nr. 33
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WIEGMAN-VAN MEPPELEN SCHEPPINK EN SAMSOM
Ontvangen 11 november 2009
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 3.2, onderdeel C, artikel 9e, wordt als volgt gewijzigd:
I
In het eerste lid wordt de zinsnede «ten minste 10» vervangen
door: ten minste 5.
II
Aan het tweede lid, eerste volzin, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende:
en de betrokken gemeente de aanvraag tot vaststelling dan wel wijziging van
een bestemmingplan heeft afgewezen.
III
Het vijfde lid komt te luiden:
5. Indien, in aanmerking genomen de omvang, aard en ligging van een
productie-installatie als bedoeld in het eerste lid, redelijkerwijs niet valt
te verwachten dat toepassing van dit artikel de besluitvorming in betekenende
mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden,
kunnen provinciale staten besluiten geen toepassing te geven aan het tweede
lid.
Toelichting
Het amendement onder I verlaagt de ondergrens van 10 MW naar 5 MW.
Dat geeft de provincies meer mogelijkheden in het nemen van de regie bij de
realisatie van windmolenparken. De provincie kan hiermee onder andere voorkomen
dat er allemaal heel kleine windparkjes komen.
Het amendement onder III maakt provinciale staten in plaats van Onze Minister
bevoegd om in bepaalde omstandigheden te kunnen afzien van de verplichting
in artikel 9e om voor windparken tussen 5 en 100 MW gronden aan te wijzen
en daarvoor een inpassingsplan vast te stellen. In overeenstemming
met de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening dienen provinciale staten
in laatste instantie zelf over de inzet van de provinciale Wro-instrumenten
te kunnen beslissen.
Het amendement onder II verplicht provinciale staten bovendien pas tot
toepassing van deze bevoegdheid gebruik te maken – op grond van het
tweede lid in het geval een producent melding maakt van een voornemen tot
aanleg of uitbreiding van de productiecapaciteit – als de betreffende
gemeente(n) niet bereid is(zijn) hiervoor een bestemmingsplan vast te stellen.
Hiermee wordt niet het in artikel 9e wet bepaalde provinciale belang voor
windparken tussen 5 en 100 MW betwist – de provincies nemen daar de
verantwoordelijkheid voor –, maar worden gemeenten in de gelegenheid
gesteld zelf het bestemmingsplan vast te stellen. Ook deze bestuurlijke verhoudingen
zijn passend in de systematiek van de Wro.
Wiegman-van Meppelen Scheppink
Samsom