32 015 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Nr. 16 AMENDEMENT VAN HET LID KOOIMAN

Ontvangen 19 januari 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel H, wordt artikel 265b als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, vermeldt voor welke verblijfplaats de machtiging wordt verzocht.

2. Onder vernummering van het vijfde tot het derde lid, komen het derde lid (oud) en het vierde lid te vervallen.

II

In artikel III, onderdeel A, eerste punt, onder a, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 265b, vierde lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 265b, eerste lid.

Toelichting

De vereiste overlegging van een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 3 lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg zorgt voor veel bureaucratie en vertraging in de jeugdzorg, terwijl niet gebleken is dat dit indicatiebesluit de kwaliteit heeft verbeterd. Ook de parlementaire Werkgroep «Toekomstverkenning Jeugdzorg» heeft twijfel uitgesproken over nut en noodzaak van het indicatiebesluit.

Wanneer een ondertoezichtgestelde jeugdige niet langer thuis kan wonen is een uithuisplaatsing slechts mogelijk met een machtiging van de kinderrechter. De gezinsvoogdijwerker die de uithuisplaatsing voorbereidt is een professional die de minderjarige kent en weet wat deze nodig heeft, maar ook de mogelijkheden en onmogelijkheden van het veld kent. Naast de rapportage van de gezinsvoogdijwerker en de rechterlijke beoordeling heeft het indicatiebesluit hier geen meerwaarde.

Dit amendement zorg er voor dat de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing kan afgeven zonder dat Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit heeft moeten overleggen aan de kinderrechter. Met het afschaffen van het indicatiebesluit kan kostbare tijd worden gewonnen. Om de financiering van de plaatsing te regelen, is het tevens noodzakelijk dat artikel 3 van de Wet op de jeugdzorg wordt aangepast.

Kooiman

Naar boven