31 985 Buitenlands beleid en handelspolitiek

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2015

Tijdens het ordedebat van 24 februari jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 55, item 8) heeft uw Kamer de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken gevraagd te reageren op een tweetal rapporten van WUR-LEI over de internationale concurrentiepositie van de Europese pluimveesector. Hierbij voldoen we graag aan dit verzoek.

Inhoud rapporten van WUR-LEI

Op verzoek van het Europese bedrijfsleven in de pluimveesector heeft WUR-LEI door middel van een benchmarkanalyse de kostprijs van pluimveevlees en eieren vergeleken tussen de Europese producenten en de belangrijkste concurrenten op de wereldmarkt. Deze benchmark is niet nieuw; ze wordt elke twee jaar uitgevoerd. Deze WUR-LEI-rapporten zijn gebaseerd op resultaten van het jaar 2013.

  • Pluimveevlees

    De belangrijkste conclusie voor pluimveevlees is dat de kostprijs voor kipfilet in landen als Brazilië, Thailand, Argentinië, de VS en Oekraïne significant lager ligt dan de Europese kostprijs. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de gemiddeld 22% hogere voerkosten in de EU. Dankzij de EU-invoerheffing en de aanvullende invoerheffing op basis van de vrijwaringsclausule is de import van pluimveevlees na 2007 niet verder toegenomen en deze ligt al jaren tussen de 800.000 en 900.000 ton. De EU exporteert zelf 1.5 miljoen ton pluimveevlees op een jaarproductie van 12,9 miljoen ton. In een scenario-analyse is de invoerheffing met de helft verlaagd en wordt ook gerekend met een 10% gunstiger wisselkoers voor de exporterende landen. De uitkomst van de scenario’s laat zien dat de verlaging van de invoerheffing de concurrentiepositie van derde landen aanzienlijk verbetert; hetzelfde geldt voor een daling van de wisselkoers van de exporterende landen ten opzichte van de euro. De kosten van de Europese milieu, gezondheids- en dierenwelzijnsregelgeving wordt door WUR-LEI becijferd op 5,1% van de totale kostprijs van pluimveevlees op boerderijniveau. Diervoeder is de belangrijkste kostenpost van de pluimveehouderij (ca. 60–70%).

  • Eieren

    Eenzelfde benchmarkanalyse is gemaakt voor de Europese legpluimveesector. De belangrijkste concurrenten op de wereldmarkt van eipoeder zijn Oekraïne, de VS, Argentinië en India die een kostprijs hebben die gemiddeld 20% beneden de Europese ligt. Dankzij de invoerheffing op eipoeder is de invoer in de Europese Unie tot nu toe beperkt. Scenarioberekeningen waarin de invoerheffing wordt gehalveerd of teruggebracht naar nul laten zien dat de concurrentiepositie van met name de Oekraïne en India sterk verbetert. Hetzelfde geldt voor een zwakkere valutakoers van de exporterende landen. De kosten van milieu, gezondheids- en huisvestingseisen bedragen ruim 15% van de kostprijs van eieren. Met name de afschaffing van de legbatterij in 2012 heeft geleid tot een verdubbeling van de huisvestingskosten ten opzichte van de landen buiten de EU. Ongeveer 10% van de kostprijs bestaat momenteel uit huisvestingskosten. Daarnaast hebben de Europese producenten te maken met gemiddeld bijna 22% hogere voerkosten.

Reactie van het kabinet

De conclusies van de benchmark zijn niet nieuw. WUR-LEI maakt elke twee jaar een analyse van de concurrentiepositie van de Europese producenten van pluimveevlees en eieren in vergelijking met de belangrijkste aanbieders op de wereldmarkt. Ook uit eerdere rapporten is gebleken dat landen als Thailand en Brazilië goedkoper pluimveevlees kunnen produceren dan de EU. Hetzelfde geldt voor India en Oekraïne als het gaat om eieren en eipoeder. Dankzij de EU-invoerheffingen en andere grensmaatregelen kunnen Europese boeren concurrerend vlees en eieren aanbieden op de interne markt. Verwacht mag worden dat een verlaging van invoertarieven zal leiden tot een stijging van de invoer uit genoemde landen. Daar staat tegenover dat de concurrentiepositie naast de kostprijs sterk afhangt van de ontwikkeling van de wisselkoers tussen de munten van de exporterende landen en de euro. Een zwakke euro zal leiden tot een stijging van de importprijs voor pluimveevlees en eieren. De koers van de euro is ten opzichte van de Amerikaanse dollar de afgelopen periode sterk gedaald tot een niveau van $ 1,15 en de verwachting is dat de lage eurokoers nog wel even voortduurt.

Daarnaast merken wij op dat handelsliberalisatie in het algemeen ook leidt tot het openen van markten voor de Europese exporteurs in andere landen en tot kansen voor een vergroting van onze afzetmarkten. Liberalisatie is een tweezijdig proces en leidt tot een vergroting van de handelsstromen en per saldo welvaartswinst van alle partners.

Verder valt op dat de kosten van de hogere milieu, gezondheid- en dierenwelzijnsstandaarden in de Europese Unie voor pluimveevlees relatief beperkt zijn (5,1% van de kostprijs). Deze leiden tot een hogere kostprijs van ons vlees maar hebben een beperkt effect op onze concurrentiepositie ten opzichte van andere goedkopere aanbieders. Onze conclusie is dat de rapporten geen nieuwe inzichten opleveren over de concurrentiepositie van de Europese pluimveesector ten opzichte van andere aanbieders op de wereldmarkt.

Wel willen we benadrukken dat het kabinet zich inzet voor het handhaven van onze EU-standaarden op het gebied van milieu, gezondheid en dierenwelzijn in multilaterale en bilaterale handelsovereenkomsten. Er is geen sprake van dat Europa het niveau van de consumentenbescherming ten opzichte van derde landen zal verminderen. In lopende onderhandelingen, bijvoorbeeld Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), neemt de Europese Commissie ook dit standpunt in.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven