32 043 Toekomst pensioenstelsel

Z VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 februari 2020

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben op 17 december 2019 en 14 januari 2020 gesproken over de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 december 2019 houdende de beantwoording van de vragen, die zijn gesteld bij brieven van 23 september en 1 oktober 2019, over het advies van de Commissie Parameters en voorhang ontwerpbesluit FTK.2 Naar aanleiding van die beantwoording hebben de leden van de 50PLUS-fractie de Minister op 21 januari 2020 nog nadere vragen gesteld. De leden van de fractie-Otten hebben zich bij deze nadere vragen aangesloten.

De Minister heeft op 21 februari 2020 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 21 januari 2020

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 17 december 2019 en 14 januari 2020 gesproken over uw brief d.d. 11 december 2019 houdende de beantwoording van de vragen, die zijn gesteld bij brieven van 23 september en 1 oktober 2019, over het advies van de Commissie Parameters en voorhang ontwerpbesluit FTK.3 Naar aanleiding van die beantwoording hebben de leden van de 50PLUS-fractie de volgende nadere vragen. De leden van de fractie-Otten sluiten zich bij deze nadere vragen aan.

  • 1. Wat is ultimo 2019 de rekenrente voor de pensioensector als geheel, alsmede de dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad?

  • 2. Kan een lijngrafiek gegeven worden van het gemiddelde rendement van pensioenfondsen en de rekenrente over de periode van 2000 tot en met 2019? Kan de regering deze gegevens tevens in een tabel tonen?

  • 3. Kan het meest recente overzicht gegeven worden van de rekenrente in EU-landen op basis van IORP Stress Test Report van 17 december 2019?4

  • 4. Wat zijn de gevolgen van een opslag van 1% op de rekenrente (globaal het neerwaarts effect van het opkoopprogramma van ECB op de rente) voor beide dekkingsgraden?

  • 5. Wat is het verwachte gemiddelde rendement dat in 2020 mag worden gebruikt voor de premies voor de sector als geheel?

  • 6. Wat zijn de gevolgen voor de beide dekkingsgraden, als de rekenrente voor pensioenen gelijk wordt getrokken met de «rekenrente» (verwacht rendement) voor het vaststellen van de premie?

  • 7. Wat is het effect van de Ultimate Forward Rate (UFR) op de dekkingsgraad van de pensioensector als geheel?

  • 8. Wat is het effect van de te weinig betaalde premies ad 21,3 miljard op het totale pensioenvermogen -als die wel zouden zijn betaald- per ultimo 2018 en zo mogelijk per ultimo 2019, uitgaande van een gemiddeld rendement van de sector in de jaren 2015 tot en met 2018, respectievelijk 2019?

  • 9. Graag ontvangen de leden van de 50PLUS-fractie een overzicht van de rente op AAA-staatsobligaties respectievelijk van AAA-bedrijfsobligaties over de periode van 2000 tot en met 2019. Deze leden vragen om dan ook aan te geven wat derhalve de risico-opslag voor deze bedrijfsobligaties is in die periode. De leden vragen de cijfers zowel in een tabel als in een grafiek aan te leveren.

  • 10. Kan figuur 15 aangevuld worden met de meest recente percentages?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk op vrijdag 6 maart 2020.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, E.M. Sent

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2020

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden van de 50PLUS-fractie en van de fractie-Otten over «het advies van de Commissie parameters».

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Vragen van de leden van de fractie van 50PLUS en de leden van de fractie-Otten aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het advies van de Commissie parameters (165164.06u)

Vraag 1.

Wat is ultimo 2019 de rekenrente voor de pensioensector als geheel, alsmede de dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad?

Antwoord 1.

De dekkingsgraad van de sector was ultimo 2019 104,0% en de beleidsdekkingsgraad was gelijk aan 102,2%. Het antwoord op vraag 10 toont de rentetermijnstructuur ultimo 2019.

Vraag 2.

Kan een lijngrafiek gegeven worden van het gemiddelde rendement van pensioenfondsen en de rekenrente over de periode van 2000 tot en met 2019? Kan de regering deze gegevens tevens in een tabel tonen?

Antwoord 2.

De onderstaande tabel toont een inschatting van de rendementen voor 2008 t/m het derde kwartaal van 2019. Deze gegevens zijn reeds gebruikt bij de beantwoording van de vragen van 50PLUS en de SP op 12 december 2019 (2019–0000179044). Deze inschatting maakt gebruik van de informatie op de website van DNB over zowel de directe als indirecte beleggingsopbrengsten voor de Nederlandse pensioensector.

Jaar

Rendement

2008

– 18%

2009

14%

2010

11%

2011

7%

2012

13%

2013

3%

2014

17%

2015

1%

2016

10%

2017

6%

2018

– 1%

2019 (t/m K3)

17%

De website van DNB toont tevens de rentetermijnstructuren voor de jaren 2001 t/m 2019.6

Vraag 3.

Kan het meest recente overzicht gegeven worden van de rekenrente in EU-landen op basis van IORP Stress Test Report van 17 december 2019?

Antwoord 3.

EIOPA toont in figuur 2.3 op pag. 18 van het genoemde rapport de gemiddelde rekenrente in de verschillende Europese landen (zie: hieronder). EIOPA geeft in voetnoot 19 aan dat deze rekenrentes niet gebruikt kunnen worden voor een directe vergelijking tussen landen, aangezien de rekenrente bezien moet worden binnen het gehele nationale toezichtraamwerk dat een land hanteert. Bovendien verschilt de mate van kapitaaldekking binnen nationale pensioenstelsels sterk. Verder valt op dat landen die een rekenrente hanteren die dicht bij de rente blijft die ook daadwerkelijk op markten wordt vergoed, zoals Denemarken, Nederland en Zweden, hoog scoren op de Mercer-ranglijst van beste pensioenstelsels ter wereld.

Vraag 4.

Wat zijn de gevolgen van een opslag van 1% op de rekenrente (globaal het neerwaarts effect van het opkoopprogramma van ECB op de rente) voor beide dekkingsgraden?

Antwoord 4.

De verandering van de marktrente heeft zowel een impact op de waarde van de bezittingen als de waarde van de verplichtingen van een pensioenfonds. Een daling van de marktrente zorgt er voor dat zowel de bezittingen (aandelen, vastrentende waarden) als de verplichtingen in waarde stijgen. Het is niet mogelijk om zonder verdere aannames de gecombineerde impact op de dekkingsgraad in te schatten. Dit hangt bijvoorbeeld af van de mate waarin een pensioenfonds renterisico’s heeft afgedekt.

Vraag 5.

Wat is het verwachte gemiddelde rendement dat in 2020 mag worden gebruikt voor de premies voor de sector als geheel?

Antwoord 5.

Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 8 van de Kamerbrief «Vragen inzake advies van de Commissie Parameters» van 11 december 2019. Zie hiervoor:

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/11/kamerbrief-vragen-inzake-advies-van-de-commissie-parameters

Vraag 6.

Wat zijn de gevolgen voor de beide dekkingsgraden, als de rekenrente voor pensioenen gelijk wordt getrokken met de «rekenrente» (verwacht rendement) voor het vaststellen van de premie? Zie hiervoor:

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/11/kamerbrief-vragen-inzake-advies-van-de-commissie-parameters

Antwoord 6.

Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 8 van de Kamerbrief «Vragen inzake advies van de Commissie Parameters» van 11 december 2019.

Vraag 7.

Wat is het effect van de Ultimate Forward Rate (UFR) op de dekkingsgraad van de pensioensector als geheel?

Antwoord 7.

De UFR zorgt ervoor dat de dekkingsgraad van de sector ongeveer 5,8% hoger ligt ultimo 2019.

Vraag 8.

Wat is het effect van de te weinig betaalde premies ad 21,3 miljard op het totale pensioenvermogen -als die wel zouden zijn betaald – per ultimo 2018 en zo mogelijk per ultimo 2019, uitgaande van een gemiddeld rendement van de sector in de jaren 2015 tot en met 2018, respectievelijk 2019?

Antwoord 8.

Het verschil tussen de feitelijke en actuarieel benodigde premie, welke gebaseerd is op de risicovrije rente, tussen 2015 en 2018 is 21,3 miljard euro. Gegeven het gemiddelde jaarlijks rendement van de pensioensector van 2015 t/m 2018 had dit bedrag naar schatting op kunnen lopen tot 22,4 miljard euro.

Vraag 9.

Graag ontvangen de leden van de 50PLUS-fractie een overzicht van de rente op AAA-staatsobligaties respectievelijk van AAA-bedrijfsobligaties over de periode van 2000 tot en met 2019. Deze leden vragen om dan ook aan te geven wat derhalve de risico-opslag voor deze bedrijfsobligaties is in die periode. De leden vragen de cijfers zowel in een tabel als in een grafiek aan te leveren.

Antwoord 9.

Ik verwijs voor de informatie over AAA staatsobligaties naar de website van de ECB: (http://sdw.ecb.europa.eu/quickview.do?SERIES_KEY=165.YC.B.U2.EUR.4F.G_N_A.SV_C_YM.SR_10Y)

Voor de informatie over AAA bedrijfsobligaties wordt u verwezen naar de website van de S&P:

(https://us.spindices.com/indices/fixed-income/sp-eurozone-aaa-investment-grade-corporate-bond-index).

Vraag 10.

Kan figuur 13 aangevuld worden met de meest recente percentages?

Antwoord 10.

Onderstaande figuur toont de rentetermijnstructuren (inclusief UFR) die DNB in december 2018, november 2019 en december 2019 heeft gepubliceerd op haar website. Het figuur laat een dalende rente vanaf december 2018 zien. De rente in december 2019 ligt weer iets hoger dan in november van dat jaar. De meest recente rentetermijnstructuur is te vinden op de website van DNB.


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Ester (CU), Sent (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), N.J.J. van Kesteren (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD) (ondervoorzitter), Ballekom (VVD), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van der Linden (FVD), Moonen (D66), Nanninga (FVD), Otten (Fractie-Otten), Pouw-Verweij (FVD), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2019/2020, 32.043, W.

X Noot
3

Kamerstukken I 2019/2020, 32 043, W.

X Noot
4

EIOPA-19/673 d.d. 17 december 2019; 2019 Institutions for Occupational Retirement Provision (IORPs) Stress Test Report.

X Noot
5

Kamerstukken I 2019/2020, 32.043, W, p.15.

Naar boven