31 929 Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek

I BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2014

In 2012 is het wetsvoorstel «Een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek» (Wet huisbezoeken) in uw Kamer behandeld1. Mijn voorganger Staatssecretaris De Krom heeft daarbij een algemene maatregel van bestuur toegezegd2. Het oogmerk daarvan was de Sociale verzekeringsbank, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de gemeenten te verplichten een openbaar protocol voor de uitvoering van de Wet huisbezoeken op te stellen.

Het ontwerpbesluit heb ik voorgedragen aan de Raad van State. De Raad van State had bezwaren tegen inhoud en vorm van het ontwerpbesluit en heeft negatief geadviseerd. Hij concludeert dat veel bestuursorganen hun cliënten al informeren over rechten en plichten. Voor zover zij dat nog niet doen zullen zij de benodigde informatie gaan verstrekken, mede onder invloed van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de aanbevelingen van gemeentelijke ombudsmannen en de Nationale Ombudsman. Hij acht de noodzaak van een verplichting niet aangetoond en vindt het van belang eerst de ontwikkelingen af te wachten.

Dit argument is valide. Ik heb daarom besloten de Raad van State te volgen en eerst de ontwikkelingen af te wachten alvorens de uitvoering te verplichten een protocol op te stellen. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen om in 2016 de Wet huisbezoeken te evalueren. Mochten de uitkomsten van die evaluatie daartoe nopen en veel gemeenten toch geen protocol blijken te hebben opgesteld, dan kan alsnog een verplichting worden overwogen. Indien deze er komt zal ook naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State over de wettelijke grondslag voor het ontwerpbesluit voorzien worden in een goed onderbouwde wettelijke delegatiegrondslag.

In de tussentijd zal ik het belang van het opstellen van protocollen en het reeds beschikbare voorbeeldprotocol WWB verder onder de aandacht brengen bij de bestuursorganen.

Op mijn verzoek heeft de Ministerraad het ontwerpbesluit daarom niet bekrachtigd. Het nader rapport3 zal met het advies van de Raad van State en het ontwerpbesluit worden gepubliceerd in de Staatscourant. Een afschrift van deze brief heb ik ter informatie verzonden aan de Tweede Kamer.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Eerste Kamer 2011–2012, 31 929, A.

X Noot
2

Handelingen I 2012–2013, nr. 1 – blz. 1-8-70.

Handelingen I 2012–2013, nr. 2 – blz. 2-5-6.

X Noot
3

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 155026.

Naar boven