32 011 Tabaksbeleid

Nr. 24 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 mei 2013

In mijn brief van 27 februari jl. (Kamerstuk 32 011, nr. 23) en tijdens het AO Tabaksproductenrichtlijn op de 28e (Kamerstuk 33 522, nr. 4) heb ik toegezegd u nader te informeren over de wijze van uitvoering van de motie Dik-Faber over rookvrije horeca, rekening houdend met de consequenties op gebied van handhaving en juridische procedures. Ook informeer ik u zoals toegezegd over de implementatietermijn van de Europese tabaksproductenrichtlijn.

Op 26 maart jl. heeft het Hof Den Haag de uitzondering op het rookverbod voor kleine cafés zonder personeel onverbindend en onrechtmatig verklaard. Het Hof baseert zich hierbij op de directe werking van artikel 8, lid 2 van het tabakontmoedigingsverdrag van de WHO (FCTC verdrag). Nederland is partij bij dit verdrag. Echter, de rechtbank had eerder geoordeeld dat van een directe werking géén sprake was. Het kabinet heeft al aangegeven de uitzondering op het rookverbod ongedaan te zullen maken. Toch zal tegen dit arrest in cassatie worden gegaan, om definitieve duidelijkheid te krijgen over de al dan niet directe werking van dit onderdeel van het WHO-verdrag. Dit heeft geen consequenties voor de uitvoering van de motie: het kabinet werkt eraan om een algemeen rookverbod in de horeca snel en zo goed mogelijk te realiseren.

Wijze van uitvoering motie rookvrije horeca

Om een algemeen rookverbod in de horeca juridisch goed te verankeren en om een duidelijke lijn aan te geven in de maatschappelijke discussie, kiest het kabinet voor aanpassing van de Tabakswet zelf. Er zal dus niet worden volstaan met een aanpassing van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek.

De huidige Tabakswet ontbeert een bepaling waarin een algemeen rookverbod voor de horeca is neergelegd. De verplichtingen voor de horeca om het roken te verbieden en de huidige uitzondering daarop voor de kleine cafés, zijn op diverse plaatsen in de Tabakswet en enkele algemene maatregelen van bestuur terug te vinden. De uitzondering voor de kleine cafés zal worden geschrapt en het geldende systeem wordt vereenvoudigd door een algemeen rookverbod voor de horeca in de Tabakswet te verankeren.

De Tabakswet heeft altijd tot doel gehad: de bescherming van de volksgezondheid door het gebruik van tabak te beperken en door het tegengaan van hinder door meeroken. Uitgangspunt in de Tabakswet is sinds 1984 dat in openbare ruimten kan worden gewerkt én verbleven zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden. Vertaald naar de horeca zijn dus zowel de gezondheidsbelangen van de werknemers in de horeca als die van bezoekers in het geding. In de maatschappelijke discussie en in de gevoerde rechtszaken is met name het recht op een rookvrije werkplek naar voren gebracht. Bij de aanpassing van de Tabakswet wordt het ook tegengaan van gezondheidschade door meeroken explicieter tot doel gesteld. Eén en ander betekent dat ik verwacht dat de gewijzigde Tabakswet per 1 juli 2014 in werking kan treden. Vanzelfsprekend is dit mede afhankelijk van de behandeling van dit wetsvoorstel door de Eerste- en Tweede Kamer.

Rookruimten

Tijdens het AO tabaksbeleid van 28 februari heb ik toegezegd u nader te informeren over de vraag of rookruimten kunnen blijven bestaan, wanneer de uitzondering voor kleine cafés wordt opgeheven. De mogelijkheid een afgescheiden rookruimte in te richten, zal blijven bestaan. Met het opheffen van de uitzondering komen de kleine cafés zonder personeel weer onder het rookverbod te vallen. De situatie is daarmee zoals die was bij de invoering van de rookvrije horeca in 2008. Daarbij heeft steeds de mogelijkheid bestaan om een afgesloten rookruimte in te richten, waarin niet wordt bediend. Die situatie geldt straks nog steeds.

In de motie van de ChristenUnie wordt de gezondheidschade van meeroken als grondslag gegeven voor het rookvrij maken van de horeca. In een afgesloten rookruimte is geen sprake van meeroken door niet-rokers. Bovendien hebben horecaondernemers met een rookruimte hiervoor kosten gemaakt en zich daarbij gebaseerd op de geldende wettelijke mogelijkheden en vereisten. Opnieuw een beleidswijziging zou hun investering teniet doen.

Handhaving

De uitvoering van de motie heeft consequenties voor de handhaving. In mijn brief van 27 februari heb ik al aangegeven dat de NVWA op korte termijn extra inzet nodig zal hebben wanneer er ca. 2000 horecagelegenheden bij komen waar de naleving naar verwachting flink verhoogd moet worden, bovenop de huidige 8000 cafés in Nederland die niet onder de huidige uitzondering vallen en waar de naleving ook nog onvoldoende is.

Gelet op de financiële middelen zijn er beperkte mogelijkheden om de capaciteit van de NVWA te vergroten. Met handhaving alleen kan bovendien nooit een volledig rookvrije horeca worden gerealiseerd, zeker niet op korte termijn.

Ik vind het toezicht op de naleving van het rookverbod, maar ook het toezicht op de leeftijdgrens, echter van groot belang. Daarom zal de NVWA het huidige (alcohol) leeftijdgrenzenteam, dat nu nog gemeenten ondersteunt bij het toezicht op de Drank- en Horecawet, ook na 2014 grotendeels in stand houden en omvormen tot een speciaal tabaksteam. Hierdoor komt er toch extra capaciteit voor het toezicht op het rookverbod in de horeca én de leeftijdgrens tabak. Het gaat om een speciaal opgeleid team van ongeveer 45 jongere toezichthouders1, die voor de NVWA-inspecteurs kunnen signaleren welke cafés en welke tabaksverkopers in overtreding zijn.

Daarnaast werkt de NVWA er aan om de handhaving zo effectief mogelijk vorm te geven. Zo werkt de NVWA volgens een nieuwe strategie, gericht op een hele gemeente, om te voorkomen dat kroegen het rookverbod niet naleven uit «concurrentieoverwegingen».

Ten slotte ben ik voornemens het boeteplafond te verhogen waardoor notoire overtreders van het rookverbod in de horeca in de toekomst zwaarder kunnen worden beboet. In toekomst kunnen dan hogere boetebedragen worden ingesteld, bovenop de reeds verdubbelde boetes.

Implementatietermijn Tabaksproductenrichtlijn

Tijdens het AO heeft een aantal leden van uw Kamer gevraagd naar de verwachte implementatietermijn van de nieuwe Tabaksproductenrichtlijn. Ik heb toen aangeven u daar schriftelijk nader over te zullen informeren.

In artikel 25 van het herzieningsvoorstel wordt gesproken over een implementatieperiode van 18 maanden. In het BNC-fiche staat dat de voorgestelde termijn mijns inziens niet realistisch is, gelet op het feit dat wet- en regelgeving op meerdere niveaus zal moeten worden aangepast.

Zo zal de reikwijdte van de Tabakswet onder meer moeten worden aangepast, gelet op de uitbreiding van de werkingssfeer van de Richtlijn voor aan tabak verwante producten (zoals de e-sigaret); en zal een aantal regelingen en AMvB’s pas dan kunnen worden gewijzigd wanneer de grondslag in de Tabakswet is aangepast.

Mogelijk zullen ook aanpassingen nodig zijn in de nationale accijnswetgeving.

Mijn (optimistische) inschatting voor een realistische implementatietermijn is twee jaar.

Hierbij wil ik, wellicht ten overvloede, opmerken dat ik voor spoedige implementatie mede afhankelijk ben van de agendering en behandeling in de beide Kamers.

Tot slot wil ik u erop wijzen dat het hier twee afzonderlijke wettrajecten betreft.

Het wetsvoorstel voor de aanpassing van de Tabakswet m.b.t. het algemeen rookverbod verwacht ik u voor oktober van dit jaar toe te sturen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Het jongeren tabaksteam zal bestaan uit 17 fte (15 fte jongere toezichthouders, met daarbij een teamleider en een planner)

Naar boven