31 929 Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek

J BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2017

De Inspectie SZW heeft op mijn verzoek onderzoek gedaan naar protocollen voor huisbezoeken. Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport, genaamd «Even kloppen a.u.b.»1, aan. Hiermee kom ik tegemoet aan de motie Sterk (TK 2011–2012, 31 929, nr. 17) en aan hetgeen ik daarna per brief heb toegezegd (EK 2013–2014, 31 929, I). Ik heb toegezegd om op basis hiervan te bekijken of zo’n protocol verplicht zou moeten worden of niet.

Het rapport bevat de resultaten van het onderzoek dat de Inspectie SZW in het kader van de evaluatie van de per 1 januari 2013 in werking getreden Wet huisbezoeken heeft verricht naar het bestaan en de inhoud van protocollen voor huisbezoeken bij gemeenten, SVB en UWV. Bij de gemeenten heeft de Inspectie SZW een steekproef van 100 gemeenten onderzocht.

De Wet huisbezoeken beoogt een balans aan te brengen tussen bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de noodzaak tot verificatie. Uitvoeringsorganisaties mogen uitkeringsgerechtigden een aanbod doen om gegevens over hun woon- en leefsituatie door middel van een huisbezoek te verifiëren. Cliënten mogen dat weigeren maar moeten de juistheid van die gegevens dan wel op een andere manier aantonen. Als men daar niet in slaagt, dan kan de uitvoeringsorganisatie daar consequenties aan verbinden. Cliënten moeten daarvan vooraf op de hoogte worden gesteld.

De regering hecht aan een zorgvuldige uitvoering van huisbezoeken en vindt het belangrijk dat burgers hun rechten en plichten hierin kennen. Daarom heeft zij uitvoeringsinstanties gestimuleerd om een protocol huisbezoeken op te stellen en kenbaar te maken. Bij de totstandkoming van de wet is aan het Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KC HN) gevraagd een voorbeeld- cq. referentieprotocol te ontwikkelen en onder de aandacht van de gemeenten te brengen. Er is toen overwogen om het opstellen van een dergelijk protocol verplicht te stellen. Mede op advies van de Raad van State is van dat laatste afgezien. Wel is toegezegd om binnen vier jaar de ontwikkelingen in kaart te brengen en op basis daarvan alsnog te bekijken of zo’n verplichting nodig is.

Uit het onderzoek van de Inspectie SZW komt naar voren dat de SVB, het UWV en 86% van de gemeenten een protocol of een daarmee vergelijkbaar document voor de uitvoering van huisbezoeken heeft. Het verschil tussen een protocol en een daarmee vergelijkbaar document is dat een protocol volgens de definitie van de Inspectie SZW een formeel door het college van B&W vastgesteld document is en dat bij de vergelijkbare documenten die formele vaststelling niet heeft plaatsgevonden. Uit het onderzoek blijkt dat 57% van de gemeenten over een protocol beschikt en 29% over een daarmee vergelijkbaar document. De protocollen en de vergelijkbare documenten komen qua inhoud in hoge mate overeen met het door het Kenniscentrum Handhaving en Naleving opgestelde referentieprotocol. Het protocol of het vergelijkbare document van de SVB, het UWV en van 23% van de gemeenten is gemakkelijk op internet terug te vinden.

Gegeven deze uitkomsten zie ik onvoldoende aanleiding om een voorstel te gaan voorbereiden waarin gemeenten, SVB en UWV zouden worden verplicht om een protocol voor huisbezoeken op te stellen. De SVB, UWV en de meeste gemeenten hebben al iets dergelijks. Daarnaast zijn zij al verplicht om in voorkomende gevallen burgers bij huisbezoeken actief te informeren over hun rechten en plichten, om toestemming te vragen en om dat in het dossier vast te leggen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke oundersteuning onder griffie nr. 160636.

Naar boven