nr. 75
AMENDEMENT VAN HET LID OUWEHAND
Ontvangen 12 november 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel 3.8 vervalt.
II
Artikel 3.10, onderdeel B, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:
A
In het vierde lid wordt «De artikelen 19d en 19kc van de Natuurbeschermingswet
1998 zijn» vervangen door «Artikel 19d van de Natuurbeschermingswet
1998 is», wordt «zijn de artikelen 19j, eerste tot en met derde
lid en vijfde lid,» vervangen door «is artikel 19j, eerste tot
en met derde lid en vijfde lid, van die wet» en vervalt: en 19kd van
die wet, en het krachtens artikel 19kb, eerste lid, van die wet bepaalde.
B
Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
1. «Artikel 16, eerste lid» wordt vervangen door: Artikel
16, eerste en derde lid;.
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien die handelingen
significante gevolgen kunnen hebben voor die waarden, dient met zekerheid
vast te staan dat die handeling de natuurlijke kenmerken van het beschermde
natuurmonument niet aantast, tenzij dwingende redenen van groot openbaar belang
tot het uitvoeren van de handeling noodzaken.
III
Artikel 3.12, onderdeel B, onderdeel 3, wordt als volgt gewijzigd:
A
In het tiende lid wordt «De artikelen 19d en 19kc van de Natuurbeschermingswet
1998 zijn» vervangen door «Artikel 19d van de Natuurbeschermingswet
1998 is», wordt «zijn de artikelen 19j, eerste tot en met derde
lid en vijfde lid,» vervangen door «is artikel 19j, eerste tot
en met derde lid en vijfde lid, van die wet» en vervalt: en 19kd van
die wet, en het krachtens artikel 19kb, eerste lid, van die wet bepaalde.
B
Het elfde lid wordt als volgt gewijzigd:
1. «Artikel 16, eerste lid» wordt vervangen door: Artikel
16, eerste en derde lid;
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien die handelingen
significante gevolgen kunnen hebben voor die waarden, dient met zekerheid
vast te staan dat die handeling de natuurlijke kenmerken van het beschermde
natuurmonument niet aantast, tenzij dwingende redenen van groot openbaar belang
tot het uitvoeren van de handeling noodzaken.
IV
Artikel 3.22, onderdeel 2, vervalt.
V
In bijlage I, onderdeel 7.4, vervalt de zinsnede «, handelingen
waarop artikel 19ia of artikel 19ib van de Natuurbeschermingswet 1998 van
toepassing is»
Toelichting
Het voorstel tot aanpassing van de Natuurbeschermingswet 1998 leidt wat
de voorgestelde regeling voor het vergunningvrij maken van projecten en andere
handelingen van nationaal belang alsmede wat de regeling van de zorgplicht
inzake bestaand gebruik betreft, tot hiaten in de implementatie van artikel
6, tweede en derde lid, Habitatrichtlijn. De voorgestelde regeling inzake
de stikstofdepositie en saldering, alsmede de bepaling over meet- en rekenvoorschriften,
en de daarop betrekking hebbende delen van de toelichting behoeven aanpassing
ten einde te verzekeren dat aan de Europeesrechtelijke randvoorwaarden wordt
voldaan. Ten slotte is de voorgestelde regeling inzake de vrijstelling van
de vergunningplicht voor bestaand gebruik onvoldoende effectief. De indiener
is met de Raad van State van mening dat het onverstandig is het voorstel tot
aanpassing van de Natuurbeschermingswet 1998 op te nemen in het voorstel voor
een Crisis- en herstelwet. Dit amendement strekt ertoe dit voorstel te laten
vervallen.
Ouwehand