Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2018
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit1, houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter regeling van een uitzondering
voor verkooppunten op het verbod te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante
producten te tonen, verbod op verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten
zonder ter handstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon, en faciliteiten
in aangewezen rookruimtes. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar
de ontwerpnota van toelichting2.
Het ontwerpbesluit ziet op het verbieden van de verkoop van tabaksproducten en aanverwante
producten zonder ter handstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon,
denk aan tabaksautomaten. Voorts ziet het op de regels over rookruimtes: rookruimtes
mogen niet aantrekkelijker zijn dan de ruimtes waarin niet gerookt wordt. Zo is bijvoorbeeld
dat in rookruimtes niet meer faciliteiten, zoals gokautomaten, aanwezig mogen zijn
dan in het gedeelte waar niet wordt gerookt. Tot slot vraag ik uw aandacht voor de
twee uitzonderingen op het in de Tabaks- en rookwarenwet opgenomen uitstalverbod die
in het ontwerpbesluit zijn opgenomen.3 Bij inwerkingtreding van het besluit zou een uitzondering gelden voor speciaalzaken
die uitsluitend rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen: zij mogen
te koop aangeboden rookwaren tentoonstellen. Een tweede uitzondering wordt voorgesteld
voor kleine, reeds bestaande (namelijk voor 1 januari 2019 ingeschreven in het handelsregister)
speciaalzaken die 75% of meer van de jaaromzet uit de verkoop van tabaksproducten
en aanverwante producten halen, en waarbij die omzet niet meer is dan € 700.000,-.
Ook zij zullen na inwerkintreding van het ontwerpbesluit de te koop aangeboden rookwaren
in de winkel mogen uitstallen.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(artikel 12 van de Tabaks- en rookwarenwet) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich
uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van
de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd. Op grond van artikel 43a van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt
deze termijn in verband met het Kerstreces van uw Kamer verlengd tot 5 februari 2019.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het ontwerpbesluit met ingang van 1 januari
2020.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis