Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2014
Hierbij bied ik u de beleidsdoorlichting van de Exportkredietgarantie (hierna: «EKG»)
aan1. Bij de inwerkingtreding van de herziene EKG in 20122 is bepaald dat na twee jaar een evaluatie zou plaatsvinden om de doeltreffendheid
en doelmatigheid en de wenselijkheid van voortzetting van dit instrument te beoordelen.
Ik ben verheugd u te kunnen mededelen dat de beleidsdoorlichting laat zien dat de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de EKG voldoende aannemelijk is gemaakt. Derhalve
is het wenselijk de EKG ook na 2014 voort te zetten. De doorlichting laat zien dat
de EKG een positieve bijdrage levert aan het herstellen van de concurrentiepositie
van Nederlandse exporteurs. Dit blijkt uit het groeiende aantal aanvragen. De budgettaire
risico’s en consequenties zijn zeer beperkt.
De EKG blijkt sinds de wijzigingen die in 2012 zijn doorgevoerd een beter tegenwicht
te bieden aan het beperktere aanbod van lange termijn exportfinanciering. Mede hierdoor
blijkt de EKG effectief te zijn in het herstellen van de concurrentiepositie van Nederlandse
exporteurs.
De problematiek kwam in eerste instantie voort uit de naweeën van de financiële crisis
die zijn weerslag heeft gehad op het onderlinge vertrouwen tussen kapitaalmarktpartijen.
Veel substantiëler echter blijken de veranderende prioriteiten bij banken ten aanzien
van de beschikbaarstelling van kapitaal. Deze factoren hebben tot gevolg dat de beschikbaarheid
van financiering met lange looptijden voor exporttransacties beperkter is, waardoor
het voor Nederlandse exporteurs moeilijker wordt concurrerend te offreren.
In landen waarmee Nederland concurreert hebben overheden er vaak voor gekozen vergaande
vormen van overheidsinterventies in de exportfinanciering in te voeren. Dankzij de
EKG worden Nederlandse exporteurs in staat gesteld op concurrerende wijze mee te dingen
op het internationale toneel. Hun concurrentiepositie wordt hierdoor weliswaar niet
volledig, maar wel voor een belangrijk deel hersteld.
Daarnaast blijkt de EKG een uitstekend middel om kapitaal dat aanwezig is in de markt,
in het bijzonder bij institutionele beleggers, in te zetten voor de financiering van
Nederlandse kapitaalgoederenexport. Doordat voor de EKG kostendekkende premies in
rekening worden gebracht en doordat de daadwerkelijke risico’s voor de staat zeer
beperkt zijn heeft de EKG vrijwel geen budgettaire consequenties.
Gezien de uitkomsten van de beleidsdoorlichting blijft de EKG een onderdeel van het
exportkredietverzekeringsinstrumentarium dat de Nederlandse staat aan exporteurs biedt.
Het gebruik van het instrument is geen doel op zich. De EKG dient primair als extra
middel in het instrumentarium van exportkredietverzekeringen en garanties dat Nederland
paraat moet hebben met het oog op een gelijk internationaal speelveld. Om te waarborgen
dat de EKG ook in de toekomst een effectief en waardevol instrument blijft, zal deze
over twee jaar, als het gehele exportkredietverzekeringsinstrumentarium wordt geëvalueerd,
tegen het licht worden gehouden. Dan is het – gezien het langere gebruik van het instrument
tegen die tijd – mogelijk verder onderbouwde conclusies te trekken ten aanzien van
de effectiviteit van de EKG.
Bovendien is uit de beleidsdoorlichting en uit contacten met gebruikers naar voren
gekomen dat het wenselijk is de EKG verder uit te breiden met een nieuwe, vierde,
variant. Uit de beleidsdoorlichting blijkt dat met name een grotere verhandelbaarheid
van exportkredieten en een ruimere keuze aan financieringsmogelijkheden nog punten
van aandacht zijn om de EKG effectiever te maken. Daarom maakt de nieuwe variant het
mogelijk het voor een exporttransactie benodigde kapitaal in kleinere stukken, obligaties,
op te knippen zodat verschillende investeerders gezamenlijk het benodigde kapitaal
voor een specifieke transactie kunnen opbrengen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan
de toezeggingen in de kabinetsbrief «Werken aan groei»3. Uiteraard past ook deze nieuwe variant, net als de reeds bestaande varianten, binnen
de bestaande uitgangspunten (geen budgettaire consequenties en minimale marktverstoring)
en de geldende internationale spelregels. Ten opzichte van de bestaande varianten
verandert het risico voor de staat niet.
Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
De Staatssecretaris van Financiën,
E.D. Wiebes