32 123 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010

Nr. 121 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juli 2010

Door maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder de internationalisering van de samenleving, is in de afgelopen jaren een aantal vragen ten aanzien van het huidige naamrecht naar voren gekomen. Tijdens de parlementaire behandeling van wetsvoorstel «Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag» (Kamerstukken II, 29 353) op 6 februari 2008 (Handeling der kamer II, vergaderjaar 2007–2008, nr. 50, blz. 3677–3684 en blz. 3687–3692) heb ik de toezegging gedaan het naamrecht nader te bezien. Daartoe is de Werkgroep liberalisering naamrecht ingesteld. Hierbij zend ik u het rapport «Bouwstenen voor een nieuw naamrecht» van deze werkgroep1.

Met veel waardering heb ik kennisgenomen van het rapport. De Werkgroep heeft aanbevelingen gedaan met betrekking tot de keuze voor de geslachtsnaam van het kind, postume erkenning en naamskeuze, de wijziging van de geslachtsnaam en de voornaam, alsmede met betrekking tot internationale situaties.

Omdat het Kabinet demissionair is, leek het mij in eerste instantie minder opportuun om het rapport naar uw Kamer te sturen. De praktijk laat evenwel zien dat het naamrecht op een aantal punten spoedig wijziging behoeft. Om die reden doe ik dit alsnog. Hierna zal ik ingaan op de maatregelen in de rede liggen om de belangrijkste knelpunten weg te nemen. Het betreft op de wijze waarop naamskeuze kan worden gedaan, de wijziging geslachtsnaam gedurende een bepaalde periode na de geboorte (spijtoptanten) en specifieke wijzigingen van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De beantwoording van de vraag of en zo ja, op welke wijze aan de overige aanbevelingen gehoor wordt gegeven, laat ik over aan het volgende Kabinet.

Schriftelijke naamskeuze

Een binnen het huwelijk geboren kind kan, zoals bekend, door naamskeuze de naam van de moeder krijgen en een buiten huwelijk geboren kind kan door naamskeuze de naam van de vader krijgen. Om naamskeuze te doen, moeten beide ouders zich in persoon vervoegen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 1:5, vierde lid, BW). Dat betekent een bezoek aan het gemeentehuis. Dat kan tijdens de zwangerschap van de moeder of na de geboorte van het kind, maar in geval van huwelijk uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte daarvan (binnen drie dagen na de bevalling (artikel 1:19e,zesde lid BW)) en in geval van erkenning uiterlijk ter gelegenheid van de erkenning. Een bezoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand is voor een moeder in haar kraamtijd mogelijk problematisch. De moeder kan de vader (of een andere aangever van de geboorte) weliswaar machtigen om namens haar naamskeuze te doen, maar dat kan slechts door middel van een notariële akte (artikel 1:18a, derde lid, BW).

De Werkgroep meent mijns inziens terecht dat de naamskeuze in dit geval eenvoudiger kan, te weten door een schriftelijke verklaring. Daarbij neem ik in aanmerking dat dit aansluit bij de regeling van de erkenning van een kind waarbij de schriftelijke toestemming van de moeder ook voldoende is. Met de Werkgroep zie ik niet in waarom voor naamskeuze zwaardere eisen zouden moeten gelden dan voor erkenning die het ontstaan van een familierechtelijke betrekking tot gevolg heeft. Voor zover bekend is een risico van gefingeerde verklaringen nauwelijks aanwezig. De schriftelijke naamskeuze geldt wat mij betreft ook bij erkenning en voor de ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is en die gezamenlijk gezag als bedoeld als in 1:253sa BW over een kind (zullen) uitoefenen. Ook daarin volg ik de Werkgroep.

Wijziging geslachtsnaam gedurende bepaalde periode na de geboorte (spijtoptanten)

Wanneer ouders na de vaststelling van de geslachtsnaam het met elkaar eens zijn dat het kind de geslachtsnaam van de andere ouder dient te hebben, moet naar het oordeel van de Werkgroep gedurende een jaar na de geboorte van het kind de mogelijkheid bestaan om op een eenvoudige wijze de geslachtsnaam van het kind éénmaal te wijzigen als men bij nader inzien het kind toch de naam van de andere ouder wil geven, en wel door middel van een gezamenlijk verzoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dat geeft spijtoptanten de ruimte om de situatie te herstellen. Verder meent de Werkgroep dat als de ouders ernstige onenigheid hebben over de door het kind verkregen geslachtsnaam, zij gedurende die periode het geschil aan de rechter moeten kunnen voorleggen. Het systeem dient eveneens te gelden voor adoptiefouders, de ouder en zijn of haar partner die het gezag als bedoeld in artikel 1:253sa BW uitoefenen (bijvoorbeeld een moeder en een duomoeder). Ook in het geval de andere ouder is overleden of wegens een geestelijke stoornis onder curatele staat, alsmede ingeval ten aanzien van hem/haar een mentorschap is ingesteld, kan een ouder wat mij betreft gebruik maken van de eenvoudige wijzigingmogelijkheid.

Ook acht ik het wenselijk dat de aanbevelingen inzake het herstel van de naamskeuze in geval deze is gedaan tijdens de zwangerschap of een naamskeuze bij een erkenning van een kind tijdens de zwangerschap, ter hand worden genomen. Herstel kan geschieden bij gelegenheid van de geboorteaangifte indien het verzoek daartoe wordt gedaan door beide ouders gezamenlijk.

Realisering ervan vraagt onder meer een wetswijziging. Ik ben voornemens daartoe in 2011 een wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen.

Wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging

Ik ben voornemens om het Besluit geslachtsnaamswijziging als volgt te wijzigen. Het Besluit wordt aangevuld met de grond dat volwassen geadopteerden hun (Nederlandse) geslachtsnaam kunnen terugwijzigen in hun oorspronkelijke (bijv. Chinese) geslachtsnaam. Daarnaast zal ik de hardheidsclausule van artikel 6 van het Besluit zodanig worden aangepast dat een meerderjarige naast psychische hinder, daarop tevens een beroep kan doen indien hij aantoont dat hij bijzondere belangen heeft bij de geslachtsnaamswijziging. De reden voor dit voornemen is dat het voorkomt dat een zeer redelijk verzoek om geslachtsnaamswijziging wordt gedaan, maar dit verzoek niet voldoet aan de in het Besluit genoemde gronden. De beoogde uitbreiding van de hardheidsclausule maakt in individuele situaties een belangenafweging mogelijk en zorgt ervoor dat meer flexibiliteit bij de afhandeling van verzoeken kan worden betracht. Uiteraard dient van deze mogelijkheid restrictief gebruik te worden gemaakt.

Los van het rapport van de Werkgroep liberalisering naamrecht heb ik het voornemen om bij een verzoek om naamswijziging in verband omstandige mishandeling of incest door een ouder (dit komt voor ± 1x per jaar voor; artikel 3, vierde lid, onder d, sub 1 Besluit geslachtsnaamswijziging), de leges te laten vervallen.

Tot slot kom ik zoals toegezegd in mijn brief van 27 juli 2009 aan uw Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 VII, nr. 96), terug op de door de Hoge Raad van Adel gemaakte opmerkingen in het jaarverslag 2008 over de beperkte mogelijkheden om adellijke namen te wijzigen. De Hoge Raad van Adel bepleit dat adellijke personen toestemming zouden moeten kunnen verkrijgen om een uitgestorven of met uitsterving bedreigde geslachtsnaam van de moeder aan hun naam toe te voegen. Thans is toevoeging van een uitgestorven of met uitsterving bedreigde naam van de moeder in geval van adellijke namen uitgesloten op grond van artikel 2 lid 3 sub a en b van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De achter deze uitsluiting liggende gedachte was, blijkens de nota van toelichting met betrekking tot de betreffende bepaling, dat in de praktijk een verband gelegd wordt tussen bepaalde namen en adellijke titels of predikaten en door de toevoeging van een geslachtsnaam een niet gewenste verandering zou kunnen ontstaan (Staatsblad 1997, 463, p. 8). De Hoge Raad van Adel merkt terecht op dat omdat het inmiddels mogelijk is geworden om voor nakomelingen te kiezen voor de naam van de adellijke moeder, zij het zonder overgang van de adeldom, familienamen ontstaan die geheel overeenkomen met adellijke geslachtsnamen. Het huidige verbod in het Besluit geslachtsnaamswijziging dient derhalve geen doel meer en kan vervallen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven