor een uitspraak inzake de al dan niet adequate wijze van uitvoering van de maatregelen uit het gebiedsontwikkelingsplan die de optimale milieukwaliteit in het gebied tot doel hadden.


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), vac. (VVD), Swenker (VVD), Meindertsma (PvdA) voorzitter, Eigeman (PvdA), Putters (PvdA), Meulenbelt (SP), Slagter-Roukema (SP), Leijnse (PvdA), Staal (D66), Thissen (GL), Goijert (CDA), Hendrikx (CDA), Janse de Jonge (CDA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA) (vice-voorzitter), Willems (CDA), Asscher (VVD), Hofstra (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Meurs (PvdA), Slager (SP), Smaling (SP), De Boer (CU), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GL), Laurier (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven