32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 368 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2017

In juni 2016 heeft uw Kamer de motie-Van Weyenberg1 aangenomen die, onder verwijzing naar de maatschappelijke ontwikkelingen die zich sinds de vorige evaluatie hebben voorgedaan, verzoekt om de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS) te evalueren. Ik heb toegezegd dat ik samen met de Minister van Veiligheid en Justitie deze evaluatie ter hand zal nemen en uw Kamer hierover voor 1 juli 2017 zal informeren.2 Hierbij ontvangt u een tussenstand van deze evaluatie. We zijn voornemens u voor het einde van dit jaar de resultaten van de complete evaluatie en het kabinetsstandpunt hierover toe te sturen. Voor zover mogelijk worden geconstateerde knelpunten nu al aangepakt, deze komen in paragraaf 2 aan de orde. Op een aantal, meer fundamentele punten is nog nader onderzoek nodig, deze punten komen in paragraaf 3 aan de orde.

Ten behoeve van de uitvoering van de motie is aan bij pensioenverevening betrokken partijen verzocht inzicht te geven in eventuele knelpunten die zij in de praktijk ervaren.3 Naar aanleiding van de ontvangen reacties is met de koepels van pensioenuitvoerders verder gesproken. Ook is er geput uit onlangs verschenen onderzoek op dit terrein. Onder andere Wijzer in geldzaken, de Stichting Pensioenregister en enkele pensioenfondsen hebben onderzoek laten uitvoeren naar de wijze waarop bij scheiding aandacht wordt besteed aan de gevolgen voor het pensioen. In de ideale situatie, voor zover daar bij een scheiding sprake van kan zijn, maken de ex-partners tijdens de scheiding een bewuste keuze over de verdeling van het opgebouwde ouderdomspensioen en laten dit hierna snel aan de betrokken pensioenuitvoerder(s) weten. De praktijk blijkt weerbarstiger, zoals u in het vervolg van deze brief kunt lezen.

1. Inhoud van de wet

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bestaat sinds 1 mei 1995. Hiermee is een wettelijke regeling gecreëerd voor de verdeling van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. De aanleiding voor de wet was het arrest Boon/van Loon4, en met de wet is beoogd de in dat arrest neergelegde doelstelling te verwezenlijken en de uitvoerbaarheid van het arrest te bevorderen.5 Voor die gevallen waarin een van de echtgenoten – meestal de vrouw – niet of in onvoldoende mate eigen pensioen heeft opgebouwd, werd pensioenverevening wenselijk geacht en werd een binnen een wettelijk kader nader uitgewerkte regeling van pensioenverevening ook nodig geacht.6

In de wet is geregeld dat ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd, wordt verdeeld tussen beide partners ongeacht het huwelijksvermogensregime. Beide ex-partners hebben wederzijds recht op de helft van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen. In de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant kan worden afgesproken van pensioenverevening af te zien. Ook kunnen de ex-partners ervoor kiezen om af te wijken van deze standaardverdeling door een andere periode van pensioenopbouw te nemen (korter of langer dan de huwelijkse periode) of een andere verdeling dan 50–50 af te spreken. Ex-partners kunnen er bij scheiding ook voor kiezen om het ouderdomspensioen te splitsen (conversie). Bij verdeling op grond van de wet krijgt de vereveningsgerechtigde (de partner die niet zelf het pensioen heeft opgebouwd) een voorwaardelijk recht op ouderdomspensioen, waarbij alle beslissingen van de ex-partner – bijvoorbeeld over de ingangsdatum van het pensioen – leidend zijn en uitbetaling afhankelijk is van het leven van de ex-partner. Bij conversie ontstaat een eigen aanspraak op ouderdomspensioen voor de vereveningsgerechtigde en is men niet langer afhankelijk van de ex-partner.

De vereveningsgerechtigde kan een recht op uitbetaling van de verevende pensioenaanspraken jegens de pensioenuitvoerder krijgen als er binnen twee jaar na de scheiding via het daarvoor opgestelde formulier mededeling, inclusief eventueel afwijkende verdeelafspraken, aan de pensioenuitvoerder wordt gedaan. Als deze melding niet is gedaan, heeft de vereveningsgerechtigde op grond van de wet nog steeds recht op verevening van de pensioenaanspraken, maar zal uitbetaling hiervan zelf met de ex-partner (vereveningsplichtige) moeten regelen. In de Wet VPS is om administratieve redenen tevens geregeld dat kleine pensioenen (onder de afkoopgrens) niet worden verevend.

2. Knelpunten vanuit de praktijk

2.1 De cijfers: beperkt gebruik van de wet

Op grond van een aantal recente onderzoeken naar pensioenverevening bij scheiding7 en na bredere navraag hierover bij pensioenuitvoerders, lijkt bij dertig tot vijftig procent van het aantal scheidingen pensioenverevening via de pensioenuitvoerders te zijn geregeld. Uit navraag bij pensioenuitvoerders blijkt dat in gemiddeld 3 van de 100 vereveningscasussen het ouderdomspensioen via conversie wordt gesplitst. Afwijkingen van de standaard 50–50 verdeling vinden, buiten het afzien van verevening, nauwelijks plaats.

Uit onderzoek onder gescheiden vrouwen8 blijkt dat een kleine dertig procent zegt dat er wederzijds afstand is gedaan van aanspraken op elkaars opgebouwde pensioenrechten. Bij 36 procent van de gescheiden vrouwen is niet bekend dat voor het pensioen iets geregeld moest worden. Leeftijd lijkt er toe te doen bij de keuze om te verevenen of afstand te doen van het recht op een deel van het pensioen van de ander. Jongere vrouwen doen vaker afstand van het recht op elkaars pensioen en maken minder vaak gebruik van verevening dan vrouwen rond de pensioenleeftijd.

Daar waar afspraken zijn gemaakt over de verdeling, of er juist vanaf wordt gezien, is duidelijk wat er over en weer verwacht mag worden. Zeker als dit via de pensioenuitvoerder loopt. Maar in die gevallen waar het formulier niet is ingezonden, moet de vereveningsgerechtigde het pensioen zelf bij de ex-partner claimen, soms jaren na dato. Dit is vaak geen prettige situatie. Hier lijkt winst behaald te kunnen worden via het vergroten van de bekendheid van de regeling.

2.2 Onbekendheid van de regeling bij burgers en scheidingsprofessionals

Goede voorlichting en begeleiding tijdens de scheiding kan bijdragen aan het verkleinen van de groep mensen die het mededelingsformulier uit onwetendheid niet instuurt. Uit de pensioenuitvoeringspraktijk en uit recent onderzoek9 blijkt dat de bekendheid met de wet bij zowel burgers als scheidingsprofessionals beter kan. Om de voorlichting aan burgers te verbeteren zal de digitale brochure10 over de Wet VPS worden herzien. Onder andere in samenwerking met Wijzer in geldzaken zal worden bekeken of de informatie eenvoudiger en toegankelijker kan worden gemaakt. Verder zullen de uitkomsten uit de onderzoeken waar hiervoor naar is verwezen met de beroepsgroepen worden gedeeld en zal bij hen aandacht worden gevraagd voor de kennis van en informatieverstrekking over de Wet VPS. Daarnaast zal met de praktijk worden bezien of burgers op andere wijze bewust kunnen worden gemaakt van het onderwerp pensioenverevening bij scheiding.

2.3 Het melden van de scheiding bij de pensioenuitvoerder

Pensioenuitvoerders krijgen via de aansluiting bij de Basisregistratie Personen (BRP) automatisch een melding van de scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap zodra deze is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Na deze melding splitst de uitvoerder het eventueel aanwezige partnerpensioen af11 en zet dit om in een aanspraak op bijzonder partnerpensioen voor de ex-partner. De ex-partner wordt hierover geïnformeerd en pensioenuitvoerders geven desgevraagd aan dat zij dit moment ook veelal gebruiken om mensen te informeren over de mogelijkheid en de te volgen procedure van het verevenen van het ouderdomspensioen. De pensioenuitvoerder verevent het ouderdomspensioen namelijk niet automatisch. Zonder een mededeling via het daarvoor beschikbare formulier van de scheiding en de inzending van eventueel gemaakte afspraken weet een pensioenuitvoerder niet welk pensioenbedrag er op pensioendatum aan wie moet worden uitbetaald. Uit navraag bij de pensioenuitvoerders blijkt dat enkele pensioenuitvoerders rappelleren als er binnen een bepaalde periode na ontvangst van de scheidingsmelding vanuit de BRP geen melding is ontvangen.

In de wet is vanwege administratieve redenen een termijn van 2 jaar opgenomen waarbinnen het mededelingsformulier aan de pensioenuitvoerder moet zijn gestuurd om een recht op uitbetaling jegens de uitvoerder te krijgen. Diverse partijen hebben de vraag gesteld of deze termijn van 2 jaar gehandhaafd moet worden. Uit navraag bij pensioenuitvoerders blijkt dat de genoemde administratieve redenen nog steeds gelden, alhoewel pensioenuitvoerders soms ook na die periode meewerken aan rechtstreekse uitbetaling aan de vereveningsgerechtigde. Voorwaarde die zij hierbij hanteren is dat beide ex-partners instemmen. Een melding ná 2 jaar komt bij de meeste uitgevraagde pensioenuitvoerders niet vaker dan tien keer per jaar voor, maar hierbij geldt dat hoe meer deelnemers in de regeling van de pensioenuitvoerder deelnemen, hoe vaker een melding na 2 jaar wordt gedaan. We zullen met diverse partijen in overleg treden om te bezien of de meldtermijn aanpassing behoeft en wat hiervan mogelijke consequenties zijn.

Pensioenuitvoerders en ook Wijzer in geldzaken geven aan dat het mededelingsformulier12 voor verbetering vatbaar is. Zij horen in de praktijk dat het formulier te ingewikkeld en te lang wordt gevonden, en in bepaalde situaties wordt het als overbodig of (privacy)gevoelig gevonden om bewijsstukken mee te moeten sturen. Hier is dus nog winst te behalen. Daarom wordt momenteel in samenwerking met onder andere Wijzer in geldzaken bekeken hoe het formulier verbeterd kan worden. Pensioenuitvoerders zullen hierbij worden betrokken.

2.4 Kosten

In de Wet VPS is vastgelegd dat pensioenuitvoerders kosten voor het verevenen van aanspraken in rekening kunnen brengen13, dan wel in mindering kunnen brengen op de uit te betalen bedragen. Het betreft geen verplichting. De Pensioenfederatie heeft aangegeven het wenselijk te vinden om hier sectorbrede afspraken over te maken. Wanneer bij één scheiding verschillende pensioenuitvoerders betrokken zijn die uiteenlopende kosten in rekening brengen, leidt dat in de praktijk tot verontwaardiging bij deelnemers. Ik vind het nastrevenswaardig dat de sector hierover tot sectorbrede uniforme afspraken wil komen.

3. Vervolgonderzoek

3.1 De standaardverdeling

De vraag is opgeworpen of de in de wet opgenomen standaardverdeling nog wel past bij de hedendaagse maatschappij. De wijziging in de systematiek van de AOW-leeftijd zou bijvoorbeeld tot een andere afweging over de standaardregeling kunnen leiden. Nu de AOW-leeftijd niet meer standaard 65 jaar is, kan een leeftijdsverschil tussen ex-partners bij scheiding problematischer worden. De leeftijd waarop beide ex-partners AOW zullen ontvangen loopt namelijk verder uit elkaar. Dit betekent dat de afhankelijkheid van de vereveningsgerechtigde van de beslissingen van de ex-partner, onder andere over de ingangsdatum van het pensioen, zwaarder kan gaan wegen.

Bij conversie van het ouderdomspensioen is geen sprake van de hiervoor geschetste afhankelijkheid van de ex-partner. De vereveningsgerechtigde kan zelf keuzes maken ten aanzien van bijvoorbeeld de ingangsdatum van het pensioen, hoog-laag constructies of een variabele uitkering.

Maar conversie heeft ook nadelen. Een vereveningsgerechtigde krijgt na conversie geen bijzonder partnerpensioen meer na het overlijden van de vereveningsplichtige. Dat kan een probleem zijn wanneer de vereveningsgerechtigde mede afhankelijk was van alimentatie, die immers ook bij overlijden eindigt. Door conversie wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige definitief aangepast, en in tegenstelling tot de situatie bij verevening leidt vooroverlijden van de vereveningsgerechtigde bij conversie niet meer tot een toename van het ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige. Een overstap op een andere standaard in de wet kan dus niet lichtzinnig genomen worden. Ik vind vervolgonderzoek naar de (financiële) consequenties voor beide ex-partners en pensioenuitvoerders daarom op zijn plaats. Bij deze nadere analyse zal ook worden gekeken naar de mogelijkheid om rekenregels voor conversie op te stellen, en het huidige recht van pensioenuitvoerders om niet in te stemmen met conversie.

3.2 Verschillende begrippen in de Wet VPS en de Pensioenwet

In de Wet VPS en de Pensioenwet worden verschillende definities gebruikt voor de begrippen partner en scheiding, en gelden er verschillende periodes waarover het ouderdomspensioen op basis van de Wet VPS wordt verdeeld en het bijzonder partnerpensioen wordt afgesplitst op grond van de Pensioenwet. Vanuit de praktijk wordt aangegeven dat deze verschillen tot verwarring leiden.

3.2.1 Begrippen partner en scheiding

De Wet VPS heeft alleen betrekking op gehuwden en geregistreerde partners, en dus niet op ongehuwd samenwonenden. De Pensioenwet heeft betrekking op gehuwden, geregistreerde partners en partners in de zin van de pensioenovereenkomst. De Wet VPS ziet op echtscheiding, beëindiging geregistreerd partnerschap en scheiding van tafel en bed. De Pensioenwet ziet op echtscheiding, beëindiging van geregistreerd partnerschap, ontbinding van huwelijk na scheiding van tafel en bed, en beëindiging van samenwoonrelaties (indien de pensioenregeling hierin voorziet).

Deze verschillen worden door deelnemers als verwarrend ervaren en sluiten wellicht niet meer goed aan bij de huidige tijdgeest waarin steeds vaker ongehuwd wordt samengewoond. Ondanks de trends dat jongeren vaker ongehuwd samenwonen en vaker afstand doen van het recht op verevening van pensioen, zijn er ook ongehuwd samenwonenden die bij de beëindiging van hun relatie het opgebouwd ouderdomspensioen wel willen verdelen. Zij kunnen nu geen wettelijk geregelde aanspraak maken op uitvoering van die verdeelafspraken door de pensioenuitvoerder. Een aantal uitvoerders biedt ongehuwd samenwonenden die uit elkaar gaan de mogelijkheid van pensioenverevening en het creëren van een rechtstreeks vorderingsrecht, maar in alle andere gevallen zullen de betrokkenen te zijner tijd voor het nakomen van de gemaakte afspraken zelf actie moeten ondernemen. Ik ben voornemens te onderzoeken wat de (financiële) consequenties voor alle betrokkenen zouden zijn als het partnerbegrip in de Wet VPS zou worden uitgebreid met ongehuwd samenwonenden (eventueel beperkt tot die groep met een samenlevingscontract) en ook voor samenwonenden een recht op uitbetaling jegens de pensioenuitvoerder zou worden gecreëerd. Daarnaast zal worden onderzocht of het scheidingsbegrip gelijk getrokken kan worden tussen beide wetten.

3.2.2 De (voor)huwelijkse periode

De periode waarover het bijzonder partnerpensioen (dat niet onder de Wet VPS valt) wordt berekend (de huwelijkse én voorhuwelijkse periode) en de periode waarover de verdeling van het ouderdomspensioen bij scheiding wordt berekend (huwelijkse periode), verschillen. Ook dit wordt door deelnemers als verwarrend ervaren. Per 1 januari 2018 veranderen de regels rondom de gemeenschap van goederen14. Enkel het vermogen dat door echtgenoten gedurende het huwelijk is opgebouwd (en vermogen dat reeds voor aanvang van het huwelijk aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoort) valt standaard in de gemeenschap. Het privévermogen van de echtgenoten vóór het huwelijk valt niet langer in de gemeenschap. Deze wijziging is niet relevant voor het ouderdomspensioen dat onder de Wet VPS valt, maar geeft wellicht wel aanleiding om het meenemen van de voorhuwelijkse periode bij bijzonder partnerpensioen te herzien. Partnerpensioen valt immers onder de Pensioenwet. Hoewel dit onderwerp strikt genomen dus niet onder de Wet VPS valt maar onder de Pensioenwet, acht ik vervolgonderzoek naar de (financiële) consequenties voor beide ex-partners en pensioenuitvoerders hierbij op zijn plaats.

3.3 Rekenregels

Pensioenuitvoerders hebben aangeven dat de Wet VPS voldoende handvatten biedt bij de verdeling van ouderdomspensioen dat is opgebouwd in een uitkeringsovereenkomst, al zou de berekeningswijze wat hen betreft wel vereenvoudigd kunnen worden. Hoe meer tijd er zit tussen de echtscheidingsdatum en de melddatum bij de pensioenuitvoerder, hoe complexer de berekening voor verevening of conversie wordt. Collectieve- en individuele waardeoverdrachten en reglementswijzigingen uit het verleden bemoeilijken bijvoorbeeld deze berekeningen, net als de situatie waarin het ouderdomspensioen al is ingegaan. Het blijkt dat pensioenuitvoerders in deze complexe situaties niet altijd kunnen achterhalen welke pensioenopbouw exact is toe te rekenen aan de huwelijkse periode. Pensioenuitvoerders hebben aangegeven het wenselijk te vinden dat er eenvoudige rekenregels komen om de juiste pensioenaanspraken te kunnen vaststellen. Zij stellen voor om bijvoorbeeld uit te gaan van de verhouding huwelijkse periode ten opzichte van de deelnameperiode.

Pensioenuitvoerders geven aan dat de Wet VPS bij premie- en kapitaalovereenkomsten onvoldoende handvatten biedt. De Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars geven aan dat hier in de uitvoeringspraktijk niet eenduidig mee wordt omgegaan. Pensioenuitvoerders hanteren bij verevening van het ouderdomspensioen bij premie- en kapitaalregelingen verschillende berekeningsmethoden en communiceren hier ook op verschillende manieren over. Een bijkomend probleem is dat niet is bepaald wat het moment van vaststellen van de te verdelen waarde is. Het is daardoor onduidelijk voor wiens rekening tussentijdse koersverschillen komen.

De verwachting is dat het aantal deelnemers in premieregelingen zal toenemen, en het belang van duidelijke rekenregels daarmee ook. De komende maanden wil ik daarom samen met experts en pensioenuitvoerders bezien of er inderdaad rekenregels kunnen worden opgesteld die recht doen aan beide ex-partners, werkbaar zijn bij alle soorten regelingen en bovendien tot vereenvoudigde berekeningen kunnen leiden.

3.4 Communicatie

Het is belangrijk dat ex-partners inzicht hebben in de (voorwaardelijk) verevende bedragen, zodat er op grond van een totaalbeeld een financiële planning gemaakt kan worden. De AFM concludeerde in het rapport Digitale pensioencommunicatie15 dat bij de weergave van het te verwachten pensioen in de MijnOmgevingen vaak nog onvoldoende aandacht is voor gescheiden deelnemers. Het verevende pensioenrecht dat aan de ex-partner toekomt, is in veel gevallen niet zichtbaar waardoor de deelnemer een onjuist beeld kan krijgen van zijn persoonlijke pensioensituatie. De AFM heeft pensioenuitvoerders daarnaast aanbevolen om, als een scheiding (nog) niet is verwerkt, deelnemers daar in de MijnOmgeving op te wijzen, zodat zij geen onrealistische verwachtingen krijgen door de getoonde prognoses.

Op Mijnpensioenoverzicht.nl worden de gegevens getoond die ook op het UPO staan. Voor het UPO geldt geen verplichting om verevende pensioenrechten te tonen. In het geval van scheiding is alleen de aanspraak op bijzonder partnerpensioen zichtbaar op het UPO. We willen de komende maanden nagaan hoe deelnemers en ex-partners een beter totaalbeeld kunnen krijgen van hun pensioen na scheiding.

Afsluitend

Met het voorgaande heb ik u de stand van zaken gegeven van de evaluatie van de Wet VPS. Er worden al stappen gezet om geconstateerde knelpunten aan te pakken, want ik vind het van groot belang dat de situatie van mensen die met een scheiding te maken krijgen niet onnodig wordt bemoeilijkt doordat zij niet goed op de hoogte zijn van de regels en mogelijkheden rond pensioenverevening. Zoals in het begin van de brief reeds aangekondigd, ontvangt u voor het einde van dit jaar de resultaten van de complete evaluatie en het kabinetsstandpunt hierover.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 32 043, nr. 336.

X Noot
2

Kamerstuk 32 043, nr. 338.

X Noot
3

Informatie is opgevraagd bij de Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars, de Ombudsman.

Pensioenen, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Vereniging van Familierecht Advocaten.

Scheidingsmediators, en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

X Noot
4

HR 27 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4271.

X Noot
5

Kamerstuk 21 893, nr. 3, blz. 6.

X Noot
6

Kamerstuk 21 893, nr. 3, blz. 2.

X Noot
7

TNS NIPO (juni 2016), Pensioenverevening bij scheiding – Waarom kiezen deelnemers niet bewust? (https://www.wijzeringeldzaken.nl/platform-wijzeringeldzaken/publicaties/Kwalitatief-onderzoek-pensioenverevening.pdf) Stichting Pensioenregister (2017), Doelgroepenonderzoek – Gescheiden vrouwen (http://communicatie.pensioenregister.nl/publicaties/).

Wijzer in geldzaken (2016), Pensioenmonitor 2016 en Aanvullend onderzoek over de verdeling van het pensioen na een scheiding (https://www.wijzeringeldzaken.nl/platform-wijzeringeldzaken/publicaties/wijzer-in-geldzaken-pensioenmonitor-2016.pdf) en https://www.wijzeringeldzaken.nl/platform-wijzeringeldzaken/publicaties/onderzoek-pensioenverdeling-2016.pdf.

X Noot
8

Stichting Pensioenregister (2017), Doelgroepenonderzoek – Gescheiden vrouwen.

X Noot
9

Stichting Pensioenregister (2017), Doelgroepenonderzoek – Gescheiden vrouwen.

Wijzer in geldzaken (2016), Pensioenmonitor 2016 en Aanvullend onderzoek over de verdeling van het pensioen na een scheiding.

X Noot
10

Brochure Verevening ouderdomspensioen bij scheiding, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/scheiden/vraag-en-antwoord/verdelen-ouderdomspensioen-na-scheiding.

X Noot
11

Op basis van artikel 57 van de Pensioenwet.

X Noot
12

Formulier Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen, te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/formulieren/2016/10/26/formulier-mededeling-van-scheiding-in-verband-met-verdeling-van-ouderdomspensioen.

X Noot
13

Artikel 6, lid 1 Wet VPS

X Noot
14

De Wet van 24 april 2017 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken. Stb. 2017, 177. Deze wet zal op 1 januari 2018 in werking treden.

Naar boven