31 700 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2009

nr. 96
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juli 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft bij brief van 10 juni 2009 (31 700-VII-83/2009D28838) de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Justitie gevraagd te reageren op de opmerkingen van de Hoge Raad van Adel in de geleidende tekst bij het jaarverslag 2008. Mede namens de minister van Binnenlandse Zaken bericht ik u ter zake als volgt.

De Hoge Raad van de Adel merkt in genoemd jaarverslag onder meer het volgende op: «de overheid (...) is niet voor het uitbreiden van namen met een tweede bestanddeel. Dat is ten aanzien van personen van adel wel heel beperkend geformuleerd, daar volgens de richtlijnen geen enkele wijziging van de adellijke geslachtsnaam kan plaatsvinden. (...) Met begrip voor het tegengaan van vele naamstoevoegingen betreurt de Raad dat een dergelijk verzoek bij een adellijke geslachtsnaam op voorhand negatief moet worden beoordeeld en pleit voor aanpassing van de regelgeving.»

Ik versta deze passage aldus dat de Hoge Raad van Adel bepleit dat adellijke personen toestemming zouden moeten kunnen verkrijgen om een uitgestorven of met uitsterving bedreigde geslachtsnaam van de moeder aan hun naam toe te voegen en voorts dat ook toevoeging van een dergelijke tot een adellijk geslacht behorende geslachtsnaam mogelijk zou dienen te zijn. Thans is toevoeging van een uitgestorven of met uitsterving bedreigde naam van de moeder in geval van adellijke namen uitgesloten op grond van artikel 2 lid 3 sub a en b van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De achter deze uitsluiting liggende gedachte was, blijkens de nota van toelichting met betrekking tot de betreffende bepaling, dat in de praktijk een verband gelegd wordt tussen bepaalde namen en adellijke titels of predikaten en door de toevoeging van een geslachtsnaam een niet gewenste verandering zou kunnen ontstaan (Staatsblad 1997, 463, p. 8). De Hoge Raad van Adel merkt terecht op dat nu het thans mogelijk is om voor nakomelingen te kiezen voor de naam van de adellijke moeder, zij het zonder overgang van de adeldom, familienamen ontstaan die geheel overeenkomen met adellijke geslachtsnamen.

Tijdens de parlementaire behandeling van wetsvoorstel «Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag» (Kamerstukken II, 29 353) op 6 februari 2008 heb ik de toezegging gedaan het naamrecht nader te bezien. Daartoe is de Werkgroep liberalisering naamrecht ingesteld. Ik verwacht in het najaar het rapport van de Werkgroep alsmede mijn reactie op de daarin gedane aanbevelingen aan uw Kamer te kunnen aanbieden. Ik stel mij voor het door de Hoge Raad van Adel aan de orde gestelde punt daarin mee te nemen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven