31 933 De rol van maatschappelijke organisaties bij ontwikkelingssamenwerking

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2010

Met verwijzing naar het verslag van het Schriftelijk Overleg van de vaste commissie voor Buitenlandse zaken van 27 mei 2010 (kamerstuk 31 933, nr. 14), en conform de toezegging in de brief van 23 april 2010 (31 933, nr.13) om u te informeren over de toekenning van subsidiegelden in het kader van het Medefinancieringsstelsel II (MFS II 2011–2015) kan ik u als volgt berichten.

De beoordeling vond plaats in twee fasen.

In de Kamerbrief van 23 april 2010 werd de uitslag van de eerste fase uiteengezet en toegelicht. Van de 43 aanvragen die werden ontvangen, vielen er 23 af. In 20 van de 23 gevallen zijn de indienende allianties een bezwaarprocedure gestart. In drie gevallen is de alliantie in het gelijk gesteld en uitgenodigd deel te nemen aan de tweede fase. Het betreft hier de voorstellen die zijn ingediend door de penvoerders Health Action International (HAI), International Union for the Conservation of Nature (IUCN) en de organisatie Women in Europe for a Common Future (WECF). Op één bezwaar is nog niet beslist. Dit is het bezwaar van het KNCV/Tuberculosefonds. 16 Bezwaren zijn afgewezen.

Bij een van de drie nagekomen voorstellen (WECF) is de beoordeling nog niet afgerond. Van de 22 beoordeelde aanvragen scoorden er drie niet voldoende om voor subsidie in aanmerking te komen. In 19 gevallen is wel een subsidie toegekend. Voor de volledige lijst van allianties die meededen in fase II en de aan hen toegekende bedragen verwijs ik naar Bijlage I.1

Met deze subsidieverlening is een bedrag gemoeid van € 425 miljoen per jaar gedurende vijf jaar. Dit is in overeenstemming met het in juni 2009 in de subsidieregeling gepubliceerde subsidieplafond. Wel heb ik bij de toekenning een begrotingsvoorbehoud gemaakt. Pas als de begroting voor 2011, met de daarin op basis van het Regeerakkoord voor te stellen bezuinigingen, is goedgekeurd, kunnen de definitieve subsidiebedragen worden vastgesteld.

Ik heb besloten de zogenoemde «bandbreedte» , een extra subsidiebedrag van ten hoogste € 75 miljoen per jaar, dat bij voldoende kwaliteit en budgettaire ruimte additioneel beschikbaar kon worden gesteld, niet toe te kennen. Hoewel de kwaliteit van de ingediende voorstellen gemiddeld genomen hoog was, laat de lagere begroting een dergelijke extra toekenning de komende jaren niet toe.

Doelstelling MFS

Conform de beleidsnotitie «Maatschappelijke organisaties: Samenwerken, Maatwerk, Meerwaarde» (31 933, nr. 1), besproken met uw Kamer in het Algemeen Overleg van 20 mei 2009 (31 933, nr. 3) is de overkoepelende doelstelling van het MFS II het leveren van een bijdrage aan armoedebestrijding middels de opbouw en de versterking van het maatschappelijk middenveld in het Zuiden.

Het bevorderen van onderlinge samenwerking binnen het maatschappelijk middenveld is een andere belangrijke doelstelling van het MFS II. Middels de alliantievorming hebben de maatschappelijke organisaties hieraan actief invulling gegeven. Dat is prijzenswaardig. Uit de voorstellen blijkt tevens dat een professionaliseringsslag is gemaakt doordat de programma’s beter aansluiten op de lokale context waarin zij worden gerealiseerd. Ook valt op dat de programma’s in hoge mate zijn afgestemd op wat andere donoren doen. Ik spreek hiervoor graag mijn waardering uit.

Beoordeling

In de tweede fase van de procedure hebben de allianties in hun programmavoorstellen moeten aangeven op welke wijze zij aan de doelstellingen van MFS II invulling zullen geven. De voorstellen werden specifiek op zeven aspecten beoordeeld:

  • contextanalyse (per land van operatie)

  • doel en strategie

  • beoogde resultaten

  • monitoring, verantwoording en evaluatie

  • harmonisatie en complementariteit

  • doelmatigheid

  • duurzaamheid

Voor deze fase van beoordeling waren per voorstel maximaal 100 punten te verdienen, waarbij een totaal van minder dan 60 tot automatische afwijzing heeft geleid.

Om de kwaliteit, objectiviteit en consistentie van de beoordelingen maximaal te kunnen garanderen doorliep elke beoordeling vier stadia. De score van het beoordelingsteam werd getoetst door een controleteam. Vervolgens werden de scores van beide teams besproken in een centrale projectgroep die de beoordeling vaststelde.

Voor de onderwerpen «contextanalyse» en «harmonisatie en complementariteit» is door de beoordelingsgroepen gebruik gemaakt van bij relevante ambassades en beleidsdirecties vergaarde informatie.

De uiteindelijke ambtelijke beoordelingsrapporten zijn voorgelegd aan een Externe Adviescommissie, onder voorzitterschap van de heer Wim Deetman, voor toetsing op kwaliteit, consistentie en objectiviteit.

Monitoring en evaluatie

Bij monitoring en evaluatie van het programma vormt de centrale doelstelling van het MFS II, te weten armoedebestrijding middels de opbouw en versterking van het maatschappelijk middenveld in het Zuiden, de toetssteen waaraan de resultaten worden gemeten.

De richtlijnen voor evaluatie zijn aangescherpt. Aan het eind van de subsidieperiode moeten evaluaties zijn verricht die representatief zijn voor 75% van het gesubsidieerde programma. Alle subsidieontvangers zullen de komende maanden nul-metingen verrichten opdat de resultaten ten opzichte van de uitgangssituatie in alle fasen die het programma doorloopt inzichtelijk kunnen worden gemaakt. De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) zal de allianties ondersteunen en toezien op de kwaliteit van de evaluaties. De resultaten van de evaluaties worden openbaar gemaakt.

Mix van thema’s

Bij de beleidskeuzes die ten grondslag liggen aan het MFS II is bewust gekozen voor selectie op kwaliteit, en niet op basis van thematische oriëntering binnen de doelstelling van de versterking van het maatschappelijk middenveld. Versterking van het maatschappelijk middenveld in het Zuiden kan middels een breed scala aan activiteiten worden bereikt. Het stond aanvragers, zolang zij binnen de termen blijven van het subsidiebeleidskader, derhalve vrij de thema’s te kiezen waarop zij willen werken.

In de Kamerbrief van 23 april 2010 is een overzicht gegeven van de thema’s die de voorstellen beslaan en die doorgingen naar fase 2. Daaruit bleek dat er binnen het MFS II een breed scala aan thema’s aan bod komt. Dat beeld is na afronding van fase II niet veranderd.

Externe Adviescommissie

De Externe Adviescommissie heeft in de tweede fase vooral het gevolgde beoordelingsproces getoetst, en in mindere mate (zoals in de eerste fase) de individuele beoordelingsrapporten. De Adviescommissie heeft kwaliteit en consistentie van het beoordelingsproces onderzocht en de onafhankelijkheid van de beoordeling. Daarnaast is een representatieve steekproef van vier voorstellen nader onderzocht.

De Externe Adviescommissie komt tot de algemene conclusie «dat de beoordeling van de aanvragen in het kader van MFS-II over het algemeen voldoet aan in redelijkheid te stellen eisen van kwaliteit, consistentie en onafhankelijkheid.»

De Adviescommissie doet vier algemene aanbevelingen. De eerste aanbeveling heeft betrekking op een betere kalenderplanning voor het beoordelingsproces, waarbij de (zomer)vakantieperiode met oog op beschikbare personeelscapaciteit vermeden zou moeten worden. Mocht er in de toekomst opnieuw van een vergelijkbaar, ambtelijk uitgevoerd beoordelingsproces sprake zijn, dan zal ik mij die aanbeveling graag ter harte nemen. Twee van de aanbevelingen hebben betrekking op respectievelijk de groepsdynamiek binnen de beoordelingsteams en de instructie van de beoordelaars. Aan beide is voorafgaand aan – en tijdens het beoordelingsproces veel aandacht besteed. Daarmee was de consistentie in de beoordeling gewaarborgd. Dat neemt niet weg dat ik het advies van de commissie om hier in een eventueel toekomstig geval nog specifieker op toe te zien, met name op het punt van het groepsproces, graag opvolg.

De laatste aanbeveling heeft betrekking op de wenselijkheid van het door de interne accountantsdienst van het Ministerie periodiek te verrichten onderzoek aangaande de naleving van de integriteitscode van het Ministerie. Voor zover dit nog niet gebeurt, zal ik erop toezien dat hierop actie wordt ondernomen.

Op twee punten zijn de opmerkingen voor het Ministerie aanleiding geweest nadere actie te ondernemen:

  • in die gevallen waar de financiële expert van de projectgroep ook had deelgenomen aan een beoordelingsteam, zijn de betreffende beoordelingen opnieuw door een andere financiële expert uitgevoerd;

  • er zijn toelichtingen opgesteld voor die beoordelingsrapporten waarin bij finalisering de projectgroep scores die in eerdere stadia van beoordeling werden geïndiceerd, heeft gewijzigd.

Op deze punten is de nadere actie naar tevredenheid van de Adviescommissie uitgevoerd.

Het rapport van de Externe Adviescommissie treft u aan als Bijlage II2.

Verdeelsleutel

In het Subsidiebeleidskader is bepaald dat de verdeling van de beschikbare middelen plaats vindt aan het einde van fase 2. Die toekenning heeft nu plaats gevonden. Omdat het aangevraagde bedrag, ruim € 2.9 miljoen, het beschikbare bedrag met bijna 40% overtrof, was het daarbij nodig op de aangevraagde bedragen een correctie toe te passen. Daarbij was de kwaliteit van het voorstel zoals dat tot uiting kwam in het in deze fase behaalde aantal punten, richting gevend. Ook de mate waarin aan de beoogde onderlinge samenwerking binnen het maatschappelijk middenveld vorm is gegeven, woog mee in de uiteindelijke toekenning. Na deze weging was om binnen de budgettaire marges te blijven nog een generieke correctie van ruim 11% noodzakelijk.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven