31 953 Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

Nr. 38 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2011

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, over de uitkomsten van het op 16 februari 2011 gevoerde bestuurlijk overleg met het IPO en de VNG inzake de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s), over de stand van zaken rond de kwaliteitscriteria en over de uitvoering die ik geef aan de in uw Kamer op 22 april 2010 aangenomen motie Boelhouwer en Wiegman-van Meppelen Scheppink1 in aanvulling op de op 23 maart 2010 in de Eerste Kamer aangenomen motie Huijbregts-Schiedon c.s2.

Uitkomsten van het bestuurlijk overleg op 16 februari 2011.

In november en december 2010 hebben alle provincies mij geïnformeerd over de stand van zaken van de RUD-vorming in hun provincie.

In het daarop volgende bestuurlijk overleg is gezamenlijk vastgesteld dat er bij de vorming van de RUD’s weliswaar enkele koplopers zijn, maar dat de voortgang in diverse provincies reden tot zorg is en achterligt op het oorspronkelijke tijdschema. Alle partijen zijn het er echter over eens dat de RUD’s er snel moeten komen en dat het voor 1 juni 2011 helder moet zijn hoe het netwerk van de te vormen RUD’s er uit komt te zien. De gebeurtenissen bij Chemie Pack Moerdijk zijn hierbij een extra stimulans. De boodschap is dat «we er voor gaan» en dat het proces onomkeerbaar is.

Ter onderstreping van het tempo heeft het bestuurlijk overleg een Stappenplan RUD-vorming vastgesteld dat er op is gericht dat het Rijk vóór de zomer van 2011 de balans opmaakt van de definitieve resultaten van het bottom up proces en het regionaal maatwerk. Deze processen kunnen immers niet oneindig duren. Bij het opmaken van die balans zal per provincie worden bezien of het nodig is om langs bestuurlijke of juridische weg te interveniëren. De ambassadeur van het programma Uitvoering met Ambitie – mevrouw Sybilla Dekker – speelt een belangrijke rol bij (het voorkómen van) deze interventies.

Daarnaast heeft het bestuurlijk overleg een Checklist criteria RUD-vorming vastgesteld als richtinggevend kader voor het verdere proces. Afwijken van de criteria is alleen mogelijk met instemming van alle betrokken partijen. De checklist geeft aan dat het Rijk de vorming van eenduidige en transparante RUD’s belangrijk vindt. De checklist speelt als toetsingskader een belangrijke rol bij het opmaken van de balans in juni 2011.

De VNG heeft aangegeven dat de efficiencykorting van 100 miljoen van het Regeerakkoord een bedreiging vormt voor het proces. Overleg daarover vindt momenteel plaats in het kader van het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord, waarover u bent geïnformeerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief van 17 februari 20113.

IPO en VNG hebben bovendien aangegeven dat zij van het Rijk verwachten dat het een deel van de initiële kosten van het oprichten van RUD’s voor zijn rekening neemt. Ik heb daarop geantwoord dat ik dergelijke verwachtingen niet kan en wil wekken. Uitgangspunt in de package deal is immers dat de initiële kosten worden gedekt uit de structurele baten als gevolg van de RUD’s. Bovendien zijn er de financiële kaders van het Regeerakkoord. Niettemin ben ik bereid om oplossingsrichtingen te verkennen, al zullen wel eerst nog de feiten op tafel moeten komen. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in het in de package deal aangekondigde onderzoek naar de noodzaak van financiële verschuivingen tussen de overheden.

Ik heb, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, de provincies bij brief van 21 februari 2011 over een en ander geïnformeerd.

Stand van zaken kwaliteitscriteria Stand van zaken kwaliteitscriteria

Overeenkomstig de eerder met IPO en VNG gemaakte bestuurlijke afspraken gelden de eind 2009 vastgestelde kwaliteitscriteria als referentiekader voor de op te richten RUD’s.

Deze kwaliteitscriteria worden in 2011 bovendien gebruikt als referentiekader bij een door alle gemeenten uit te voeren zelfevaluatie van de kwaliteit van de uitvoering van met name de bij de gemeenten achterblijvende taken. Hierbij is het aan de gemeenten om te bepalen op welke wijze zij met de resultaten van de evaluatie omgaan: gemeenten kunnen besluiten verbetermaatregelen in de eigen organisatie aan te brengen, maar ook om taken uit te besteden, in het bijzonder aan een RUD. Ten behoeve van deze zelfevaluatie is een digitaal hulpmiddel ontwikkeld en beschikbaar gesteld: de zelfevaluatietool.

Het is de bedoeling om de kwaliteitscriteria door te ontwikkelen tot een definitieve set realistische kwaliteitscriteria die eind 2011 definitief wordt vastgesteld op basis van de ervaringen in de zelfevaluaties. In overleg met de partners zal worden besloten over de wijze van vastlegging van de kwaliteitscriteria (voor zover die nog niet in het Besluit omgevingsrecht of de Regeling omgevingsrecht zijn geregeld).

Het is op dit moment nog te vroeg om aan te geven hoeveel gemeenten de zelfevaluatie al hebben uitgevoerd en wat de uitkomsten daarvan zijn.

Afspraak is dat gemeenten en provincies uiterlijk 1 januari 2013 voldoen aan de eind 2011 vastgestelde (waar nodig aangepaste) criteria, dus zowel met betrekking tot de door hen zelf uitgevoerde taken als met betrekking tot de elders of bij «hun» RUD ondergebrachte taken.

Het borgen en bewaken van de kwaliteit van uitvoering, toezicht en handhaving is een continue proces. Daarom zal in 2012 worden toegewerkt naar een totaal kwaliteitssysteem waarin de bovengenoemde kwaliteitscriteria en de door de VNG ontwikkelde, complementaire output en outcome criteria worden ingebed te samen met de nog in ontwikkeling zijnde eisen voor de strafrechtelijke aanpak aan de bestuurlijke kant en met eisen vanuit het level playing field. In dat kader wordt bezien of het mogelijk is om een Bench mark Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving te ontwikkelen waarmee de gemeenten de kwaliteit van de hen zelf uitgevoerde omgevingsvergunningverlening en de handhaving en het toezicht op het gebied van milieu, ruimte en bouw kunnen meten, onderling vergelijken en verder verbeteren. Dit komt mede ten goede aan een versoberd interbestuurlijk toezicht van de provincies op dit gebied.

Uitvoering van de motie Boelhouwer en Wiegman-van Meppelen Scheppink

De op 22 april 2010 in uw Kamer aangenomen motie houdt direct verband met de kort daarvoor in de Eerste Kamer aangenomen motie Huijbrengst-Schiedon c.s. Laatstgenoemde motie geeft aan dat er voor de problemen met de uitvoering van de vergunningverlening en het milieutoezicht en de milieuhandhaving een oplossing moet worden gevonden, maar dat het primaat bij de gemeenten in samenwerking met de provincies moet liggen. Vormgeving en realisatie van de RUD’s moeten volgens de Eerste Kamer niet bij wet worden opgelegd.

In de motie van uw Kamer is, in aanvulling op de uitspraak van de Eerste Kamer, overwogen dat het ontbreken van een wettelijke plicht echter niet tot vrijblijvendheid kan leiden en dat, als het bottom up proces niet leidt tot een structurele oplossing van de problemen, een wettelijke verplichting moet worden heroverwogen. Uw Kamer heeft het kabinet daarom opgeroepen er op toe te zien dat die structurele oplossing er ook komt en om een route met de koepels af te spreken over de RUD-vorming en de kwaliteitseisen en om uw Kamer over de voortgang daarvan te informeren.

Vanwege de demissionaire status heeft het vorige kabinet zich onthouden van een oordeel over de motie en aan het nieuwe kabinet overgelaten om te bepalen of deze wordt uitgevoerd. Dat dit het geval is, mag blijken uit deze brief en de daarin beschreven afspraken met IPO en VNG.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

TK 31 953, nr. 33.

X Noot
2

EK 31 953, I.

X Noot
3

TK 32 500 VII, nr. 84.

Naar boven