32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 137 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2012

Per brief van 10 oktober 2012, verzoekt de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid nader te worden geïnformeerd omtrent de voornemens en activiteiten in Europa in het komende jaar als vervolg op het Witboek Pensioenen. In deze brief zal ik ingaan op de belangrijkste plannen van de Europese Commissie, het stadium waarin deze verkeren, en de activiteiten die vanuit het kabinet ondernomen worden, teneinde de belangen van Nederland op pensioengebied zeker te stellen. Het gaat hier voor een groot deel om eerste aanzetten ter uitvoering van de aangekondigde Commissie-plannen. Waar de betrokken trajecten toe zullen leiden zal nog moeten blijken. Wel wil ik hier benadrukken dat de Europese pensioenpolitiek, net als in de afgelopen jaren, ook in de komende periode mijn volle aandacht heeft. Voorts wil ik nog melden dat het Witboek Pensioenen ook aan de orde is in het Europese Parlement, dat naar verwachting in maart 2013 met een reactie zal komen op het Witboek.

De plannen van de Commissie

In het Witboek heeft de Commissie aangekondigd op een achttal terreinen reeds op korte termijn initiatieven te gaan ontplooien. Hieronder worden deze onderwerpen kort geschetst.

  • 1. De indiening van een voorstel tot herziening van de Pensioenfondsenrichtlijn (IORP-richtlijn). Met deze herziening beoogt de Commissie om voor pensioenfondsen gelijke voorwaarden met Solvabiliteit II te scheppen, meer grensoverschrijdende activiteiten op dit gebied te bevorderen en de algemene pensioenvoorziening in de EU te helpen verbeteren.

  • 2. Het hervatten van de werkzaamheden voor een richtlijn inzake de meeneembaarheid van pensioenen, waarin minimumnormen worden vastgesteld voor de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten.

  • 3. Het voortzetten van de lopende werkzaamheden met betrekking tot een pan-Europees pensioenfonds voor onderzoekers.

  • 4. Een beoordeling van de noodzaak om de werkingssfeer van Verordening 883/2004/EG betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels uit te breiden voor bepaalde bedrijfspensioenregelingen.

  • 5. Een initiatief voor een doeltreffender bescherming van de bedrijfspensioenrechten van de werknemers bij insolventie van hun werkgever.

  • 6. Het bevorderen van een Europese pensioen «tracking service» om mensen in staat te stellen hun in verschillende banen verworven pensioenaanspraken bij te houden.

  • 7. Het ontwikkelen van een praktijkcode voor bedrijfspensioenregelingen (tweede pijler) samen met belanghebbenden.

  • 8. Een initiatief om de kwaliteit van derdepijlerpensioenproducten voor vrouwen en mannen te verhogen en de consumentenvoorlichtings- en beschermingsnormen te verbeteren via vrijwillige codes en eventueel ook een EU-certificatieregeling voor dergelijke producten.

De stand van zaken

Voor zover ik thans kan beoordelen zal aan deze voornemens in de komende periode op de volgende wijze uitvoering worden gegeven.

Ad 1. Op het punt van de IORP-richtlijn valt mee te delen dat de Commissie het eerdere voornemen om nog in 2012 een richtlijnvoorstel uit te brengen niet zal realiseren. Ze heeft nu aangegeven halverwege 2013 met een herzieningsvoorstel te willen komen. Een uitgewerkt voorstel is namelijk pas mogelijk als EIOPA (de Europese toezichthouder voor verzekeringen en pensioenen) een «quantitative impact study» (QIS) heeft verricht. In zo’n QIS worden de gevolgen van de verschillende opties voor een richtlijnvoorstel in kaart gebracht. Gezien de aard van de materie vergt zo’n studie de nodige tijd. De QIS is onlangs van start gegaan, en de eerste uitkomsten worden verwacht in het eerste kwartaal van 2013. Deze uitkomsten vormen een belangrijke input voor het herzieningsvoorstel. Daarom volg ik, samen met belanghebbenden in de pensioensector en een aantal andere lidstaten, de ontwikkelingen rond de QIS intensief. Nederland heeft ook samen met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Ierland hierover een brief op Directeur-generaal niveau gestuurd aan de Europese Commissie.

Ad 2. Met betrekking tot de meeneembaarheid van pensioenen valt mee te delen dat de Raad heeft aangekondigd de onderhandelingen over het gewijzigde wetgevingsvoorstel van de Commissie van 2007 te zullen hervatten. Het Cypriotische voorzitterschap heeft het onderwerp opgepakt, en onder het Ierse voorzitterschap zullen de eerste inhoudelijke discussies plaatsvinden. Kern van dit voorstel is het streven naar een beperking van de wachttijden om aan een pensioenregeling te kunnen meedoen, alsmede het creëren van een mogelijkheid om de rechten van slapers gelijk te stellen aan de rechten van gepensioneerden. Van overdracht van kapitaal tussen de lidstaten is in dit voorstel geen sprake meer. Om die reden heeft Nederland in principe geen bezwaar meer tegen een portabiliteitsrichtlijn langs deze lijnen. Een meer uitgewerkte standpuntbepaling zal geformuleerd worden aan de hand van het verloop van de onderhandelingen en van het op dat moment bestaande krachtenveld op het gebied van het Europese pensioenbeleid.

Ad 3. In het kader van de Mededeling «Een versterkt partnerschap in de Europese Onderzoeksruimte voor excellentie en groei» (17 juli 2012, COM 2012, 392) heeft de Commissie aangekondigd dat zij de mogelijkheden zal onderzoeken voor een pan-Europees pensioenfonds voor wetenschappelijk onderzoekers. Op dit moment wordt onderzocht of er bij de lidstaten interesse bestaat voor zo’n fonds, wat de mogelijkheden daartoe zijn en aan welke voorwaarden dat fonds dan zou moeten voldoen. Thans kan nog niet overzien worden of een aparte pensioenregeling voor grensoverschrijdend actieve onderzoekers in de praktijk ook echt haalbaar is, en wat daarvan de consequenties zullen zijn. Het is echter zeker nuttig de verschillende elementen van dit plan in kaart te brengen. Het spreekt voor zich dat daarbij alle kanten van de zaak goed belicht worden. Vanuit SZW zal er op worden toegezien dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze plaatsvindt.

Ad 4. Nog niet gestart is het onderzoek dat de Commissie wil instellen naar de noodzaak om de werkingssfeer van Verordening 883/2004/EG, betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, uit te breiden voor bepaalde bedrijfspensioenregelingen. Het gaat hier om de vraag of het gewenst is de werkingssfeer van de Coördinatieverordening uit te breiden naar grensoverschrijdend actieve personen, die slechts beperkte aanspraken hebben op eerste pijlerpensioenen en voor wie aanvullende pensioenen de hoofdmoot van hun pensioenaanspraken uitmaken. De vraag of hier überhaupt een probleem ligt zal waarschijnlijk eerst op technisch niveau in de Administratieve Commissie besproken worden. Een eerste datum voor deze discussie is echter nog niet bekend.

Ad 5. Met betrekking tot het voorstel over een doeltreffender bescherming van de bedrijfspensioenrechten van de werknemers bij insolventie van hun werkgever valt nog geen nieuws te melden. Het is overigens de vraag of dit voorstel voor Nederland van betekenis zal zijn, aangezien het Nederlandse pensioenstelsel zodanig is opgezet dat een faillissement van een werkgever over het algemeen niet van invloed is op de pensioenrechten van zijn werknemers; de opgebouwde rechten worden in Nederland eerbiedigt doordat deze zijn afgefinancierd.

Ad 6. De Commissie heeft aangegeven dat binnenkort meer nieuws naar buiten komt over de «European pension tracking service». Dit nadere nieuws wacht ik verder af. De Nederlandse expertise op dit gebied willen we graag aanbieden, hetgeen via verschillende gremia ook al is bekendgemaakt.

Ad 7. Binnenkort verstrekt de Commissie aan experts meer informatie over een praktijkcode voor bedrijfspensioenregelingen. Hierin zal de Commissie zaken als reikwijdte, een betere pensioendekking van de werknemers, de uitbetalingsfase, risicodeling en -vermindering, kosteneffectiviteit en opvang van schokken aan de orde stellen. Over de status van deze code en de rol van de lidstaten daarbij is nog niets bekend.

Ad 8. De Commissie heeft kortgeleden een enquête aan de lidstaten gestuurd over het vergroten van de kwaliteit van derderpijlerpensioenproducten. Deze gaat met name in op de versterking van informatie aan de consument en de positie van de consument bij alle derdepijlerpensioenproducten. De beantwoordingstermijn is eind november van dit jaar.

Conclusie

Wat Nederland betreft ligt de nadruk op de ontwikkelingen rond IORP-richtlijn en de portabiliteitsrichtlijn. Ik volg de ontwikkelingen hier op de voet. Ook op ambtelijk niveau zijn er nauwe contacten, zowel met de Commissie als met andere lidstaten. Iedere gelegenheid wordt ten baat genomen om, waar nodig, vroegtijdig in contact te treden met de verantwoordelijke personen terzake, teneinde de Nederlandse belangen zeker te stellen. Ik heb u hier reeds eerder over geïnformeerd in de ambtelijke briefing op 5 april 2012 en mijn brief van 24 april 2012 (Kamerstukken II, 2011/12 32 043, nr.109). Ook is hier een ambtelijke briefing over geweest op 5 april 2012. Dit is het bestendige beleid op Europees pensioengebied, dat ook de komende periode consequent zal worden voortgezet.

Mochten zich belangrijke ontwikkelingen voordoen, dan wordt Uw Commissie daarvan vanzelfsprekend in kennis gesteld.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

Naar boven