32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 56 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2014

Tijdens het algemeen overleg over de Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 is gesproken over de lobbypraktijken van Nederlandse banken en de voorstellen van de heer Merkies (SP) om de invloed van lobbyisten te beperken.

In deze brief ga ik nader in op deze voorstellen. Alvorens ik dat doe, wil ik nog markeren dat ik een integere en transparante omgang met lobbyactiviteiten door overheid en bedrijfsleven van groot belang acht.

Op de eerste plaats stelt de heer Merkies voor om een lobbyparagraaf toe te voegen aan wetsvoorstellen. Ik ben van mening ben dat de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid heeft om, voor zover dat in haar macht ligt, inzicht te geven in de invloed van belanghebbenden op de inhoud en de totstandkoming van beleid. Daarom wordt praktisch alle regelgeving op het terrein van de financiële markten openbaar geconsulteerd. De reacties die in dat verband zijn ontvangen worden als uitgangspunt1 openbaar gemaakt via internetconsultatie.nl. Dit proces zal worden voortgezet waarbij telkens zal worden bezien op welke wijze de kenbaarheid en de voorspelbaarheid van het wetgevingsproces en de verantwoording daarover verder kan worden versterkt.

In de toelichting bij deze regelgeving wordt vervolgens vermeld welke partijen actief zijn geconsulteerd, welke partijen in dat verband hebben gereageerd, wat de reacties op hoofdlijnen waren en wat hiermee is gedaan in het voorstel. Dit gebeurt vrijwel altijd in een aparte paragraaf van de toelichting, die daarmee beschouwd kan worden als een «lobbyparagraaf». Overigens geldt dit beleid niet alleen voor de financiële markten maar voor alle beleidsdomeinen, rijksbreed.2 Wellicht ten overvloede merk ik op dat ambtenaren in hun werk voor de publieke zaak gehouden zijn integer om te gaan met lobbyactiviteiten.3 Deze grondhouding of cultuur is bovendien vastgelegd in en wordt bevorderd door gedrags- en integriteitsregels en de eed of belofte.

Voorts stelt de heer Merkies voor dat de contacten tussen toezichthouders en de bankenlobby worden bijgehouden. Vooropgesteld moet worden dat het toezicht onafhankelijk moet plaatsvinden: het risico op regulatory capture moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Toezichthouders dienen te allen tijde te handelen in het maatschappelijk belang en moeten weerstand kunnen bieden aan de druk om de inhoud en toepassing van toezichtregels (meer) in lijn te brengen met de belangen van de sector. De toezichthouders zijn zich hiervan bewust en hebben beleid om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken. Vanuit het oogpunt van effectiviteit van het toezicht, kunnen contacten tussen de toezichthouders en het veld echter van groot belang zijn. Toezichthouders moeten niet vanuit hun ivoren torens toezicht houden maar moeten met hun voeten in de klei staan om beter te weten wat zich op de financiële markten afspeelt. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde panelbijeenkomsten die de toezichthouders houden met de vertegenwoordigers van de sector. De verplichting hiertoe is wettelijk vastgelegd. Het verslag van deze bijeenkomsten is openbaar en via de websites van de toezichthouders voor iedereen in te zien.

Daarnaast beveelt de heer Merkies aan om de internationale lobbyrichtlijnen aan te scherpen en noemt daarbij de richtlijnen van de Global Reporting Initiative (GRI). In reactie hierop merk ik op dat het hierbij gaat om richtlijnen van een non-profit organisatie die principes en indicatoren opstelt die gebruikt kunnen worden bij het meten en rapporteren van hun economische, ecologische en sociale prestaties. Het is aan GRI en niet aan de overheid om te bepalen of en in hoeverre haar richtlijnen moeten worden aangepast. Ik ben wel van mening dat rapportage langs deze richtlijnen tot de aanbeveling strekt.

Tot slot stelt de heer Merkies voor om een «cooling-off» periode in te stellen voor beleidsmakers en politici. Dit voorstel heeft wat mij betreft een bredere strekking dan alleen de financiële markten en behoort dan ook primair tot het aandachtsgebied van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het ligt in de rede dat beleidsmakers en politici, evenals alle andere werkzoekenden een werkkring zoeken die aansluit bij de verworven competenties en ervaring. De ervaringen die worden opgedaan als politicus of als beleidsmaker horen daarbij. Waar het gaat om beleidsmakers bij het Rijk geldt overigens dat er al sinds 1999 een circulaire bestaat voor de sector Rijk die stelt dat ambtenaren gedurende 2 jaar na vertrek bij de overheid niet meer betrokken mogen worden bij werkzaamheden voor het ministerie (de zgn. draaideurconstructie).4

Het kabinet is van mening dat zorgvuldigheid weliswaar geboden is als het om het overstappen van politici naar de private sector gaat, maar dat het niet zinvol lijkt om nieuwe codes of regels te introduceren. Er is al een duidelijk kader waarbij het uitgangspunt is dat van bewindspersonen, maar ook van decentrale politici wordt verwacht dat zij de stap zetten naar een andere functie in de politiek of in de samenleving. Dit is geformaliseerd door het instellen van een sollicitatieplicht. Voor bewindspersonen in het bijzonder gelden bovendien duidelijke regels waaraan zij zijn gebonden tijdens het ambt. Zo moet een voornemen tot voeren van gesprekken over een toekomstige werkkring door een nog in functie zijnde bewindspersoon ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister-president.5 Daarnaast mag een zittend bewindspersoon zich bij het maken van keuzes nooit laten leiden door belangen of wensen met betrekking tot een eventuele latere werkkring. Het kabinetsbeleid ter zake is verwoord in een brief d.d. 26 april 2011.6

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Degene die de reactie geeft kan zelf aangeven of hij/zij instemt met het publiceren van de reactie op de website internetconsultatie.nl

X Noot
2

Zie over dit onderwerp het antwoord op Kamervragen van de leden Nijboer en Bouwmeester over de transparantie van de lobbypraktijken van Nederlandse banken (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1142).

X Noot
3

Ambtenaren zijn krachtens artikel 125ter van de Ambtenarenwet verplicht zich als goed ambtenaar te gedragen.

X Noot
4

Circulaire tegengaan draaideurconstructies binnen de rijksdienst (13 september 1999, kenmerk AD1999/U84410)

X Noot
5

Brief van de Minister-President van 20 december 2002, Kamerstuk 28 754, nr. 1.

X Noot
6

Kamerstuk 32 500 VII, nr. 102.

Naar boven