31 985 Buitenlands beleid en handelspolitiek

Nr. 50 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2017

Naar aanleiding van een vraag van het lid Ouwehand van de Partij voor de Dieren tijdens het debat over de Staat van de Unie op 9 februari 2017 (Kamerstuk 34 648, nr. 3) heeft de Minister van Buitenlandse Zaken aangegeven dat het kabinet een brief zal sturen over de stand van zaken over de onderhandelingen over een handelsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en Japan, met daarin in het bijzonder aandacht voor het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling in relatie tot de Japanse walvisvangst.

De EU en Japan onderhandelen sinds maart 2013 over een handelsakkoord, nadat de Raad in november 2012 het mandaat aan de Europese Commissie heeft verleend. De 17e onderhandelingsronde heeft plaatsgevonden in Brussel van 26 tot en met 30 september 2016. De Europese Commissie heeft een verslag van deze ronde op haar website gepubliceerd.1

Een ambitieus handelsakkoord tussen de EU en Japan kan leiden tot bijna EUR 100 miljard extra handel tussen de EU en Japan. Dit levert de EU een bbp-groei op van ongeveer EUR 33 miljard en ongeveer EUR 18 miljard voor Japan.2 Met name op het gebied van de export van medische apparatuur en kalfsvlees ziet het kabinet goede additionele mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven en daardoor extra werkgelegenheid. Nederland hecht belang aan afronding van de onderhandelingen tussen de EU en Japan over een handelsakkoord.

Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van lid Jasper van Dijk over een handelsakkoord tussen de EU en Japan (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1760), is het niet mogelijk gebleken voor eind 2016 een akkoord te bereiken. Op dit moment vormt de Japanse markttoegang voor landbouwproducten, in het bijzonder zuivel, het grootste discussiepunt tussen de twee onderhandelende partijen. De Europese Commissie heeft aangegeven dat een akkoord zonder additionele markttoegang voor Europese zuivelexporteurs niet mogelijk zal zijn. Nederland verwelkomt deze inzet van de Europese Commissie. Nederland is de belangrijkste kaasexporteur van de EU. Japan is met 24.000 ton kaas de belangrijkste exportbestemming voor Nederlandse kaas buiten Europa.

Daarnaast heeft de EU nog geen onderhandelingspositie ingenomen ten aanzien van grensoverschrijdende datastromen. Een voorstel daartoe heeft de Europese Commissie op 27 januari 2017 met de lidstaten en met het Europese parlement gedeeld. Nederland heeft groot belang bij ambitieuze afspraken om belemmeringen voor grensoverschrijdende gegevensstromen te beperken. Grensoverschrijdend gegevensverkeer is onderdeel van de dagelijkse praktijk van veel ondernemingen en burgers. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over in het buitenland betalen met een bankpas, het gebruik van een buitenlandse applicatie (app), of het opslaan van documenten in een cloud. De Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX) is het grootste dataknooppunt van Europa en Nederlandse programmeurs lopen voorop met het ontwikkelen van innovatieve apps. Zij worden echter geconfronteerd met belemmeringen in het buitenland, bijvoorbeeld de verplichting om een kantoor te openen voordat een app op de markt gebracht mag worden, of de eis om alle data op binnenlandse servers op te slaan. Afspraken op het gebied van gegevensstromen in handelsakkoorden moeten aan dergelijke onnodige belemmeringen een einde maken. Het is hierbij van belang dat de gemaakte afspraken geen afbreuk doen aan het hoge niveau van bescherming van persoonsgegevens in de EU. Naar overtuiging van het kabinet voldoet het voorstel van de Europese Commissie hieraan. Nederland dringt er bij de Europese Commissie op aan het voorstel zo spoedig mogelijk openbaar te maken. Tevens is er nog geen akkoord met Japan ten aanzien van investeringsbescherming. Nederland houdt daarbij vast aan de EU-voorstellen voor een Investment Court System en ziet geen ruimte voor een compromis.

Op andere thema’s heeft Japan zich gedurende de afgelopen maanden bereid getoond tot het sluiten van compromissen. Hierdoor zijn de onderhandelingen over een groot aantal hoofdstukken afgerond. Een voorbeeld hiervan betreft het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling. Voorheen stond Japan afwijzend tegenover ambitieuze afspraken over duurzame ontwikkeling in het handelsakkoord. De Europese Commissie heeft consequent aangegeven dat een handelsakkoord zonder ambitieus hoofdstuk over handel en duurzaamheid niet op de goedkeuring van de lidstaten in de Raad of het Europese parlement kan rekenen. Nederland heeft deze lijn van de Europese Commissie actief gesteund. Het kabinet is dan ook verheugd dat uiteindelijk ambitieuze afspraken op het gebied van duurzaamheid en over dierenwelzijn in het handelsakkoord zullen worden opgenomen. Zo bevat het handelsakkoord specifieke afspraken op alle aan handel gerelateerde beleidsthema’s op het gebied van arbeid en milieu. Het akkoord bevat bijvoorbeeld gedetailleerde afspraken om duurzame visvangst te bevorderen, over samenwerking ter bestrijding van kinderarbeid, en over gezamenlijke actie om klimaatbeleid te bevorderen. Daarnaast – en dit is voor Japan ongebruikelijk – zijn er afspraken gemaakt over een gestructureerde dialoog met belanghebbenden en ngo’s om over duurzaamheid en handel te spreken.

Voorts benadrukken de EU en Japan in hun beoogde handelsakkoord het belang van multilaterale milieuakkoorden om mondiale en regionale milieuuitdagingen aan te gaan. Beide partijen geven aan in dialoog te treden op welke wijze zij huidige en toekomstige multilaterale milieuakkoorden in nationale wetgeving hebben geïmplementeerd en toepassen. In deze gesprekken kunnen ook schendingen van multilaterale milieuakkoorden, als de IWC en de International Convention for the Regulation of Whaling, aan de orde komen.

Nederland zal in dit kader graag de dialoog opzoeken met Japan over walvisvaart en de afspraken van de Internationale Walviscommissie (International Whaling Commission, IWC).

Op 31 maart 2014 concludeerde het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, in een zaak aangespannen door Australië en Nieuw-Zeeland, dat het Japanse onderzoeksprogramma JARPA II niet voldoet aan de eisen die door de IWC zijn gesteld aan wetenschappelijke walvisjacht, en sommeerde Japan om de JARPA II vergunningen in te trekken. In reactie op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof werd door Japan de walvisvaart in de Zuidelijke IJszee voor seizoen 2014–2015 afgelast. In vervolg op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof is tijdens IWC65 een resolutie aangenomen die regelt dat alle programma’s voor wetenschappelijk onderzoek en de daarmee gepaard gaande walvisvangst getoetst moeten worden aan de richtlijnen van de IWC. Deze resolutie is een belangrijke stap in het beperken van de walvisjacht ten behoeve van het wetenschappelijke onderzoeksprogramma.

Het kabinet is van mening dat elke vorm van walvisvaart verboden zou moeten zijn. Dit geldt ook voor walvisjacht voor wetenschappelijke doeleinden. Dit standpunt heeft het kabinet wederom uitgedragen tijdens de 66e jaarvergadering van de IWC die van 20 tot 28 oktober 2016 in Portoroz, Slovenië, plaatsvond (Kamerstuk 21 501-08, nr. 660). Tijdens deze jaarvergadering werden zes resoluties aangenomen, onder meer gericht op verbeteren van het functioneren van de IWC als organisatie en op strengere regels voor de Japanse wetenschappelijke walvisvangst. Tevens spant Nederland zich in om kleine walvisachtigen, zoals dolfijnen, onder het regime van de IWC te brengen. Inmiddels functioneert er binnen de Wetenschappelijke Commissie van de IWC een subcomité dat zich, onder leiding van een Nederlandse wetenschapper, bezighoudt met de status van kleine walvissoorten. Nederland heeft ook financieel bijgedragen aan het werk van dit subcomité.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven