32 036 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010)

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 januari 2013

De vaste commissie voor Financiën1 heeft gesproken over de brief van de ambtsvoorganger van de minister van Financiën d.d. 1 november 2012 inzake het mandaat van de Commissie Structuur Nederlandse banken.

Naar aanleiding daarvan heeft zij de minister van Financiën op 17 december 2012 een brief gestuurd.

De minister van Financiën heeft op 16 januari 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, K. van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Den Haag, 17 december 2012

De vaste commissie voor Financiën heeft gesproken over de brief van uw ambtsvoorganger d.d. 1 november 2012 inzake het mandaat van de Commissie Structuur Nederlandse banken. De leden van de commissie lezen in het bij de brief gevoegde onderzoeksmandaat dat de onderzoeksopdracht van de Commissie zich beperkt tot het doen van onderzoek naar en rapportage over de scheidbaarheid van Nederlandse banken. De leden van de commissie Financiën zijn niet overtuigd van de opportuniteit van een dergelijke beperking op voorhand van de onderzoeksvraag. Zij menen dat het, overeenkomstig het onafhankelijke karakter van de Commissie, passend zou zijn wanneer de Commissie Structuur Nederlandse banken ook de scheiding tussen nuts- en zakenbankactiviteiten bij haar werkzaamheden zou kunnen betrekken. De leden van de commissie verzoeken u dan ook het mandaat van de Commissie dienovereenkomstig aan te passen.

De commissie ziet een reactie bij voorkeur binnen vier weken met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, P.H.J. Essers

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2013

Hierbij reageer ik op de brief van de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer (hierna: de Kamercommissie) van 17 december 2012 betreffende het onderzoeksmandaat van de Commissie Structuur Nederlandse banken. In deze brief verzoekt de Kamercommissie het onderzoeksmandaat2 aan te passen, zodat de Commissie Structuur Nederlandse banken ook de scheiding tussen nuts- en zakenbankactiviteiten in haar werkzaamheden kan betrekken. De leden van de Kamercommissie lezen in het onderzoeksmandaat namelijk dat de onderzoeksopdracht van de Commissie Structuur Nederlandse banken zich beperkt tot het doen van onderzoek naar en rapportage over de scheidbaarheid van Nederlandse banken.

Het mandaat richt zich inderdaad in belangrijke mate op het scheidbaar (ook wel: afwikkelbaar) maken van banken, zodat banken op ordentelijke wijze failliet kunnen gaan en zodoende geen gevaar vormen voor de overheidsfinanciën en de financiële stabiliteit. Dit is in overeenstemming met de omschrijving van het mandaat in de brief aan de Eerste Kamer van 3 september 2012.3 Achtergrond hiervan is dat er reeds aanzienlijke maatregelen getroffen zijn om een herhaling van de financiële crisis van 2007–2008 te voorkomen, waaronder introductie van een nieuw crisisinterventie-instrumentarium dat is opgenomen in de Crisisinterventiewet. Het ligt daarom in de rede dat de Commissie Structuur Nederlandse banken onderzoekt hoe dit instrumentarium effectief kan worden gebruikt zonder dat de structuur van banken hiervoor een belemmering vormt.

Ik deel echter niet de lezing dat het onderzoeksmandaat enkel gericht is op de scheidbaarheid van Nederlandse banken. In de tekst van het onderzoeksmandaat staat namelijk dat de Commissie Structuur Nederlandse banken onderzoek zal doen naar en zal rapporteren over de aanbevelingen van de commissie-Liikanen en de toepasbaarheid daarvan in Nederland, waaronder het – in lijn met de «Volcker rule» – beperken van risico’s volgend uit handel voor eigen rekening. Één van de aanbevelingen van de commissie-Liikanen is – kort gezegd – het scheiden van de handelsactiviteiten binnen een bank van de overige activiteiten, indien de handelsactiviteiten een bepaalde omvang overstijgen. Zowel deze aanbeveling als de «Volcker rule» kan worden gezien als een vorm van scheiding van nuts- en zakenbankactiviteiten. Het komt mij daarom voor dat al is voorzien in de in de brief van de Kamercommissie tot uitdrukking gebrachte behoefte.

Verder wijs ik erop dat het onderzoeksmandaat reeds is vastgesteld en gepubliceerd en dat de kern daarvan is opgenomen in de ministeriële regeling waarmee de Commissie Structuur Nederlandse banken is ingesteld.4 De Commissie Structuur Nederlandse banken is inmiddels van start gegaan en sinds 12 december 2012 al verschillende malen bijeengekomen. Dit alles staat in de weg aan wijziging van het onderzoeksmandaat.

Gelet op het voorgaande, zal ik niet overgaan tot aanpassing van het onderzoeksmandaat. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben ingelicht.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP) Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Bröcker (VVD) Kok (PVV), Bruijn (VVD)

X Noot
2

Het onderzoeksmandaat is gevoegd bij de brief aan de Eerste Kamer van 1 november 2012 (kenmerk: FM/2012/1552 M).

X Noot
3

Kenmerk: FM/2012/1269 M.

X Noot
4

Zie: Regeling instelling Commissie Structuur Nederlandse banken van 2 november 2012, Stcrt. 9 november 2012, Nr. 22846.

Naar boven