Vragen van het lid Klaver aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Pensioenbeheer veel duurder» (ingezonden 8 oktober 2013).

Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 4 november 2013).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Pensioenbeheer veel duurder»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het feit dat deze kostenstijging (voornamelijk) veroorzaakt wordt door hogere prestatievergoedingen aan vermogensbeheerders?

Antwoord 2.

Hogere kosten voor vermogensbeheer zijn te billijken voor zover die stijging samenhangt met hogere beleggingsrendementen en daarmee in evenwicht is. Waar dat niet het geval is, hebben de pensioenfondsen wat uit te leggen aan hun pensioengerechtigden en deelnemers, ook als zij de pensioenen niet hebben verlaagd.

Vraag 3

Vindt u het niet de kerntaak van vermogensbeheerders om te streven naar het best mogelijke rendement, ongeacht of zij hier wel of geen bonus voor ontvangen?

Antwoord 3

Ja, althans binnen de grenzen van het door het fonds vastgestelde risicoprofiel. Prestatiebeloningen zijn echter niet ongebruikelijk in contracten tussen financiële instellingen, zoals pensioenfondsen, en externe vermogensbeheerders.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u het feit dat ondanks dat pensioendeelnemers geraakt worden door kortingen, het uitblijven van indexatie van pensioenen en hogere pensioenpremies, hogere bonussen zijn uitgekeerd?

Antwoord 4

In reacties op het rapport wijzen woordvoerders van grote pensioenfondsen als verklaring voor de hogere prestatievergoedingen naar het feit dat de rendementen over 2012 hoger waren dan de benchmark. Een hoog rendement over het belegde vermogen is in het belang van deelnemers en gepensioneerden. Dit leidt immers tot herstel van de dekkingsgraden en tot een vermindering van de noodzaak om pensioenen nominaal te verlagen. In april 2013 hebben minder pensioenfondsen dan verwacht de pensioenen nominaal verlaagd. De verlagingen die wel zijn doorgevoerd, waren gemiddeld lager dan verwacht. De meevallende ontwikkeling is voor een deel te verklaren door een hoger beleggingsrendement.

Vraag 5

Op welke wijze gaat u voorkomen dat de hogere kosten voor vermogensbeheer worden afgewenteld op de pensioendeelnemers?

Antwoord 5

Zowel de kosten als de opbrengsten van het vermogensbeheer zijn van invloed op het jaarresultaat van het pensioenfonds en – via dat resultaat – op zijn vermogen. Het lijkt niet goed voorstelbaar om de opbrengsten van het vermogensbeheer wel en de kosten niet voor rekening van het pensioenfonds te laten komen. Een pensioenfonds is één collectief geheel, dus van afwenteling is geen sprake.

Vraag 6

Bent u bereid afspraken te maken met de sector dat bonussen op z’n minst gekoppeld worden aan meerjarige beleggingsrendementen?

Antwoord 6

Desgevraagd heeft de pensioensector mij bericht dat prestatieafhankelijke vergoedingen op dit moment al in overgrote mate op meerjarig rendement worden gebaseerd. Contracten waarbij een prestatievergoeding wordt verleend op basis van een rendement per jaar, zonder rekening te houden met voorgaande jaren, worden steeds schaarser. Sectorbrede afspraken over prestatieafhankelijke vergoedingen zijn in dit licht overbodig.

Vraag 7

Bent u bereid te streven, naast volledige transparantie, naar kostenbeheersing door de sector? Op welke wijze geeft u hier concreet invulling aan? Welke alternatieven voor kostenbeheersing liggen op tafel?

Antwoord 7

Kostenbeheersing is primair van belang voor deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en de overige belanghebbenden van het pensioenfonds. De beste manier om tot kostenbeheersing te komen is een goed ingerichte governance. Als een fondsbestuur onvoldoende oog heeft voor het belang van kostenbeheersing, zal het daarop worden aangesproken door het medezeggenschapsorgaan (thans de deelnemersraad, vanaf juli 2014 het verantwoordingsorgaan) en door het interne toezicht. Hiervoor is vanzelfsprekend van belang dat de pensioenfondsen zelf goed inzicht hebben in hun kosten en daarover transparant zijn. Het rapport van LCP wijst uit dat de fondsen hiermee op de goede weg zijn.

Vraag 8

Bent u bereid de mogelijkheid van een benchmark-systematiek om tot kostenbeheersing te komen, te onderzoeken?

Antwoord 8

Met mijn brief van 1 maart jl. heb ik u geïnformeerd over de resultaten van een wereldwijd benchmarkonderzoek naar uitvoeringkosten van pensioenfondsen2.

Pensioenfondsen maken al veelvuldig gebruik van benchmarks voor een vergelijking van de eigen uitvoeringskosten met die van andere fondsen.

Aan benchmarking zijn vanzelfsprekend kosten verbonden. Pensioenfondsen die zijn aangesloten bij de Pensioenfederatie, kunnen hun beheerskosten relatief goedkoop laten vergelijken met een benchmark door het bedrijf CEM, een Canadees bedrijf dat is gespecialiseerd in benchmarkonderzoek en wereldwijze analyses verricht voor pensioenfondsen.

Vraag 9

Bent u bereid bindende afspraken met de pensioensector te maken, zodat in de toekomst alle pensioenfondsen gaan rapporteren over zowel de vermogensbeheerskosten als de uitvoeringskosten?

Antwoord 9

Uit het rapport van LCP blijkt dat een grote meerderheid van de pensioenfondsen, waaronder alle grote fondsen, op vrijwillige basis in het jaarverslag inzicht biedt in de uitvoeringskosten en de kosten voor vermogensbeheer. Ten opzichte van 2011 hebben de fondsen hierbij een grote slag gemaakt. Ik ga ervan uit dat in de jaarverslagen over 2013 weer meer fondsen hun kosten inzichtelijk zullen maken.

Daarnaast is de pensioensector op dit moment in overleg met de Autoriteit Financiële Markten over de vormgeving van Pensioen 1-2-3. In deze nieuwe vorm van deelnemercommunicatie zullen ook de uitvoeringskosten een plaats krijgen.

Ik volg deze ontwikkelingen met belangstelling, maar zie vooralsnog geen aanleiding voor aanvullende maatregelen.

Vraag 10

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Pensioenonderwerpen op 6 november 2013?

Antwoord 10

Ja.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Krol (50plus), ingezonden 2 oktober 2013 (vraagnummer2013Z18658), Madlener (PVV) ingezonden 2 oktober 2013 (vraagnummer 2013Z18659).


X Noot
1

Financieele Dagblad van 1 oktober 2013

X Noot
2

Kamerstukken II 2012–2013, 32 043, nr. 151

Naar boven