32 021 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie)

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID GERKENS

Ontvangen 17 mei 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel III, onderdeel C, onder 1, wordt «€ 25 000» vervangen door: € 15 000.

II

In artikel III, onderdeel F, wordt «€ 25 000» vervangen door: € 15 000.

III

In artikel III, onderdeel I, wordt «€ 25 000» vervangen door: € 15 000.

IV

In artikel IV wordt «€ 25 000» vervangen door: «€ 15 000».

V

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 1, wordt in de tabel «€ 12 500» telkens vervangen door: € 10 000.

2. Onder 2 komt de tabel te luiden:

GRIFFIERECHTEN BIJ DE RECHTBANK VOOR ANDERE ZAKEN DAN KANTONZAKEN

Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek

Griffierecht voor rechtspersonen

Griffierecht voor natuurlijke personen

Griffierecht voor onvermogenden

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek van onbepaalde waarde

€ 560

€ 260

€ 71

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 15 000 en niet meer dan € 25 000

€ 851

€ 426

€ 71

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 25 000 en niet meer dan € 100 000 in hoofdsom

€ 1744

€ 800

€ 71

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000 in hoofdsom

€ 3529

€ 1400

€ 71

VI

Na artikel XXII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXIIA

Onze Minister van Justitie zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de artikelen 93, 108 en 110 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de artikelen 131 en 241 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zoals die ingevolge deze wet zijn komen te luiden.

Toelichting

Middels dit amendement wil de indiener een tweetal zaken bewerkstelligen. Allereerst wil de indiener de verhoging van de competentiegrens naar beneden bijstellen. Een competentiegrens van € 15 000 is volgens de indiener te prevaleren boven een grens van € 25 000.

Via een aanpassing van de griffierechtentabel wordt er door invoeging van een nieuwe staffel in de tabel voor de sector civiel voor gezorgd dat de griffierechtbedragen die op grond van dit amendement gaan gelden voor kantonzaken met een waarde tussen € 10 000 en € 15 000 ook (blijven) gelden voor civiele zaken met een waarde tussen € 15 000 en € 25 000, omdat anders voor die zaken bijna een verdubbeling van de griffierechten zou optreden.

Ten tweede wil de indiener dat de verhoging van de competentiegrens na drie jaar wordt geëvalueerd. Deze evaluatie kan eventueel een basis vormen voor een verdere aanpassing van de competentiegrens.

Door de gefaseerde invoering en een evaluatie na drie jaar kan worden bezien op welke wijze de rechtbanken invulling hebben gegeven aan het voortbestaan van een herkenbare kantonrechtspraak.

De indiener onderschrijft de mening van de Raad van State dat een gefaseerde invoering van de verhoging meer recht doet aan de belangen van de rechtzoekende, de bij de rechtspraak betrokken beroepsgroepen en de rechtspraak zelf.

Gerkens

Naar boven