32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 177 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2013

Met uw brief van 1 oktober jl. bracht u de vraag over van het lid Omtzigt inzake mijn appreciatie van de vraag of pensioenfondsen nog kunnen bezuinigen op de beleggingskosten. De heer Omtzigt verzocht om met de pensioenfondsen een gezamenlijk plan van aanpak op te stellen met als doel om deze kosten substantieel te verlagen. Met deze brief reageer ik op beide verzoeken.

Tevens zend ik u hierbij de antwoorden op de Kamervragen van het (toenmalige) lid Krol (50PLUS) en die van het lid Klaver (GroenLinks), beide over het bericht «Pensioenbeheer veel duurder»1, alsmede op de Kamervragen van het lid Madlener (PVV) over het bericht «Kosten pensioenbeheer fors gestegen»2 (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nrs. 416, 414 en 415).

De vragen van de heer Omtzigt zijn gebaseerd op een rapport van actuarieel adviesbureau Lane, Clark en Peacock Netherlands B.V. (LCP)3. Dit rapport, dat ook de bron is voor de berichten waarover genoemde Kamervragen zijn gesteld, geeft de resultaten weer van een onderzoek naar de kosten van pensioenfondsen. LCP heeft voor dit onderzoek de jaarverslagen over 2012 van 280 pensioenfondsen geanalyseerd. De belangrijkste conclusie is dat de pensioenfondsen in hoge mate gehoor hebben gegeven aan de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie van eind 2011. Overeenkomstig deze aanbevelingen rapporteert het overgrote deel van de onderzochte pensioenfondsen de uitvoeringskosten en de kosten van het vermogensbeheer op inzichtelijke wijze in het jaarverslag. Met name bij het inzichtelijk maken van de kosten van het vermogensbeheer laten de fondsen in 2012 veel vooruitgang zien. Van de onderzochte pensioenfondsen heeft 86% de kosten voor het vermogensbeheer in het jaarverslag 2012 inzichtelijk gemaakt. Deze fondsen vertegenwoordigen bijna 99% van het pensioenvermogen. Met betrekking tot de transactiekosten, zoals de kosten van de aan- en verkoop van vermogenstitels, geeft 65% van de pensioenfondsen een inschatting. Deze fondsen vertegenwoordigen 93% van het pensioenvermogen.

Uit een vergelijking met een eerder rapport van LCP blijkt dat over 2012 hogere kosten voor het vermogensbeheer zijn gerapporteerd (0,53%) dan over 2011 (0,38%). Het rapport geeft hier zelf geen verklaring voor. In een toelichting verwijst LCP naar de toename van prestatieafhankelijke vergoedingen voor externe vermogensbeheerders. Prestatieafhankelijke vergoedingen zijn bedoeld als beloning voor een hoger beleggingsrendement dan een afgesproken benchmark. Hogere prestatieafhankelijke vergoedingen hangen dus samen met een hoger rendement. Voorlopige cijfers van DNB bevestigen de door LCP gerapporteerde kosten van het vermogensbeheer in 2012, 0,53% van het gemiddelde van de beleggingen in 2012 (€ 4,5 miljard), alsmede het gemiddelde rendement van de pensioenfondsen over 2012, 13,6% netto (na aftrek kosten).

Iedere organisatie kan in beginsel haar beheerskosten verlagen, maar zal dit moeten afwegen tegen het gewenste serviceniveau en de beoogde risico/rendementsverhouding. Kostenbeheersing is daarmee primair een zaak van het pensioenfonds en zijn belanghebbenden. De beste manier om tot kostenbeheersing te komen is een goed ingerichte governance. Als het fondsbestuur onvoldoende oog heeft voor het belang van kostenbeheersing zal het daarop worden aangesproken door het medezeggenschapsorgaan (thans de deelnemersraad, vanaf juli 2014 het verantwoordingsorgaan) en door het interne toezicht. Het is daarom goed dat het overgrote deel van de fondsen vanaf 2012 inzicht verschaft in de beheerskosten. Deze ontwikkeling wekt het vertrouwen dat pensioenfondsen die de aanbevelingen van de Pensioenfederatie nog niet (volledig) hebben nagevolgd, dit in het verslag over dit jaar alsnog zullen doen.

Pensioenfondsen maken eigen keuzes met betrekking tot het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan. Deze keuzes zijn van invloed op de kosten en de opbrengsten van het vermogensbeheer. Navraag bij de pensioensector wijst uit dat fondsen momenteel eerder gemaakte keuzes bij het vermogensbeheer heroverwegen, met als oogmerk een betere kostenbeheersing. Dit heeft betrekking op vraagstukken als:

  • actief of passief beleggingsbeleid,

  • wel of niet beleggen in verhoudingsgewijs dure beleggingscategorieën,

  • uitbesteding of zelf uitvoeren van het vermogensbeheer en

  • de contracten met externe vermogensbeheerders (bijvoorbeeld de aard en omvang van prestatievergoedingen).

Pensioenfondsen zullen ook in de toekomst verschillende keuzes maken met betrekking tot het beleid en de uitvoering van het vermogensbeheer. Een gezamenlijk sectorbreed plan van aanpak acht ik daarom weinig vruchtbaar. De ontwikkeling van de beheerskosten van pensioenfondsen en wijze waarop zij daarover rapporteren, blijf ik vanzelfsprekend met belangstelling volgen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Het Financieele Dagblad, 1 oktober 2013

X Noot
2

www.Telegraaf.nl , 1 oktober 2013

X Noot
3

LCP Netherlands, Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2013, Utrecht, oktober 2013

Naar boven