Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2018
Hierbij doe ik uw Kamer een afschrift toekomen van de brief die ik op 28 november
jl. van Maastricht Aachen Airport Beheer en Infrastructuur B.V. (deelneming van de
provincie Limburg, hierna: MAABI) heb ontvangen1. In deze brief verzoekt MAABI de procedure van het Luchthavenbesluit Maastricht niet
voort te zetten. Als belangrijkste reden geeft MAABI aan dat zij tot het inzicht is
gekomen dat het eerder aangevraagde Luchthavenbesluit voor Maastricht Aachen Airport
(MAA) van 31 oktober 2016 niet meer werkbaar is. De ontwikkeling van de luchthaven
in de afgelopen jaren is heel anders dan toen voorzien. Hierdoor achten zij de bij
het aangevraagde Luchthavenbesluit behorende businesscase nu onhaalbaar. MAABI geeft
aan voornemens te zijn op enig moment een nieuwe aanvraag voor een luchthavenbesluit
in te dienen.
Procedure Luchthavenbesluit
Met de brief van 5 december 2017 (Kamerstuk 31 936, nr. 429) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de noodzaak tot het starten van een wijzigingsprocedure
van het in oktober 2017 vastgestelde, aangehouden Luchthavenbesluit Maastricht. In
dit kader is het afgelopen jaar door het ministerie gewerkt aan een actualisatie van
de m.e.r.-beoordelingsnotitie uit 2016, welke inmiddels gereed is. Gelet op de brief
van MAABI van 28 november jl. acht ik het echter niet opportuun om de lopende procedure
voort te zetten en wacht ik de verdere stappen van MAABI ten aanzien van een nieuwe
aanvraag af.
Ik heb aan MAABI en de provincie Limburg aangegeven dat ik mij kan voorstellen dat
er in de omgeving veel vragen leven over deze onverwachte ontwikkelingen gezien de
procedure die reeds is gevolgd sinds de aanvraag van het luchthavenbesluit. Mede in
dit licht heb ik hen gevraagd om deze nieuwe aanvraag in een zorgvuldig proces en
met goede betrokkenheid van de omgeving voor te bereiden.
Tijdelijke beleidsregel start- en landingsbaan
In haar brief pleit MAABI ervoor om de Tijdelijke beleidsregel anticiperend handhaven
start- en landingsbaan Luchthaven Maastricht2 tot en met 31 maart 2019 door te laten lopen. Met deze Tijdelijke beleidsregel is
het gebruik van de volledig beschikbare baanlengte van 2.750 meter voor startend vrachtverkeer
op MAA voor de periode tot en met 31 december 2018 toegestaan, vooruitlopend op de
inwerkingtreding van het (gewijzigde) Luchthavenbesluit. Alhoewel ik begrip heb voor
de redenen die MAABI aanvoert voor de verlenging van de Tijdelijke beleidsregel heb
ik hen laten weten hier geen mogelijkheden toe te zien gezien de strikte voorwaarden
die aan het anticiperend handhaven verbonden zijn, zoals vastgelegd in de nota Grenzen
aan gedogen (Kamerstuk 25 085, nr. 2). Zoals in deze nota en de daarop volgende jurisprudentie is bepaald wordt dit toelaatbaar
geacht wanneer er concreet zicht op legalisatie van de verboden behandeling bestaat.
Het beleid dat is vastgelegd in de Tijdelijke beleidsregel gaat uit van het anticiperen
op het vastgestelde, aangehouden Luchthavenbesluit en de wijziging daarvan. Nu de
wijzigingsprocedure in lijn met het verzoek van MAABI niet wordt voortgezet ontvalt
daarmee de basis aan de beleidsregel. Dit betekent onder meer dat de termijn van deze
beleidsregel niet met drie maanden kan worden verlengd. Gelet op het voorgaande wordt
het anticiperend handhaven op zo kort mogelijke termijn beëindigd. Dit betekent dat
de vigerende gebruiksvergunning (de Omzettingsregeling) die op de luchthaven Maastricht
van toepassing is, dan weer in zijn geheel zal worden gehandhaafd.
Het stoppen van het anticiperend handhaven mag natuurlijk niet het gevolg hebben dat
de luchtvaartveiligheid nadelig wordt beïnvloed. De Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) onderzoekt de wijze waarop het anticiperend handhaven op zo kort mogelijke termijn
kan worden beëindigd waarbij de veiligheid geborgd blijft. Daartoe treedt de inspectie
met de exploitant van de luchthaven in contact. Ik heb MAABI verzocht in het licht
van hun verantwoordelijkheid voor een veilige exploitatie van de luchthaven hiervoor
zorg te dragen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga