32 127 Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)

AD VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 mei 2010

Op 16 en 17 maart 2010 heeft in de Eerste Kamer de plenaire behandeling plaatsgevonden van wetsvoorstel 32 127. Tijdens dit debat heeft de minister van Justitie met betrekking tot het aspect van de onteigening toegezegd de suggestie over te nemen om in het Koninklijk Besluit de voorwaarde te stellen dat de dagvaarding inhoudt dat het vonnis niet wordt ingeschreven dan nadat ook het planologisch besluit onherroepelijk is.

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft de minister van Justitie bij brief d.d. 30 maart 2010 verzocht om deze toezegging nader te concretiseren.

De minister heeft op 26 mei 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Den Haag, 30 maart 2010

Op dinsdag 16 en woensdag 17 maart 2010 heeft de plenaire behandeling in de Eerste Kamer plaatsgevonden van wetsvoorstel 32 127 Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet).

Tijdens dit debat heeft u met betrekking tot het aspect van de onteigening toegezegd de suggestie over te nemen om in het Koninklijk Besluit de voorwaarde te stellen dat de dagvaarding inhoudt dat het vonnis niet wordt ingeschreven dan nadat ook het planologisch besluit onherroepelijk is. De leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat verzoeken u om deze toezegging nader te concretiseren.

Ook heeft u tijdens dit debat toegezegd om in het kielzog van bovengenoemd wetsvoorstel in nauwe samenwerking met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de integrale herziening van het onteigeningsrecht voor te bereiden. Kunt u meer informatie geven met betrekking tot een tijdpad en procedure voor integrale herziening van het onteigeningsrecht?

De leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

A. G. Schouw

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2010

Bij brief van 30 maart jl. stelden de leden van de commissie voor Verkeer en Waterstaat enkele vragen over het vervolg van de toezeggingen op het vlak van het onteigeningsrecht, die zijn gedaan in het kader van de behandeling van de Crisis- en herstelwet. Mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Verkeer en Waterstaat bericht ik u als volgt.

Bij brief van 4 maart jl. heeft het kabinet de toezegging gedaan om, na inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet, de voordien bestaande koppelingen tussen de onteigeningsprocedure en de planologische procedure in de praktijk te handhaven. Bij afzonderlijke wetswijziging worden deze koppelingen opnieuw ingevoerd. Het handhaven van de koppelingen tot aan de toegezegde wetswijzigingen zal plaatsvinden door in het koninklijk besluit tot onteigening voorwaarden te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling van de Crisis- en herstelwet is deze toezegging bevestigd. Daarbij is vastgesteld dat de in het koninklijk besluit op te nemen voorwaarden tot resultaat moeten hebben dat het vonnis van de civiele rechter, waarbij de onteigening wordt uitgesproken, niet wordt ingeschreven in de openbare registers dan nadat het planologisch besluit onherroepelijk is. Anders gezegd: er vindt geen eigendomsovergang plaats dan nadat het planologisch besluit onherroepelijk is. Het kabinet is voornemens aan deze toezegging invulling te geven door in de koninklijke besluiten tot onteigening bij het bepalen van de voorwaarden zoveel mogelijk het volgende model toe te passen:

De vordering tot onteigening ter uitvoering van het koninklijk besluit kan eerst worden ingesteld na vaststelling van het planologisch besluit. Het vonnis waarbij de onteigening is uitgesproken wordt niet eerder in de openbare registers ingeschreven dan nadat het planologisch besluit onherroepelijk van kracht is geworden.

Met deze formulering wordt beoogd om enerzijds zoveel mogelijk recht te doen aan hetgeen tijdens de behandeling van de Crisis- en herstelwet in de Eerste Kamer is besproken en anderzijds rekening te houden met de formulering van de opnieuw in te voeren wettelijke koppelingen. Door de formulering van de voorwaarden in de koninklijke besluiten zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de formulering van de in de wet neer te leggen koppelingen, wordt zoveel mogelijk verzekerd dat de in het verleden bestaande praktijk op dit punt in de toekomst ongewijzigd wordt voortgezet. Ik merk hierbij op dat de Raad van State adviseert over ontwerpen van koninklijke besluiten tot onteigening. De Raad heeft dus ook de mogelijkheid om zich uit te spreken over dit model. Mogelijk leidt advisering door de Raad tot aanpassing van de voorwaarden. Voorts moet worden bedacht dat het hierbij een modelformulering betreft. Deze formulering zal telkens op iedere afzonderlijke onteigening toegespitst moeten worden. Het uiteindelijke resultaat dient echter bij iedere onteigening te zijn dat er geen eigendomsgang plaatsvindt dan nadat het planologisch besluit onherroepelijk is. Het kabinet is voornemens om het wetsvoorstel waarmee de voorheen bestaande koppelingen opnieuw worden ingevoerd nog voor het zomerreces ter advisering aan de Raad van State te zenden.

In het kader van de behandeling van de Crisis- en herstelwet heeft het kabinet tevens toezeggingen gedaan met betrekking tot herziening van het onteigeningsrecht. In de brief van 4 maart jl. is aangegeven dat ervaringen met de nieuwe procedure vanaf het begin zullen worden gemonitord, zodat een volgend kabinet bij voorkeur binnen een jaar nadat het is aangetreden een wetsvoorstel kan indienen. Om een volgend kabinet zoveel mogelijk in staat te stellen aan dit voornemen uitvoering te geven, is al een aanvang gemaakt met het opzetten van een monitoring en het verkennen van de mogelijkheden om op termijn de nieuwe procedure te evalueren. De monitoring gaat van start zodra de eerste verzoeken tot onteigening volgens de nieuwe procedure zijn ontvangen.

Om een goede evaluatie van de nieuwe procedure en een betrouwbare vergelijking met de oude procedure mogelijk te maken, heeft het de voorkeur dat enkele onteigeningen volgens de nieuwe procedure worden afgewikkeld. Gelet op de verwachte duur van de onteigeningsprocedure ligt het daarom in de rede dat een evaluatie wordt gestart over ongeveer driekwart jaar. De evaluatie zou in dat geval in het voorjaar van 2011 kunnen worden afgerond. Mede op basis van de uitkomsten van die evaluatie zal een wetsvoorstel tot herziening van het onteigeningsrecht worden voorbereid. Deze planning stelt een volgend kabinet in de gelegenheid om kort na het zomerreces van 2011 een wetsvoorstel aan de Raad van State te zenden. Voordien zal het gebruikelijke consultatietraject worden doorlopen. Het ligt voor de hand dat daarbij in ieder geval gemeenten en de Vereniging van Onteigeningsadvocaten worden betrokken.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), Meindertsma (PvdA), Linthorst (PvdA), Eigeman (PvdA), Schouw (D66) voorzitter, Slagter-Roukema (SP), Thissen (GL), Hendrikx (CDA), Janse de Jonge (CDA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), De Vries-Leggedoor (CDA), Slager (SP), Smaling (SP), Vliegenthart (SP) vicevoorzitter, De Boer (CU), Laurier (GL), Yildirim (Fractie-Yildirim), Koffeman (PvdD), Benedictus (CDA) en Tiesinga (CDA).

Naar boven