32 127 Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)

Nr. 143 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2010

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de brief van 20 april 2010 inzake het Ontwerp-Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Kamerstuk 32 127, nr. 142).

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Koopmans

De griffier van de commissie,

Van der Leeden

1

Zijn er aanvragen die gemeenten hebben gedaan om te worden opgenomen in het voorliggende besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: besluit) afgewezen? Zo ja, welke zijn dit en wat is de reden van afwijzing?

De formele aanvragen zijn gehonoreerd. Naar aanleiding van de ambtelijke verzoeken wordt in een aantal gevallen nog overleg gevoerd met de betreffende gemeenten. Er is, ook al tijdens de voorbereiding van de wet, overleg gevoerd met een groot aantal gemeenten over de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) biedt voor gebiedsontwikkeling. Een beperkt aantal gemeenten heeft daadwerkelijk een project aangemeld voor de eerste tranche van de amvb. Dit heeft te maken met het feit dat er kort geleden gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. De nieuwe gemeentebesturen werden gevormd in de periode dat de Chw in werking trad. Daarom zal op korte termijn een volgende tranche van de amvb in procedure worden gebracht.

2

Een veelgenoemd voorbeeld van een project dat door De Zeeuw cs genoemd is als voorbeeld van knellende regelgeving waarvoor de Crisis- en herstelwet een oplossing zou bieden is Doetinchem. Dit project komt niet voor in deze lijst. Waarom niet?

Er is contact geweest met de regio Achterhoek en de gemeente Doetinchem over de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet kan bieden voor bepaalde projecten. Afgesproken is dat de gemeente Doetinchem intern zal nagaan op welke wijze van de Chw gebruik gemaakt zal worden. Tot op heden is geen vraag binnengekomen om een project aan te wijzen in het kader van de Crisis- en herstelwet.

3

In de artikelen 10 en 11 worden enkele aanvullingen op de wet doorgevoerd die de status van een project als «Crisis- en herstelwet-project» moeten verduidelijken. Zouden deze bepalingen niet in de wet zelf opgenomen moeten worden middels een wetswijziging?

Hetgeen regeling vindt in de artikelen 10 en 11 betreft niet het verduidelijken van de status van een zogenoemd Chw-besluit. Een besluit is een Chw-besluit of het is niet een Chw-besluit. Maar als een besluit een Chw-besluit is, is het van belang dat die status als het ware in één oogopslag duidelijk is voor degenen die met zo’n besluit gaan werken, bijvoorbeeld in de sfeer van bezwaar en beroep; bijvoorbeeld omdat zij te maken krijgen met een kortere behandeltermijn. Het is dus in het belang van een goede uitvoering van de Chw dat deze «behandelaars» zo spoedig en eenvoudig mogelijk op de hoogte raken van die status. Juist met het oog op dit belang maakt artikel 5.1 van de Chw het mogelijk op amvb-niveau regels te stellen als nu is gedaan in de artikelen 10 en 11. De bepalingen zijn in ambtelijk overleg met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tot stand gekomen.

4

Bent u bereid om de stationsomgevingen Zwolle en Deventer in het voorliggende besluit aan te wijzen als ontwikkelingsgebied?

Ja, de stationsomgevingen van de gemeenten Zwolle en Deventer worden toegevoegd aan de amvb als ontwikkelingsgebied. Er is contact gelegd met beide gemeenten om te bezien wat de Chw kan betekenen voor beide stationsomgevingen en wat deze gebiedsaanwijzing kan opleveren.

5

Bent u bereid om het project «Koekoekspolder, toepassing geothermie» in het voorliggende besluit aan te wijzen als innovatieproject?

Het project «Koekoekspolder, toepassing geothermie» is door de provincie Overijssel aangemeld als innovatieproject. Er is contact opgenomen met de provincie Overijssel, de gemeente Kampen en de initiatiefnemers van dit project. Het is op dit moment niet duidelijk welke bijdrage de aanwijzing tot innovatief experiment oplevert voor de realisatie van dit project. Als blijkt dat aanwijzing een positieve bijdrage levert wordt het project toegevoegd aan de volgende tranche van de amvb.

6

Wat is de reden dat Strijp-S in Eindhoven niet is opgenomen in de onlangs gepresenteerde lijst van innovatieve projecten in het kader van de Crisis- en herstelwet, ondanks het duurzame karakter van het project, met o.a. innovatieve verlichtingsconcepten en het gebruik van duurzame bodemenergie (Sanergy) en de bijdrage die het project levert aan de werkgelegenheid?

Mede naar aanleiding van deze vraag is Strijp-S alsnog opgenomen in paragraaf 3 van het Besluit.

Strijp-S blijkt een goed voorbeeld van een innovatief (gebieds)project. De gemeente Eindhoven vraagt om een verlengde ontheffingsmogelijkheid om af te wijken van de bestemming van de panden die vallen onder de Rijksmonumentenregeling.Daardoor kunnen exploitanten over een langere periode gebruik maken van deze panden en wordt de transitie van Strijp-S financieel haalbaar. Hierdoor wordt het mogelijk te experimenteren met onder andere innovatieve verlichtingsconcepten.

7

Zijn er wijzigingen ten opzichte van de bij de Crisis- en herstelwet gepresenteerde projecten? Zo ja,welke? Zijn er anderszins nog wijzigingen ten opzichte van de stukken zoals gepresenteerd bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet?

De enige aanvulling betreft het toevoegen van de N18 aan bijlage II, onderdeel E, van de Chw. Zie in dit verband ook vraag 33. Dit project is door een ruime Kamermeerderheid bij motie naar voren gebracht teneinde het toe te voegen aan bijlage II van de Chw. De minister van VenW heeft hier destijds positief op gereageerd.

8

Welke argumenten zijn er om het project de Florijnse As bij Assen aan te wijzen als lokaal project van nationale betekenis? Wat is dan exact de nationale betekenis van dit project?

  • Assen maakt deel uit van het Nationaal Stedelijk Netwerk Groningen-Assen en is naast Groningen de belangrijkste stedelijke drager van dit stedelijk netwerk.

  • Het project Assen FlorijnAs is opgenomen in de Gebiedsagenda voor het MIRT voor Noord-Nederland en is door rijk en regio aangemerkt als een van de prioritaire gebiedsontwikkelingsprojecten in de regio Noord.

  • Het project sluit op het punt van gebiedsontwikkeling goed aan bij het rijksbeleid (binnenstedelijke herstructurering, integrale aanpak) en is in de regio van bovenregionaal belang.

  • Het project raakt op een aantal punten aan rijksbelangen (herstructurering bedrijventerreinen, Nationaal Landschap Drentse Aa, verdubbeling N33, nieuw station Assen-Zuid).

9

Klopt het dat het College van Burgemeester en Wethouders de gemeenteraad niet geïnformeerd heeft over haar voornemen de Florijnse As bij het Rijk voor te dragen als project van nationale betekenis? Zo ja, wat is uw oordeel over deze gang van zaken? Acht u het acceptabel dat de gemeenteraad in een dergelijk besluit niet gekend wordt?

Volgens onze informatie is de gemeenteraad hierover indertijd niet geïnformeerd.

Het kabinet vindt het belangrijk dat aanmeldingen in het kader van de Chw op gemeentelijk en provinciaal niveau breed worden gedragen. Tijdige informatie is in dat verband gewenst. Het voert voor het rijk echter te ver om bij alle aanmeldingen na te gaan hoe de gemeentelijke of provinciale interne procedures zijn verlopen. Wel wordt, alvorens het Besluit in werking treedt, een formeel schriftelijk verzoek verlangd.

10

Acht u het opnemen van een specifiek drijvend bouwwerk als een eco-iglo niet een veel te gedetailleerd niveau van vastleggen in het voorliggend besluit? Zo nee, wat is dan het grote economische dan wel landsbelang dat is gediend met de bouw en aanleg van deze eco-iglo’s?

Doel van het experimenteren met duurzame innovatieve projecten is juist het mogelijk maken van dit type projecten. Het experiment met de Eco-iglo’s in Leeuwarden heeft als doel de ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken van innovatieve, autarkische woonvormen. Deze kunnen een exportproduct gaan vormen en een rol gaan spelen bij de klimaatadaptatie. Bij de experimenten van afdeling 2 van hoofdstuk 2 Chw gelden de volgende criteria: het experiment moet bijdragen aan innovatieve ontwikkelingen en het moet voldoende aannemelijk zijn dat de uitvoering ervan bijdraagt aan het bestrijden van de economische crisis en aan de duurzaamheid. In deze afdeling is van landsbelang geen sprake.

11

Wat is in de praktijk de maximale hoogte die een mini windturbine kan hebben gemeten vanaf de grond waarop deze staat?

De maximale tiphoogte van mini windturbines bedraagt 10 meter.

12

Hoe wordt gecontroleerd of de mini windturbine uitsluitend wordt gebruikt voor stroomleverantie ten behoeve van een zuigercompressor? Worden deze los van het energienetwerk opgesteld?

Bij de mini windturbine-zuigercompressor combinatie wekt de windmolen energie op die wordt gebruikt voor het aandrijven van de zuigercompressor (een soort koelkast). Deze zuigercompressor koelt de lucht, waardoor de in de lucht aanwezige waterdamp condenseert. Ook kan de zuigercompressor worden gebruikt om de in de lucht aanwezige ammoniak af te vangen of om de (stal)lucht te koelen als een soort airco op duurzame energie. De capaciteit van de windturbine is optimaal afgestemd op de zuigercompressor waardoor er geen sprake is van een overschot aan energie.

13

Wat is het vermogen dat nodig is voor een zuigercompressor en hoe staat dat in verhouding tot de capaciteit van de windturbine? Hoe wordt het teveel of te weinig opgewekte energie van de windturbine gecompenseerd?

Zie het antwoord op vraag 12.

14

Wat is de aanleiding om specifiek Amersfoort, Houten, Nieuwegein en Utrecht op te nemen als grondgebied waar mini windturbines gebouwd mogen worden?

Het initiatief voor de regeling rond de kleine windturbines komt vanuit de provincie Utrecht. De vier genoemde Utrechtse gemeenten hebben zich aangemeld voor dit experiment. Overigens zijn er contacten met andere gemeenten op dit punt. Dit kan leiden tot aanwijzing van nieuwe gemeenten in de volgende tranche van de amvb.

15

Hoeveel zuigercompressor-windturbinecombinaties moeten er gebouwd worden in de gemeente Leeuwarden? legitimeert dit aantal het inzetten van z’n zwaar middel als de Crisis en herstelwet?

De inzet van afdeling 2 van hoofdstuk 2 van de Chw in deze situatie kan niet betiteld worden als de inzet van een zwaar middel. Deze afdeling is specifiek bedoeld voor dit type projecten. Juist kleinschalige projecten lopen aan tegen generieke regelgeving die niet bedoeld is voor kleinschalige ontwikkelingen. De zuigercompressor-windturbinecombinaties zijn bedoeld voor plaatsing binnen de provincie Friesland. Het betreft een regeling om te experimenteren met dit soort technieken om vervolgens te bezien welke voor- en nadelen er aan kleven en of dit in de toekomst moet worden gefaciliteerd of beperkt.

16

Kunt u inzicht geven in de verwachte duurzame ontwikkeling als gevolg van het aanwijzen van Stadshaven Rotterdam als ontwikkelingsgebied?

Nee, dat is aan het lokaal bestuur. De gemeente Rotterdam is nu aan zet om in het gebiedsontwikkelingsplan voor Stadshavens aan te geven wat de opbrengsten zijn van de ontwikkeling op het gebied van duurzaamheid. De aanwijzing van Stadshavens als ontwikkelingsgebied maakt het mogelijk om de uitvoering van het project Stadshavens te versnellen en om stagnatie te voorkomen.

17

Kunt u uiteenzetten in hoeverre de verwachte opbrengsten ten aanzien van duurzaamheid zich verhouden tot de lasten van overschreden milieunormen als gevolg van de aanwijzing als ontwikkelingsgebied van Stadshaven Rotterdam?

Nee, dat is aan het lokaal bestuur. De gemeente Rotterdam is nu aan zet om in het gebiedsontwikkelingsplan voor Stadshavens aan te geven wat de opbrengsten zijn van de ontwikkeling op het gebied van duurzaamheid. Aanwijzing tot ontwikkelgebied leidt in principe niet tot overschrijding van de milieunormen, integendeel: het is juist de bedoeling om binnen de gegeven milieunormen ruimte te vinden voor ontwikkelingen. De meerwaarde van het project Stadshavens ligt onder meer in de ontwikkeling en de toepassing van duurzame technieken en maatregelen binnen en buiten het gebied, volgens het concept Clean Tech Delta.

18

Kunt u uiteenzetten of de verwachting is dat met het voorliggende besluit een afwijking aan de Flora- en faunawet of de natuurbeschermingswet nodig is door de aanwijzing van de Stadshaven Rotterdam als ontwikkelingsgebied?

Een afwijking van de Flora- en faunawet of de natuurbeschermingswet is voor zover nu bekend niet aan de orde.

19

Kunt u inzicht geven in de verwachte duurzame ontwikkeling als gevolg van het aanwijzen van Zaanstad Midden als ontwikkelingsgebied?

Nee, dat is aan het lokaal bestuur. De gemeente Zaanstad moet in het gebiedsontwikkelingsplan voor Zaanstad Midden aangeven op welke wijze inhoud wordt gegeven aan een duurzame ontwikkeling van dit gebied.

Zaanstad heeft te kampen met vele milieuproblemen door haar ligging en historie. Als een van de oudste industriesteden van Nederland kent zij veel bodemverontreiniging en heeft zij nog relatief zware industrie in de binnenstad staan die voor geluids- en geuroverlast zorgt. Daarnaast ligt Zaanstad letterlijk onder de rook van het Amsterdamse Havengebied. Tegelijkertijd heeft Zaanstad een forse verstedelijkingsopgave (kwantitatief en kwalitatief). Om het groen te sparen moet ruimte voor deze opgave binnenstedelijk worden gevonden.

Met de aanwijzing van Zaanstad-Midden hoopt het bestuur van Zaanstad een extra middel in handen te hebben om de milieubelasting fors terug te dringen. Zo wordt de leefbaarheid vergroot en ontwikkelingsruimte vrijgemaakt. Zij heeft als doelstelling om van de 60.000 milieubelaste woningen in 2010 terug te gaan naar 30.000 in 2020. Daarin speelt het gebied Zaanstad-Midden een grote rol, doordat dit het hart van Zaanstad vormt, zowel qua woningbouw en stedelijke bedrijvigheid (bestaand en te ontwikkelen) als qua hinderlijke industrie.

De aanwijzing maakt het mogelijk om de uitvoering van het project te versnellen, waarbij duurzame ontwikkeling vanzelfsprekend een van de criteria is. De aanwijzing is overigens niet bedoeld om het programma van dit project inhoudelijk te wijzigen.

20

Kunt u uiteenzetten in hoeverre de verwachte opbrengsten ten aanzien van duurzaamheid zich verhouden tot de lasten van overschreden milieunormen als gevolg van de aanwijzing als ontwikkelingsgebied van Zaanstad Midden?

Nee, dat is aan het lokaal bestuur. De gemeente Zaanstad is nu aan zet om in het gebiedsontwikkelingsplan voor Zaanstad Midden aan te geven wat de opbrengsten zijn van de ontwikkeling op het gebied van duurzaamheid. Een aanwijzing als ontwikkelgebied geschiedt niet met het oog op overschrijding van de milieunormen, integendeel: het is juist de bedoeling om binnen de gegeven milieunormen ruimte te vinden voor ontwikkelingen. Doel van de gemeente Zaanstad is om voor de gehele gemeente een betere leefkwaliteit te realiseren. Pas als er afspraken gemaakt zijn met de veroorzakers van die hinder en er zicht is op verbetering, zal begonnen worden met verdere stedelijke ontwikkeling. De Chw helpt om de verschillende actoren in beweging te krijgen. Door stedelijke ontwikkeling wordt bijvoorbeeld financiering mogelijk om bestaande milieuproblemen fors terug te dringen. Er wordt kortom gewerkt aan het oplossen van het milieuprobleem..

21

Kunt u uiteenzetten of de verwachting is dat met het voorliggende besluit een afwijking aan de Flora- en faunawet of de natuurbeschermingswet nodig is door de aanwijzing van de Zaanstad Midden als ontwikkelingsgebied?

Een afwijking van de Flora- en faunawet of de natuurbeschermingswet is thans niet aan de orde. Het gaat hier om een binnenstedelijk gebied. Alle geplande stedelijke ontwikkeling valt binnen de bestaande rode contouren. Met het terugdringen van de milieubelasting, wordt ook de milieubelasting voor de omliggende natuurgebieden kleiner. De oplossingen worden binnenstedelijk gezocht en niet door verplaatsing naar buitengebieden.

22

Kunt u uiteenzetten voor welke tijdsperiode de gemeenten genoemd in artikel 3.1 in het kader van innovatie zijn aangewezen?

Ja. In artikel 3, derde lid, is aangegeven dat voor de duur van tien jaar kan worden afgeweken van de daar genoemde bepalingen.

23

Kunt u uiteenzetten wat de verwachte bijdrage van de aangewezen innovatiegebieden is aan het bestrijden van de economische crisis en aan duurzaamheid?

Nee, dat is in deze fase niet precies aan te geven.. Het kabinet is er echter van overtuigd dat de opgenomen experimenten een bijdrage zullen leveren aan het bestrijden van de economische crisis en aan duurzaamheid. Aangedragen experimenten worden beoordeeld op een drietal aspecten: economische ontwikkeling, duurzame ontwikkeling en innovatie. Wat de bijdrage van de aangewezen experimenten op deze drie terreinen zal zijn, wordt in de komende jaren nagegaan.

24

Kunt u uitleggen waarom in het kader van innovatie artikel 3.14 van Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, inzake veiligheid 10 jaar lang buiten werking kan worden gesteld?

De veiligheid van de omgeving mag, door de oprichting van een mini windturbine, natuurlijk niet in het geding komen. Om de veiligheid te kunnen waarborgen moeten de mini windturbines voldoen aan de voorschriften uit de Nederlandse Beoordelingsrichtlijn. De amvb zal naar aanleiding van deze vraag worden aangepast. Overigens is de deugdelijkheid en certificering van dergelijke installaties onderwerp van de monitoring en evaluatie van de experimenten.

25

Kunt u de zinsnede «voorziet in een beperkte mate van woningbouw» nader toelichten? Wat verstaat u onder in beperkte mate?

In de toelichting op artikel 7 is al aangeven dat de projecten van maatschappelijke betekenis «de hoofdmoot» vormen, al dan niet vergezeld van een beperkte mate van woningbouw. Artikel 7 van het besluit kan als het ware gezien worden als het spiegelbeeld van artikel. 2.9 van de Chw zelf, waar het gaat om projecten die geheel of hoofdzakelijk voorzien in de bouw van een x-aantal woningen. Toegelicht is daar dat de bouw van woningen het belangrijkste onderdeel van het project moet zijn. Voor artikel 7 van het besluit kan dan gelden dat het belangrijkste onderdeel van het project «maatschappelijk vastgoed» moet zijn.

26

In welke mate wordt er gewaarborgd dat er geen belanghebbende deel uitmaakt van de commissie met het oog op onafhankelijkheid?

In de nota van toelichting is al aangegeven dat het van belang is dat de commissie onafhankelijk en ordelijk opereert. Duidelijk zal zijn dat een belanghebbende bij een van de in het ontwerpbesluit genoemde experimenten niet in de commissie zal worden benoemd.

27

Wordt onder de deugdelijke motivering (6.2) wetenschappelijke feiten verstaan? Zo nee, waarom niet?

Artikel 6, tweede lid, bepaalt dat de adviezen van de commissie vergezeld gaan van een deugdelijke motivering. Hieronder worden zeker ook wetenschappelijke feiten verstaan.

28

Hoe vaak wordt er advies door de commissie uitgebracht?

Hoe vaak de commissie een advies uitbrengt is in eerste instantie aan de commissie om te bepalen. Dit is in overeenstemming met artikel 6, zesde lid («De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast»). Het ligt overigens voor de hand te veronderstellen dat de commissie zich niet zal beperken tot het enkel uitbrengen van een advies aan het eind van elk experiment, maar ook tussentijds, indien een experiment daartoe aanleiding geeft, met een advies zal komen.

29

Waarom heeft u ervoor gekozen de projecten van maatschappelijke betekenis zo ruim te definiëren?

Een belangrijke reden om projecten van maatschappelijke betekenis niet te beperkt te definiëren is gelegen in het oogmerk om meer in het algemeen te komen tot het opstellen van een Crisis- en herstelwet: om met het mogelijk maken van gerichte investeringen een impuls te geven aan de economie en waar mogelijk de economie te versterken zodat Nederland sneller en sterker uit de recessie kan komen.

30

Kunt u uiteenzetten wat het nationaal belang is dat de inzet van het zware middel van de Crisis- en herstelwet ten aanzien van de stadsboulevard en het stadsbedrijvenpark in Assen rechtvaardigt?

Het kabinet beschouwt de inzet van de Crisis- en herstelwet niet als een zwaar middel. Zie ook het antwoord op vraag 8.

31

Kunt u uiteenzetten wat het nationaal belang is dat het zware middel van de Crisis- en herstelwet ten aanzien van het Schiekadeblok, het Weenapoint, de Kruispleingarage, het Delftseplein, de Conradstraat en de Calypso rechtvaardigen?

Het kabinet beschouwt de inzet van de Crisis- en herstelwet niet als een zwaar middel. Rotterdam Central District is aangewezen als lokaal project met nationale betekenis omdat verwacht wordt dat de inzet van de Elverding-achtige aanpak die in deze afdeling is verwoord kan leiden tot een versnelling van de ontwikkeling van de stationsomgeving van het centaal station in Rotterdam, dat als nieuw sleutelproject is aangewezen. Hier is veel werkgelegenheid mee gemoeid.

32

Kunt u uiteenzetten wat het nationale belang is dat inzet van het zware middel van de Crisis en herstelwet ten aanzien van het Lombokplein en Leidsche vaart rechtvaardigt?

Het kabinet beschouwt de inzet van de Crisis- en herstelwet niet als een zwaar middel. Net zoals bij Rotterdam Central District (zie vraag 31) is Stationsgebied Utrecht aangewezen als nieuw sleutelproject, waarmee ook de nodige werkgelegenheid is gemoeid.

33

Wat is de argumentatie om de N18 als infrastructureel project op te nemen in het voorliggende besluit? Waren de argumenten van bezwaarmakers dusdanig sterk dat ze niet zijn te weerleggen?

Zie het antwoord op vraag 7. In het kader van de terinzagelegging van de trajectnota zijn vele zienswijzen naar voren gebracht. Daaronder ook zienswijzen waarin bezwaren naar voren werden gebracht tegen het project. Echter het aanvoeren van argumenten, los van de vraag of deze sterk zijn, is geen criterium om een project toe te voegen aan bijlage II van de wet.

34

Wanneer wordt de tweede tranche van het voorliggende besluit verwacht? Wanneer zullen de tweede tranche projecten in een volgend besluit worden gevat?

Het is de bedoeling om in september 2010 de tweede tranche van de amvb in procedure te brengen. De tweede tranche volgt op relatief korte termijn omdat de nieuwe gemeentebesturen nu zijn aangetreden en met voorstellen voor projecten komen.

35

Waar kunnen lokale en regionale overheden projecten aanmelden?

De overheden kunnen zich formeel aanmelden bij de minister van VROM. Een formele aanmelding moet in ieder geval binnen zijn voordat de amvb in werking treedt. Het is raadzaam daaraan voorafgaand ambtelijk overleg te hebben met het implementatieteam van de Chw. Via het digitale loket (VROM.nl) kan contact met het implementatieteam worden gelegd.

36

Hoe worden lokale en regionale overheden en derden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om ten behoeve van de tweede tranche projecten aan te dragen?

In de vier regiobijeenkomsten die hebben plaatsgevonden over de Chw is een oproep aan gemeenten gedaan om zich aan te melden voor de tweede tranche. Binnenkort krijgen de gemeenten en provincies een uitnodiging voor een vijfde regionale bijeenkomst. Deze wordt georganiseerd gelet op de grote belangstelling voor de eerste reeks informatiebijeenkomsten. In die uitnodiging wordt tevens de te volgen procedure, met relevante data, aangegeven voor aanmeldingen voor de tweede tranche. Daarnaast is er al een belangrijk aantal contacten met gemeenten die overwegen een project aan te melden voor een van de experimenten van de Chw. Het implementatieteam, de gebiedsaccounts en de inspectiemedewerkers hebben regelmatig contact met gemeenten en provincies. Zij dragen de mogelijkheden uit die de Chw biedt. Voorts kan in dit verband het digitale ROM-netwerk worden genoemd, dat VROM en de VNG in het leven hebben geroepen. In dat kader vindt landelijk uitwisseling plaats van kennis en ervaringen met de Chw. Mogelijke aanmeldingen voor de tweede tranche van de amvb spelen daarin zeker een rol. Tot slot zij vermeld dat het implementatieteam Chw op diverse landelijke bijeenkomsten aanwezig is, in persoon en met informatiemateriaal.

37

Wie kunnen er innovatieve experimenten aandragen? Zijn dit ook universiteiten en ingenieursbureaus?

Iedereen, dus zowel overheden als onderzoeksinstellingen of particulieren, kan innovatieve duurzame experimenten aandragen.

38

Kunt u toelichten wat concreet de gewenste maatschappelijke ontwikkeling is van de Stadshavens Rotterdam die blijkbaar in conflict komt met bestaande milieunormen?

De gemeente Rotterdam is nu aan zet om in het gebiedsontwikkelingsplan voor Stadshavens aan te geven wat de concreet gewenste maatschappelijke ontwikkeling is van Stadshaven. In Stadshavens Rotterdam vindt een transitie plaats waarbij naast de aanwezige klassieke en deels nog milieubelastende havenactiviteiten ook andere functies zoals kennisindustrie, onderwijs en wonen worden geïntroduceerd. Verder zal het gebied veranderen door uitplaatsing, herschikking of beëindiging van belastende functies en door toepassing van innovatieve technologie. Stadshavens is een motor voor de sociaal-culturele en economische ontwikkeling van de Rotterdamse regio, en kent een uitgebreid programma van duurzaamheidsmaatregelen. Het biedt de mogelijkheid om stad en haven weer bij elkaar te brengen, met wederzijdse voordelen.

39

In hoeverre is de milieuruimte in de stadshavens Rotterdam onvoldoende, en voor welke ontwikkelingen moet er concreet met het voorliggende besluit afgeweken worden van de normen, en in welke mate zal deze ontwikkeling het milieu beïnvloeden?

In het gebiedsontwikkelingsplan, dat de gemeente nu gaat opstellen, wordt aangegeven in hoeverre de milieuruimte in Stadshavens onvoldoende is en voor welke ontwikkelingen tijdelijk moet worden afgeweken van de normen en in welke mate deze ontwikkeling het milieu beïnvloedt.

Er zijn knelpunten, onder meer door industrielawaai, die de gewenste ontwikkeling in de weg staan. Deels gaat dat om overgangssituaties, waarbij de hinder op termijn zal afnemen of verdwijnen. Uitgangspunt is dat door de toepassing van de Chw het milieu niet zal worden geschaad, en dat er waar mogelijk juist milieuwinst zal worden geboekt.

40

Kunt u toelichten wat de definitie is van het duurzaam ontwikkelen van stad en haven, en hoe vaak, wanneer en op welke wetenschappelijke wijze dit getoetst gaat worden?

De gemeente Rotterdam is aan zet om inhoud te geven aan uw vraag. In het gebiedsontwikkelingsplan wordt hier inhoud aan gegeven.

41

Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met een goede milieukwaliteit? Betekent dit dat de milieunormen de komende tien jaar niet overtreden worden? Zo nee, in welke mate kunnen zij dan overtreden worden?

Milieunormen blijven van kracht en worden niet overtreden. De bestaande milieugebruiksruimte is uitgangspunt bij het gebiedsontwikkelingsplan. Hooguit kan tijdelijk (ten hoogste tien jaar) worden afgeweken, gedurende de transitie en mits goed onderbouwd in het gebiedsontwikkelingsplan. Doel is om uiteindelijk een betere milieukwaliteit te bereiken.

42

Bedoelt u met «bouwen in en nabij water rekening houdend met klimaatverandering», dat er gezorgd wordt voor ruimte voor de rivier?

Ruimte voor de rivier kent zijn eigen besluitvorming. Voor zover dit consequenties heeft wordt daarmee door de gemeente Rotterdam rekening gehouden.

43

Acht u het gewenst bedrijven te belonen voor niet-coöperatief gedrag door af te wijken van de milieunormen? Hoe verhoudt zich dit tot het belang van de volksgezondheid en de belangen en wensen van omwonenden?

Van beloning van niet-coöperatieve bedrijven is geen sprake. De Chw biedt juist mogelijkheden om dergelijke bedrijven tot medewerking te bewegen.

44

Kunt u uiteenzetten wat de gevolgen zijn als een bedrijf in Zaanstad-Midden na tien jaar niet meer aan de milieunorm(en) voldoen?

In het gebiedsontwikkelingsplan zal de gemeente Zaanstad goed onderbouwd moeten aangeven op welke wijze na tien jaar voldaan wordt aan de milieunormen. Jaarlijks moet het gemeentebestuur richting de gemeenteraad aangeven wat de voortgang is van de ontwikkelingen. De raad kan dus de vinger aan de pols houden.

45

a. Hoe verhoudt de in de nota van toelichting voorgestelde gefaseerde planvorming per deelgebied zich met artikel 2.3 van de Crisis- en herstelwet? Is een dergelijke gefaseerde aanpak niet in strijd met deze wet aangezien de bedoeling van het gebiedsontwikkelingsplan is een aantal maatregelen in samenhang te beoordelen en te nemen, te weten het ontnemen van niet benutte milieuruimte in vergunningen van bedrijven, het treffen van extra hinderbeperkende maatregelen (werken genoemd) bij bedrijven, het mogelijk maken van woningbouw en andere gevoelige bestemmingen en het in rekening brengen van de kosten en/of schadevergoedingen?

Is het niet zo dat er eerst een samenhangende visie moet worden ontwikkeld op het gehele ontwikkelingsgebied? En is het daarom niet vereist om voor de nu voorgestelde, zeer omvangrijke, ontwikkelingsgebieden eerst een structuurvisie op te stellen, teneinde doel en samenhang van de diverse maatregelen goed op hun effecten te kunnen beoordelen?

Was het niet de bedoeling van de Crisis- en herstelwet dat de aanwijzing van een ontwikkelgebied zou plaatsvinden voor een zo klein mogelijk gebied, waarin alles ook echt samenhangt, én pas kort voordat bestemmingsplan, grondexploitatie en gebiedsontwikkelingsplan worden vastgesteld? Hoe valt de huidige aanwijzing van zeer omvangrijke gebieden daarmee te rijmen? Is de huidige aanwijzing niet in strijd met de oorspronkelijke bedoeling van deze wet?

Het gebied dat wordt aangewezen als ontwikkelingsgebied moet zowel de hinderveroorzakende bedrijven als de gewenste ontwikkeling omvatten. Het ligt daarom voor de hand dat deze gebieden groot in omvang zijn. Het wordt mogelijk gemaakt voor deelgebieden het gebiedsontwikkelingsplan toe te voegen aan het bestemmingsplan. Een gebiedsontwikkelingsplan is op uitvoering gericht. De precieze aanpak zal per aangewezen gebied verschillen.

In Zaanstad bijvoorbeeld is een ruimtelijke structuurvisie in de maak. Binnen deze visie zijn ontwikkellocaties genoemd. Een deel van die ontwikkellocaties valt binnen het ontwikkelingsgebied. Hiervoor wordt een gebiedsontwikkelingsplan gemaakt, met stedelijke ontwikkelingsopgave en plan om de milieuproblematiek op te lossen. Het gebiedsontwikkelingsplan wordt verder uitgewerkt in de verschillende bestemmingsplannen. De schaalgrootte van het gebied heeft te maken met het invloedsgebied van enkele geuroverlast gevende industrieën. Om verdere toename van het aantal geurgehinderden (door binnenstedelijke verdichting) tegen te gaan in bijvoorbeeld het zuiden van het plangebied zullen de bronnen in het midden van het gebied moeten worden aangepakt. Die koppeling kan alleen gelegd worden als beiden in hetzelfde plangebied vallen.

46

Hoe kan bij een gefaseerde planvorming worden voorkomen dat cumulatie van milieueffecten geen of onvoldoende aandacht krijgt?Hoe wordt gewaarborgd dat bij opeenvolgende deelplannen slechts eenmaal een (tijdelijke) verhoging van de milieukwaliteitsnormen wordt toegestaan?

De precieze aanpak zal per aangewezen gebied verschillen. In principe is er per aangewezen gebied sprake van één gebiedsontwikkelingsplan, hierin is opgenomen op welke wijze de milieubelasting wordt teruggedrongen. Daarmee is voor elke locatie de milieubelasting en eventuele tijdelijke overschrijding inzichtelijk. En wordt voorkomen dat cumulatie ontstaat. Hierin zit verder geen fasering. Van cumulatie van milieueffecten is dus geen sprake. Wel is het mogelijk om onder dit gebiedsontwikkelingsplan te werken met verschillende (deel)bestemmingsplannen, mits die qua uitwerking dus passen in het geheel van het gebiedsontwikkelingsplan. In deze bestemmingsplannen kan een nadere uitwerking van het gebiedsontwikkelingsplan worden opgenomen.

47

In Zaanstad vallen ook enkele bestaande woonwijken binnen het ontwikkelingsgebied. Is al bekend voor hoeveel woningen en hoe lang de normen mogen worden overschreden? Waarom zijn bestaande woonwijken in het ontwikkelingsgebied opgenomen? Is een ontwikkelingsgebied niet bedoeld voor het (versneld) kunnen realiseren van nieuwe woningen?

In de bestaande woonwijken in Zaanstad is op dit moment een groot aantal woningen ernstig gehinderd. Dit grote aantal heeft te maken met het invloedsgebied van enkele geuroverlast gevende industrieën. Om verdere toename van geurgehinderden tegen te gaan in bijvoorbeeld het zuiden van het plangebied moeten de bronnen in het midden van het gebied worden aangepakt. Die koppeling kan alleen gelegd worden als beide in hetzelfde plangebied vallen.

Door deze grootte vallen er ook bestaande woningen onder. Met de Chw wordt de geurhinder voor de bestaande woningen fors teruggedrongen, iets wat eerder zeer moeizaam is gebleken. Met de ontwikkeling van nieuwe woningen kan ook voor extra financiën worden gezorgd waarmee de bronmaatregelen bij vervuilers betaalbaar worden. De bestaande woningen voldoen overigens aan alle wettelijke normen.

48

Hoe kan een mini windturbine bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis?

Experimenten worden beoordeeld op een drietal aspecten, economische ontwikkeling, duurzame ontwikkeling en innovatie. Indien experimenten voldoende «scoren» op deze aspecten en geen strijdigheid opleveren met bestaand beleid worden ze in principe gehonoreerd. Een van de belangrijkste leerpunten daarbij is het inzicht in de belemmerende wettelijke bepalingen waardoor dit soort innovaties niet of zeer moeilijk van de grond komen. De ontwikkeling van mini windturbines wordt in de huidige praktijk belemmerd door de wettelijke regels en bepalingen. Via dit experiment krijgen we in beeld waar het juist wel of juist niet anders kan. Daarnaast bevorderen we hiermee de innovatie rond duurzame energieopwekking, wat op zich kan bijdragen aan de economische ontwikkeling. Verder is het de bedoeling dat de innovatieve ontwikkeling van mini windturbines een economisch interessant (export)product oplevert.

49

Kunt u toelichten wat u concreet verstaat onder ecologisch bouwen? Wordt hierbij ook rekening gehouden met de duurzaamheid van de bouwmaterialen?

Projecten worden getoetst aan een drietal aspecten, bijdrage aan de economische ontwikkeling, duurzame ontwikkeling en innovatie. Onder duurzame ontwikkeling wordt natuurlijk ook rekening gehouden met de duurzaamheid van bouwmaterialen.

50

Op welke wijze worden de milieu- en gezondheidsaspecten in de ontwikkelingen van de Stadshaven Rotterdam en Zaanstad Midden meegenomen nu ze voor tien jaar vallen onder de Crisis- en herstelwet? Acht u de lokale besturen van deze gebieden niet in staat hier verantwoord te intensiveren en transformeren?

De Crisis en herstelwet legt geen milieu- en gezondheidsaspecten op aan andere bestuurslagen. De wet biedt juist aan het lokale bestuur instrumentarium dat kan helpen bij de uitvoering van transitie- en intensiveringsopgaven. In het gebiedsontwikkelingsplan dat de gemeente dient vast te stellen, geeft zij aan hoe zijn de intensivering of transformatie van het gebied wil aanpakken.

51

Bij Zaans Proeflokaal is aangegeven dat bedrijven niet direct bereid zijn mee te werken aan het inleveren van hun vergunde milieuruimte. Welke mogelijkheden heeft de gemeente om de verleende vergunningen in te trekken of aan te passen?

Het op te stellen gebiedsontwikkelingsplan geeft die mogelijkheid. In de huidige situatie kan de gemeente of provincie de vergunningen actualiseren waarbij strengere maatregelen getroffen kunnen worden. De gemeente heeft een zogenaamde actualiseringplicht van de vergunningen. Van groot belang hierbij is of de investering die van het bedrijf gevraagd wordt reëel is (Het zogenoemde BBT beste beschikbare techniek). Voor stedelijke ontwikkeling zijn verdergaande maatregelen nodig. Hiertoe is het bedrijf vooralsnog niet verplicht mee te werken of te betalen. Met de aanwijzing tot gebiedsontwikkelingsgebied kan het bestuur bij het opstellen van een gebiedsontwikkelingsplan bedrijven in ieder geval dwingen om mee te denken over het verkleinen van hun milieucontouren, zelfs als dit verder gaat dan BBT.

52

Vanuit de rechterlijke macht bestaat de vraag omtrent zekerheid dat een project (volledig) onder de procesbepalingen zou vallen van de Crisis- en herstelwet. Hoe wordt vastgesteld dat in de aanpassingen die nu worden voorgesteld, vooral in het geval van de categorieën van bijlage 1 waarin niet met name genoemde projecten vallen, deze wet van toepassing is? Zou het met name en in kaartbeeld benoemen in het voorliggend besluit een oplossing bieden om te voorkomen dat er rechtszaken gevoerd gaan worden over de vraag of een project wel onder de toepassing van de Crisis- en herstelwet valt?

Het is in eerste instantie het bevoegd gezag dat vaststelt of een te nemen besluit een besluit is ingevolge de Chw. In het bijzonder gaat het dan om besluiten die worden genomen in het kader van bijlage I bij de wet. Hoe sympathiek de suggestie ook is, het is toch aan dat bevoegd gezag om op zijn eigen wijze voor eenieder inzichtelijk te maken welke projecten onder de Chw vallen. Het kabinet ziet hierin geen taak voor de amvb-regelgever. De nu voorgestelde artikelen 10 en 11 volstaan.

53

Is de gefaseerde planvorming waar in de nota van toelichting over gesproken wordt niet in tegenspraak met het feit dat in de wet nadrukkelijk gesproken wordt over één gebiedsontwikkelingsplan, waarbij alle maatregelen en hun effecten in onderlinge samenhang worden bezien? Hoe wordt bij gefaseerde planvorming de noodzakelijk samenhang in maatregelen gewaarborgd? Hoe wordt voorkomen dat bij gefaseerde planvorming de cumulatieve milieueffecten de normen overschrijden? Is een structuurvisie daarvoor niet het aangewezen instrument?

Zie het antwoord op vraag 46.

54

Wat zijn de gevolgen voor het dierenwelzijn van het winnen van water uit stallucht en het reguleren van het stalklimaat? Op welke manier wordt hiermee rekening gehouden?

Dierenwelzijn is één van de (belangrijkste) aspecten van stalkoeling. Uit onderzoek is gebleken dat het dierenwelzijn toeneemt bij een beter stalklimaat. Ook het productschap zuivel geeft aan dat een beter stalklimaat naast het milieutechnische effect naar verwachting bijvoorbeeld ook een gunstig effect heeft op het welzijn van de koe.

55

Wat is het nut en de meerwaarde van het laten vallen van milieuregels om te kijken of milieubelangen dan worden geschaad voor artikel 5?

De beoogde milieudoelen met de zuigercompressor-windturbinecombinaties zijn duidelijk. Het experiment wil ruimte geven aan het testen van dit soort innovatieve ontwikkelingen, zonder dat daarbij zware en langdurige procedures moeten worden doorlopen. Wel wil het kabinet bezien wat de (milieu)effecten zijn van dit soort projecten en daar lering uit trekken voor de toekomst.

56

Acht u het wenselijk dat de melkveehouderij, die alle geldende normen al met handen en voeten treedt, nog meer speelruimte te geven door milieunormen te laten vervallen?

Dit experiment beoogt ruimte te geven aan innovatieve ontwikkelingen in de melkveehouderij, die zowel economische als duurzame ontwikkeling stimuleren. Het experiment heeft niet tot doel ruimte te bieden aan het oprekken van milieunormen, maar op het faciliteren van een duurzame innovatieve ontwikkeling.

57

Op welke wijze denkt u dat de economische crisis bestreden kan worden door zuigercompressor-windturbinecombinaties bij de melkveehouderij te plaatsen? Hoeveel arbeidsplaatsen denkt u dat dit genereert?

Op voorhand valt niet te voorspellen hoeveel werkgelegenheid dit experiment zal generen. Dat is afhankelijk van het aantal molens dat in de toekomst geproduceerd zal worden.

58

Kunt u toelichten hoe en op welke wetenschappelijk onderbouwde en bewezen wijze water uit lucht gewonnen gaat worden en wat de nadelen daarvan nog zijn?

De winning van water uit stallucht is geen doel op zich, maar wel mogelijk met deze installatie. In de Nederlandse situatie is de winning van water uit lucht niet direct het eerste waaraan je denkt bij innovatie, maar het is voorstelbaar dat dit wel een interessant exportproduct zal opleveren voor gebieden waar drinkwater minder ruim voor handen is. De combinatie met stalluchtkoeling ligt dan niet direct voor de hand, maar de installatie is eveneens los inzetbaar, specifiek gericht op de winning van drinkwater uit de lucht (onder de naam «Dutch Rain Maker»). Aangezien de installatie wordt aangedreven door een mini windturbine zijn er geen nadelige effecten te verwachten, ook niet in termen van duurzaamheid of klimaat.

59

Waarom is in de bewoording gekozen voor «zoveel mogelijk onafhankelijk» met betrekking tot de commissie, is «geheel onafhankelijk» niet wenselijker?

Het is inderdaad de bedoeling dat de commissie onafhankelijk kan opereren. De formulering van de nota van toelichting zal dienaangaande worden aangepast.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Poppe, R.J.L. (SP), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), ondervoorzitter, Albayrak, N. (PvdA), Mastwijk, J.J. (CDA), Bochove, B.J. Van (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), voorzitter, Spies, J.W.E. (CDA), Ham, B. van der (D66), Velzen, K. van (SP), Vietsch, C.A. (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Azough, N. (GL), Boelhouwer, A.J.W. (PvdA), Roefs, C.W.J.M. (PvdA), Neppérus, H. (VVD), Leeuwen, H. van (SP), Jansen, P.F.C. (SP), Burg, B.I. van der (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Bilder, E.J. (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Linhard, P. (PvdA) en Mos, R. De (PVV).

Plv. leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Polderman, H.J. (SP), Remkes, J.W. (VVD), Jacobi, L. (PvdA), Schermers, J.P. (CDA), Pieper, H.T.M. (CDA), Koppejan, A.J. (CDA), Ormel, H.J. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Leijten, R.M. (SP), Schreijer-Pierik, J.M.G. (CDA), Krom, P. de (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Vendrik, C.C.M. (GL), Waalkens, H.E. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), Zijlstra, H. (VVD), Langkamp, M.C. (SP), Gerkens, A.M.V. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Algra, R.H. (CDA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Smeets, P.E. (PvdA) en Agema, M. (PVV).

Naar boven