nr. 10
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID IRRGANG TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT
ONDER NR. 8
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel II, onderdeel C, wordt artikel 525, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt «, en» vervangen door een puntkomma.
2. De punt aan het slot van onderdeel e wordt vervangen door: , en
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. brengt de betaler onverwijld op de hoogte van een vermoeden van
niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het betaalinstrument, tenzij dit
in strijd is met objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen of verboden
is krachtens andere toepasselijke wetgeving.
II
In artikel II, onderdeel C, wordt aan artikel 529 een lid toegevoegd,
luidende:
6. De betaaldienstverlener die nalaat om overeenkomstig artikel 525,
eerste lid, onder f, de betaler op de hoogte te brengen van een vermoeden
van niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het betaalinstrument, is aansprakelijk
voor de financiële gevolgen die uit het niet-toegestaan of frauduleus
gebruik van het betaalinstrument voortvloeien, tenzij de betaler op een niet-toegestane
of frauduleuze wijze gebruik heeft gemaakt van het betaalinstrument dan wel
opzettelijk of met grove nalatigheid zijn verplichtingen uit hoofde van artikel
524, eerste lid, onder a, niet is nagekomen.
Toelichting
Betaaldienstverleners worden thans niet verplicht om bij vermoeden van
niet-toegestaan of frauduleus gebruik van een betalingsinstrument de gebruiker
daarvan te informeren. Daar niet-toegestaan of frauduleus gebruik van een
betaalinstrument pas geen financiële gevolgen meer heeft voor de gebruiker
vanaf het moment dat de gebruiker dit niet-toegestaan of frauduleus gebruik
heeft gemeld volgens artikel 7:524, eerste lid, onder b Burgerlijk Wetboek,
is het belangrijk dat de gebruiker zo snel mogelijk weet heeft van het niet-toegestane
of frauduleuze gebruik. Een plicht voor betaaldienstverleners om gebruikers
zo spoedig mogelijk in te lichten bij vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus
gebruik van een betalingsinstrument helpt de gebruiker om zo snel mogelijk
te reageren indien er wel daadwerkelijk iets mis zou zijn met het betaalinstrument.
Dit amendement voorziet daarom in een dergelijke plicht. In het geval dat
in strijd is met objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen of verboden
is krachtens andere toepasselijke wetgeving geldt deze verplichting niet.
Dit amendement regelt tevens dat de betaaldienstverlener die nalaat om
een betaler te informeren over een vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus
aansprakelijk is voor de financiële gevolgen hiervan. In het geval dat
de betaler op een niet-toegestane of frauduleuze wijze gebruik maakt van het
betaalinstrument, is de betaler natuurlijk zelf aansprakelijk.
In dit gewijzigde amendement is in het onderdeel I «zo spoedig mogelijk»
vervangen door: onverwijld. Verder is in onderdeel II de «tenzij-clausule»
in het voorgestelde zesde lid aangepast. Beide wijzigingen sluiten beter aan
bij de terminologie van het Burgerlijk Wetboek in het algemeen en de desbetreffende
artikelen in het bijzonder.
Irrgang