Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32037 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32037 nr. 5 |
Vastgesteld 2 oktober 2009
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, hebben de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, achten de commissies hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | ||
1. | Algemeen | 1 |
2. | Uitvoering WWB+ | 2 |
3. | Inkoopregeling AOW | 6 |
4. | Gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen aan eigen kinderen | 7 |
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen die in dit verslag zijn opgenomen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Er blijven voor de leden van de PvdA-fractie twee belangrijke vragen onbeantwoord, die zich toespitsen op de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennis genomen van het voorliggende wetvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen die in dit verslag zijn opgenomen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorliggende wetswijziging. Zij hebben hierover nog een aantal vragen, die in dit verslag zijn opgenomen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. De vragen die zij bij dit wetsvoorstel hebben zijn in dit verslag opgenomen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de aangekondigde plannen van de regering omtrent de partnertoeslag. Zij menen dat die maatregelen zo zeer met elkaar vervlochten zijn dat er ook duidelijkheid over de samenloop van deze maatregelen moet zijn. Nu èn na 2015. Het mag geen nieuws meer zijn dat de groep mensen met een onvolledige AOW alleen nog maar groter gaat worden in de toekomst. De prikkels tot activering moeten daarom wel de goede kant op blijven staan. Zeker wanneer er in het gezin nog mensen zijn die hun talenten op de arbeidsmarkt kunnen inzetten.
Op 16 maart jongstleden hebben deze leden in een algemeen overleg al aangegeven een sterke voorkeur te hebben om de bijstand naar de SVB over te hevelen voor gezinnen, waarin niemand meer arbeidsplichtig is en iedereen dus de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
In dit algemeen overleg heeft de woordvoerder van de CDA-fractie duidelijk gemarkeerd dat hij enigszins verbaasd is dat de staatssecretaris de uitkering wil laten ingaan op het moment dat de oudste partner 65 is en niet kiest voor de jongste partner. De toelichting op deze verbazing willen de leden van de CDA-fractie graag nogmaals duidelijk maken met een voorbeeld. Voor het geval waarin de één 65 jaar is en de ander 64 jaar, is er theoretisch een re-integratieverplichting. De leden van de CDA-fractie snappen heel goed hoe dat in de praktijk werkt. Maar er is een vrij grote groep mensen met een relatie met een behoorlijk leeftijdsverschil. Er zijn namelijk veel Nederlanders die met een jongere vrouw uit het buitenland trouwen. Er is dan echt sprake van een leeftijdsverschil van tien tot vijftien jaar. De leden van de CDA-fractie vinden een re-integratieverplichting waaraan serieus invulling wordt gegeven dan wel op zijn plaats. Gaat dat in het voorliggende voorstel echt van de grond komen? Lukt het de SVB in de richting van de gemeente om serieus werk te maken van de re-integratieverplichting? Hoe gaat het in het specifieke geval van een man van 65 jaar met een echtgenote van 45 jaar, waarin de man een aantal jaren later sterft? De vrouw is dan nog geen 50 jaar. Betekent dit dan dat zij bij de SVB blijft, dat zij terugvalt in de bijstandsvoorziening van de gemeente of dat zij alsnog haar gehele AOW-uitkering krijgt? Dit levert ook praktische problemen op. Zal hetzelfde regime gelden voor de groep mensen uit de 2015-maatregel voor wie straks natuurlijk ook de bijstand in zicht komt? Welke plannen heeft de regering hiermee?
De leden van het CDA-fractie waren in de veronderstelling dat er een helder antwoord op deze vragen zou komen. De argumenten die in dat algemeen overleg ter berde waren gebracht, liegen er namelijk niet om. Omdat zij het antwoord van de regering en de opgesomde nadelen die de regering noemt onvoldoende achten, herhalen deze leden dit betoog hieronder op hoofdlijnen en vragen de regering uitgebreider te motiveren waarom ze de keuze heeft gemaakt om de bijstand over te hevelen, al vanaf het moment dat de oudste partner 65 jaar wordt en niet vanaf het moment dat de jongste partner 65 jaar wordt. De leden van de CDA-fractie willen te allen tijde waarborgen dat er aanvullende bijstand beschikbaar blijft voor iemand met een onvolledige AOW die een partner heeft met een bijstand uitkering en doordoor als gezinsinkomen onder het minimum terechtkomt maar zijn wel kritisch op de neveneffecten van de overheveling van de uitvoering.
1. Prikkel tot re-integreren: De gemeente draagt budgetverantwoordelijkheid voor de Wet Werk en Bijstand. Tegenover die budgetverantwoordelijkheid staat de plicht tot hulp bij re-integratie. Als nu één hervorming succesvol gebleken is, is het wel de invoering van de WWB. Gemeentes zijn erin geslaagd om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dit geldt niet voor 65+ers: die hebben geen re-integratieplicht en gemeentes hebben dus ook geen mogelijkheid om door effectief re-integratiebeleid te besparen op de uitkering. De uitkering voor 65+ers kan dus overgeheveld worden. Bijstand wordt verleend op huishoudniveau niet op individueel niveau. Indien er dus in het huishouden iemand aanwezig is, die in staat is arbeid te verrichten, dan heeft de gemeente de mogelijkheid en de prikkel om die persoon te re-integreren. De SVB kent die prikkel niet, want zij krijgt gewoon een budget. Graag zien de leden van de CDA-fractie een reactie van de regering op dit punt.
2. De regering heeft aangekondigd dat er per 1 januari 2011 geen partnertoeslag meer uitgekeerd zal worden als de partner jonger dan 55 jaar is. Juist omdat deze toeslag tot gevolg kan hebben dat de jongere partner dan (soms bewust) stopt met werken (het inkomensverlies is, zeker bij een laagbetaalde baan, toch niet zo groot). De leden van de CDA-fractie vinden dat dit niet de bedoeling kan zijn; Je kunt werken en het is onredelijk om voor deze jonge mensen een uitkering te verschaffen vanwege «ouderdom» of «het niet in staat zijn te werken». Daarom schaft de regering voor deze groep de toeslag af. De leden van de CDA-fractie vragen of deze groep straks ook, die vaak een volledige AOW heeft, valt onder het bereik van het voorliggende wetsvoorstel dat over de onvolledige AOW gaat. Indien de jongere partner geen inkomsten heeft en het huishouden over onvoldoende middelen beschikt, kan er dus recht ontstaan op bijstand, terwijl de bedoeling van de maatregel nu juist was dat de jongste partner in zijn/haar eigen onderhoud zou voorzien. De vervolgvraag hierop is: hoe wordt er serieus werk gemaakt van de re-integratieverplichting van deze jongere partner? Te lezen valt in het wetsvoorstel dat wanneer de jongere partner naar het oordeel van de gemeente niet voldoet aan de gestelde verplichtingen de SVB op voordracht van de gemeente een maatregel op zal leggen. De leden van de CDA-fractie vinden dit nogal cryptisch bepaald en hebben twijfels bij de uitvoering hiervan. Graag zien zij een reactie van de kant van de regering tegemoet
3. Per 1 januari 2015 vervalt de partnertoeslag is zijn totaliteit. Vanaf dat moment doet de problematiek onder punt 2 zich in nog grotere mate voor. Graag zien de leden van de kant van de regering een reactie tegemoet.
De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal overige vragen:
– De leden van de CDA-fractie zijn zeer alert op de onbedoelde en ongewenste export van uitkeringen en toeslagen (toeslagen die aanvullen tot het sociaal minimum). Kan de regering de garantie geven dat op geen enkele wijze deze overheveling van de WWB65+ onverhoopt gaat leiden tot exporteerbaarheid van deze uitkering? Graag zien zij een reactie van de kant van de regering tegemoet.
– De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd te lezen dat de SVB complete beleidsvrijheid heeft bij het wel of niet terugvorderen van teveel betaalde bijstand. Welke prikkel heeft de SVB om teveel betaalde bijstand of frauduleuze bijstand op te sporen en in te vorderen? Indien er in zijn geheel geen prikkel ligt, welke les heeft de regering dan getrokken uit de praktijken van de bijstandswet, waar terugvorderingen in veel gemeentes gewoonweg niet plaatsvond?
– De leden van de CDA-fractie hebben vragen over de eventuele samenloop met de bijzondere Bijstand. Mensen met bijstand van de SVB, kunnen zich namelijk nog altijd wenden tot de gemeente voor bijzondere bijstand. Er komen dus twee loketten in plaats van één. Op welke wijze is de efficiënte uitwisseling van informatie en gegevens tussen de SVB en de gemeentelijke sociale diensten gewaarborgd? Hoe zal ervoor gezorgd worden dat mensen niet tweemaal dezelfde informatie hoeven te verschaffen? Met andere woorden, welke voorziening heeft de regering getroffen voor het geval dat er naast de aanvullende bijstand van de SVB er ook bijzondere bijstand wordt aangevraagd bij de gemeente?
– In de memorie van toelichting staat beschreven dat als de SVB en gemeente het niet eens zijn over de feitelijk situatie, moeten ze er samen uitkomen, lezen de leden van de CDA-fractie. En als dat niet lukt, wat gebeurt er dan? Welke voorziening heeft de regering getroffen voor het geval dat de SVB en de gemeente het niet eens zijn?
– In de memorie van toelichting staat dat het mogelijk blijft om ontheffing te verlenen van de verplichting tot re-integratie voor een alleenstaande ouder in verband met de verzorging van een kind jonger dan vijf jaar. De leden van de CDA-fractie hebben over dit voorbeeld een aantal vragen: ten eerste, bestaat er voor de 65+er geen re-integratieplicht. Het moet hier dus gaat om de re-integratieplicht van de jongere partner. Maar die re-integratieplicht geldt, menen de leden van de CDA-fractie, toch exclusief wanneer er sprake is van een alleenstaande ouder. Moeten de leden van de CDA-fractie hier dus uit afleiden dat ook na het overlijden van de oudste partner, de jongste partner een uitkering blijft ontvangen van de SVB en dat er in deze wet dus de mogelijkheid geschapen wordt dat een alleenstaande of een alleenstaande ouder jonger dan 65 jaar een aanvullende bijstandsuitkering ontvangt van de SVB en niet van de gemeente? Graag zien zij een toelichting van de kant van de regering tegemoet.
De leden van de SP-fractie zijn verheugd met de verplichte overheveling van de aanvullende bijstand voor 65+-plussers naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Zij zijn met de regering van mening dat in deze situatie het belang van het terugdringen van niet-gebruik moet prevaleren boven de keuzevrijheid van gemeenten.
De leden van de SP-fractie willen dat alle gepensioneerden van een waardige oude dag kunnen genieten. Teleurgesteld zijn zij dat de regering niet heeft gekozen voor toepassing van het AOW regime in plaats van het WWB regime. Immers, de pensioenleeftijd is – en blijft wat de leden van de SP-fractie betreft – 65 jaar. Dan zijn ouderen pensioengerechtigd. Waarom kiest de regering desondanks toch voor het regime van de WWB?
Welke doelstelling heeft de regering in het tegengaan van het niet-gebruik van aanvullende bijstand van huishoudens met onvolledige AOW en waarom? Hoeveel meer bijstand zouden ouderen met onvolledig AOW ontvangen wanneer het niet-gebruik volledig wordt opgelost? Welke redenen zijn er voor huishoudens met onvolledige AOW om geen gebruik te maken van de aanvullende bijstand? Hoeveel huishoudens vragen bewust geen aanvullende bijstand aan en om welke redenen?
De regering schrijft dat zowel gemeenten die mandateren als die niet mandateren vinden dat uitvoering door de SVB klantvriendelijker is en dat onterecht niet-gebruik hierdoor vermindert. Het niet-gebruik onder andere groepen mensen die in aanmerking komen voor aanvullende bijstand is ook hoog. De leden van de SP-fractie vragen wat de verklaring hiervoor is en kan de regering uiteenzetten op welke wijze het niet-gebruik onder deze groepen tegen wordt gegaan. Welke doelstelling heeft de regering hierbij voor ogen?
Hoeveel jonge partners van AOW-ers met een onvolledige AOW zijn re-integratieplichtig? Kan de regering wie het laatste oordeel heeft over de gezinssituatie wanneer sprake is van een 65-plusser met een jongere partner? Dient de een zich aan de ander te conformeren? Of kunnen er, als men er niet in onderling overleg uitkomt, verschillende oordelen naast elkaar bestaan? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de bijstandsgerechtigden? De regering schrijft dat de SVB dezelfde beleidsvrijheid krijgen als gemeenten hebben in de WWB. Kan de regering dit nader omschrijven? De regels voor aanvullende bijstand kunnen per gemeente verschillen vanwege het individualiseringsbeginsel. Welke regels zal de SVB overnemen en op basis van welke uitgangspunten en criteria?
De regering kiest er niet voor om de inkomensvrijlating voor personen van 65 jaar en ouder met AOW en aanvullende bijstand geheel vrij te laten. De regering is namelijk van mening dat dit tot een objectief verschil in behandeling resulteert tussen personen van 65 jaar en ouder en personen jonger dan 65 jaar. Echter, aangezien personen boven de 65 jaar geen re-integratieverplichting hebben en dus geen plicht hebben om bij te dragen aan arbeidsinschakeling, is het voor personen van 65 jaar of ouder onmogelijk om de eventuele negatieve effecten van extra inkomen op inkomensafhankelijke regelingen te verminderen. Daarentegen hebben personen jonger dan 65 jaar wel de kans om negatieve effecten te verminderen. Ziet de regering mogelijkheden om de negatieve inkomenseffecten van de beperkte vrijlating te verminderen? Kan de regering dit toelichten?
In de Wet Werk en Bijstand zijn aparte bepalingen opgenomen ingeval van eigen woningbezit. De beoordeling of een persoon recht heeft op aanvullende bijstand of een geldlening wordt overlaten aan de gemeenten. Er zijn slecht 27 gevallen waarbij er een lopende krediethypotheek is bij de SVB waaraan aanvullende bijstand wordt verstrekt. Op welke wijze kan worden verkomen dat huishoudens met een onvolledige AOW eerst hun huis moeten «opeten» om aanspraak te kunnen maken op aanvullende bijstand? Ziet de regering mogelijkheden om het bezit van een woning in eigendom buiten beschouwing te laten bij de aanvraag van aanvullende bijstand voor huishoudens met een onvolledige AOW? Kan de regering dit toelichten? Vindt de regering het wenselijk om voor deze groep de regels omtrent een woning in eigendom te versoepelen?
De leden van de VVD-fractie vragen, gezien het advies van de Raad van State niet overtuigd te zijn dat het wenselijk en noodzakelijk is om alle gemeenten te verplichten de uitvoering van de WWB65+ aan de SVB over te dragen, of de regering uiteenzetten kan welke initiatieven in het verleden zijn ingezet om de voornaamste factoren van niet-gebruik (onwetendheid en schaamtegevoel) van aanvullende bijstand te ondervangen.
Kan de regering aangeven wie uiteindelijk het laatste oordeel heeft over de gezinssituatie? Dient de ander zich daar dan aan te conformeren? Of kunnen er, als men er niet in onderling overleg uitkomt, verschillende oordelen naast elkaar bestaan? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de bijstandgerechtigden?
Welk doel stelt de regering zich met dit wetsvoorstel? Is dit volledige terugdringing van het niet-gebruik? Of is dit terugdringing van niet-gebruik bij een gedeelte van de doelgroep? Is de regering voornemens het effect van de overheveling op de terugdringing van het niet-gebruik te evalueren? Zo ja, op welke termijn?
Kan de regering nog eens uiteenzetten hoe groot de groep mensen met een onvolledige AOW is die geen gebruik maakt van de aanvullende bijstand?
De regering heeft recent een wetsvoorstel ingediend om de mogelijkheid te creëren een hogere AOW te ontvangen indien men na zijn 65ste doorwerkt (Kamerstuknummer 31 774). Vindt de regering het billijk om vanaf 65 jaar aanvullende WWB te geven, terwijl het door eerder genoemd wetsvoorstel mogelijk is om met doorwerken een beroep op de bijstand te voorkomen of te verminderen?
Wat is de streefdatum voor inwerkingtreding?
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel aangaande de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale Verzekeringsbank. Zij delen de mening van de regering dat het niet gebruik van sociale voorzieningen moet worden tegengegaan om zo de rechtsgelijkheid in Nederland te bevorderen en de toenemende armoede tegen te gaan. Zij hebben altijd gepleit voor een behandeling van de AOW en aanvullende bijstand bij één loket.
Heeft de regering zicht op het aantal personen met een onvolledige AOW-opbouw vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie?
Is de regering van mening dat er onduidelijkheid kan ontstaan zodra de oudste partner zich moet melden bij de SVB en de jongste partner zich moet melden bij de gemeente? Zo ja, hoe denkt de regering deze onduidelijkheid bij de bijstandsgerechtigden weg te nemen, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.
De regering stelt dat de overheveling van bevoegdheden geen consequenties heeft voor het gemeentelijk minimabeleid, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Waar baseert de regering deze overtuiging op, zo vragen zij. En welke waarborgen biedt het wetsvoorstel hiertoe?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering of de voorschriften die gelden voor WWB-gerechtigden ook gelden voor AOW’ers die gebruik maken van de WWB65+? Zo nee, waar wijkt deze toepassing af?
De regering is voornemens de AOW-partnertoeslag voor AOW-gerechtigden met een partner jonger dan 55 jaar af te schaffen. Wat is het effect van deze maatregel op het aantal uitkeringen op grond van de WWB65+, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
De leden van de SP-fractie steunen het voorstel dat personen tot 15 jaar niet aangemerkt worden als verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen, waardoor zij aanspraak kunnen maken op de inkoop van ontbrekende AOW-verzekeringsjaren. Voor veel ouderen is het bijverzekeren financieel niet mogelijk. Door het verlengen van de beslistermijnen wordt dit versoepeld, waardoor mensen eventueel voldoende geld hiervoor kunnen sparen. Hierover is de doelgroep echter in het verleden niet of slecht geïnformeerd. Is de regering bereid om de mogelijkheden voor reparatie van het AOW-hiaat voor toekomstige 65-plussers in kaart te brengen en de Kamer hierover te informeren? Kan de regering dit toelichten? Op welke wijze denkt de regering te stimuleren dat meer mensen van de inkoopregeling gebruik gaan maken? Kan de regering een raming geven van de financiële consequenties van de wijzigingen in de inkoopregeling AOW? Verwacht de regering als gevolg van de verruiming van de inkoopregeling AOW een vermindering van het beroep op bijstand? Zo ja, wanneer en hoeveel?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze volgens de regering verruiming van de beslistermijn bijdraagt aan het wegnemen van de door de regering gesignaleerde oorzaken (te weten de onbekendheid van de regeling, de kosten van de inkoopregeling, de mogelijkheid van private voorzieningen en een mogelijk recht op bijstand) om nu geen gebruik te maken van de inkoopregeling.
Kan de regering een raming geven van de financiële consequenties van de wijzigingen in de inkoopregeling AOW? Verwacht de regering als gevolg van de verruiming van de inkoopregeling AOW een vermindering van het beroep op de bijstand? Zo ja, in welke mate? Kan de regering aangeven wat de streefdatum voor inwerkingtreding is?
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de regering de beslistermijn voor de inkoopregeling verruimt door deze te verlengen van 5 naar 10 jaar. Dit om mensen optimaal in staat te stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen AOW-hiaat. Wat gaat de regering doen om de onbekendheid van de inkoopregeling tegen te gaan zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.
Zij constateren dat de realisering van de Volksverzekeringadministratie (VVA) nog zeker 10 jaar gaat duren. Wat doet de regering tot die tijd om bijstandsgerechtigden zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van de inkoopregeling? En op welke wijze is de regering van plan om mensen die zich weer in Nederland vestigen, nadat zij tijdelijk in het buitenland verbleven, op de hoogte te stellen van hun mogelijke AOW-hiaat en de inkoopregeling, zo vragen deze leden.
4. Gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen aan eigen kinderen
Het wetsvoorstel beoogt stief- en pleegkinderen gelijk te stellen aan eigen kinderen in de sociale zekerheid. Hierover hebben de leden van de CDA-fractie een aantal vragen:
– Waarom wordt in de definitie gekozen dat je zelf kinderbijslag ontvangen moet hebben voor het kind? Is het ook voldoende als je voormalige partner die kinderbijslag ontving? En in het verlengde daarvan: geldt de nieuwe regeling ook voor kinderen, voor wie de partner de pleegouder was?
– Welke groepen zouden door het voorliggende wetsvoorstel er in inkomen op achteruit kunnen gaan, als er geen overgangsrecht gedefinieerd zou zijn?
– Wat is de exacte definitie van een meerderjarig aangehuwd kind? Valt onder een meerderjarig aangehuwd kind ook het kind van een partner, met wie een samenlevingscontract bestaan heeft? En het kind van een partner met wie een duurzame relatie bestond maar geen samenlevingscontract?
De leden van de PvdA-fractie vragen aan welke voorwaarden men zal moeten voldoen in het geval dat er bewijs benodigd is om de gezinssituatie omtrent een pleeg- of stiefkind aan te tonen. Hoe wordt voorkomen dat er verschillende maatstaven voor deze bewijslast ontstaan?
De leden van de SP-fractie zijn voorstander van een gelijkstelling tussen eigen kinderen en pleeg- en stiefkinderen. De regering voorziet in een overgangsregeling, zodat niemand er met deze wetswijziging op achteruit gaan. Kan de regering toelichten in welke situaties huishoudens erop achteruit kunnen gaan vanwege deze wetswijziging?
De financiële consequenties van deze wetswijziging zijn volgens de regering verwaarloosbaar. Echter, deze wetswijziging heeft ook invloed op de aankomende wetswijziging waarin alleenstaande ouders waarvan het jongste kind 18 jaar wordt een tegemoetkoming krijgt. Wat zijn de precieze
financiële consequenties van deze wetswijziging? Om hoeveel huishoudens gaat het precies, uitgesplitst naar de verschillende sociale regelingen?
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Van Gent (GL), Blok (VVD), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), voorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Vermeij (PvdA), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Karabulut (SP), Vos (PvdA) en Meeuwis (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Sap (GL), De Krom (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Pieper (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Linhard (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), De Wit (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Elias (VVD), Joldersma (CDA), Bosma (PVV), Tang (PvdA), Heerts (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gerkens (SP), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32037-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.