31 936 Luchtvaartbeleid

Nr. 582 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2019

Op 4 december 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het niet voortzetten van de (wijzigings-) procedure van het Luchthavenbesluit Maastricht (Kamerstuk 31 936, nr. 529). Daarbij is aangegeven dat het besluit om de procedure van het Luchthavenbesluit Maastricht niet voort te zetten betekent dat daarmee de basis om het gebruik van 250 meter extra startbaan (van 2.500 naar 2.750 meter) te gedogen c.q. de «Tijdelijke beleidsregel anticiperend handhaven baangebruik luchthaven Maastricht» van de ILT vervalt. Tevens is aangegeven dat de ILT zal onderzoeken op welke wijze het anticiperend handhaven op korte termijn veilig kan worden beëindigd en hierover met de exploitant van de luchthaven in contact zal treden.

Op 20 december 2018 is een motie van het lid Graus c.s. (Kamerstuk 31 936, nr. 539) aangenomen, die de regering verzoekt om in overleg te treden met de luchthaven en die verzoekt om een overgangsperiode in acht te nemen om de veiligheid te garanderen, waardoor ook onevenredige economische schade kan worden geminimaliseerd.

De afgelopen periode heeft overleg tussen ILT en luchthaven plaatsgevonden en naar aanleiding daarvan is besloten om vanuit veiligheidsoverwegingen een overgangsperiode tot en met 31 maart 2019 in acht te nemen om te komen tot afbouw van het anticiperend handhaven. De ILT heeft daartoe een nieuwe beleidsregel gepubliceerd, waarmee het gebruik van de 2.750 meter baan tot en met 31 maart 2019 wordt toegestaan. De overige randvoorwaarden van de huidige gebruiksvergunning voor de luchthaven (de Omzettingsregeling luchthaven Maastricht) zijn daarbij ongewijzigd van kracht.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven