32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 430 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2018

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 27 november heeft de Kamer verzocht om een nadere uitsplitsing van het totaalpakket aan maatregelen rond de vernieuwing van het pensioenstelsel dat op tafel lag in de gesprekken van het kabinet met de sociale partners (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 28, Regeling van Werkzaamheden). Zoals eerder aangegeven is het niet gelukt tot overeenstemming te komen over een totaalpakket.

In de beantwoording van de Kamervragen van Asscher en Gijs van Dijk van 26 november jl. heb ik uiteengezet welke maatregelen onderdeel waren van het pakket (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nrs. 780 en 782). Hieronder vindt u een overzicht van de budgettaire effecten.

Het totaalpakket van maatregelen rond de vernieuwing van het pensioenstelsel waarover het kabinet in gesprek was met de sociale partners had een omvang van circa 7 miljard euro. Het op de rijksbegroting inpassen van dit pakket aan maatregelen betekent dat er forse incidentele bijstellingen van de uitgaven nodig zouden zijn, vooral in de jaren 2020–2024. Om ongewenst grote effecten te voorkomen en op langere termijn prudent financieel beleid te voeren, was het kabinet bereid de kosten te spreiden over een termijn van 15 jaar.

Incidenteel

  • Temporiseren van de stijging van de AOW-leeftijd tot 2024: 4,4 miljard euro; waarvan 2,9 miljard euro aan de uitgavenkant en 1,6 miljard euro aan de lastenkant.

Structureel

  • Extra middelen gericht op duurzame inzetbaarheid, aanpassen RVU-heffing en het vergroten van de fiscale ruimte voor pensioenopbouw door zelfstandigen (circa 200 miljoen euro per jaar, cumulatief over 15 jaar circa 2,9 miljard euro).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven