nr. 9
AMENDEMENT VAN DE LEDEN KRANEVELDT-VAN DER VEEN EN JASPER VAN
DIJK
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
De considerans komt te luiden:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Wet op het
onderwijstoezicht en enige andere wetten te wijzigen teneinde het toezicht
op nieuwe instellingen in het primair onderwijs, in het speciaal onderwijs
en in het voortgezet onderwijs aan te scherpen en daartoe het opstellen van
een risicoanalyse door de inspectie mogelijk te maken en teneinde de regels
voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging aan te scherpen;.
II
Na artikel I worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IA. WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
In de Wet op het primair onderwijs wordt na artikel 164b in afdeling 9
van Titel IV een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 164c
1. Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 10a,
eerste lid, of een aanwijzing is gegeven als bedoeld in artikel 163b, eerste
lid, kan Onze minister besluiten dat de rechtspersoon die de school in stand
houdt niet in aanmerking komt voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging.
2. Onze minister geeft de rechtspersoon, alvorens toepassing te geven
aan het eerste lid, vier weken de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te
brengen.
ARTIKEL IB. WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA
In de Wet op de expertisecentra wordt na artikel 145 een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 145a
1. Indien een aanwijzing is gegeven als bedoeld in artikel 145, eerste
lid, kan Onze minister besluiten dat de rechtspersoon die de school in stand
houdt niet in aanmerking komt voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging.
2. Onze minister geeft de rechtspersoon, alvorens toepassing te geven
aan het eerste lid, vier weken de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te
brengen.
ARTIKEL IC. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET
ONDERWIJS
In de Wet op het voortgezet onderwijs wordt na artikel 109a een artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 109b
1. Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 23a1,
eerste lid, of een aanwijzing is gegeven als bedoeld in artikel 103g, eerste
lid, kan Onze Minister besluiten dat de rechtspersoon die de school in stand
houdt niet in aanmerking komt voor bekostiging van een nieuwe school of nevenvestiging.
2. Onze Minister geeft de rechtspersoon, alvorens toepassing te geven
aan het eerste lid, vier weken de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te
brengen.
III
Aan artikel II wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij koninklijk besluit
kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de artikelen IA, IB en IC
in werking treden.
Toelichting
Wanneer de leerresultaten op een school langdurig tekortschieten of er
een aanwijzing is gegeven wegens wanbeheer, dient een schoolbestuur zijn verantwoordelijkheid
te nemen en de problematiek voortvarend aan te pakken. Dit amendement beoogt
tegen te gaan dat een bestuur onder die omstandigheden nieuwe vestigingen
sticht; het bestuur dient prioriteit te geven aan het verhelpen van deze problematiek
en niet zijn energie te steken in de stichting van een nieuwe vestiging, waarvan
de onderwijskwaliteit niet gewaarborgd is. De minister krijgt de bevoegdheid
om te besluiten dat in die situatie een nieuwe school of nevenvestiging niet
voor bekostiging in aanmerking komt.
Omdat dit amendement uitgaat van de wetstekst zoals die luidt na de inwerkingtreding
van de Wet van 4 februari 2010, Stb. 80 (wet «goed bestuur»),
is voorzien in de mogelijkheid van een afzonderlijke datum van inwerkingtreding
van de bij dit amendement ingevoegde artikelen.
Indien dit amendement wordt aangenomen, komt het opschrift te luiden:
Voorstel van wet van het lid Jan Jacob van Dijk houdende wijziging van
onder anderen de Wet op het onderwijstoezicht inzake aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen en inzake aanscherping van
de bekostiging van nieuwe scholen of nevenvestigingen.
Kraneveldt-van der Veen
Jasper van Dijk