31 891 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de introductie van en het toezicht op premiepensioeninstellingen (Wet introductie premiepensioeninstellingen)

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 13 december 2010

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie bedanken de bewindspersonen voor de beantwoording van de gestelde vragen. Deze antwoorden leiden tot enige aanvullende vragen. De leden van de VVD-fractie danken de regering voor de beantwoording van de door hen en de leden van de andere fracties gestelde vragen. Zij stellen het naar aanleiding van deze beantwoording op prijs als zij nog een reactie ontvangen op twee thema’s.

De premiepensioeninstelling

Op de vraag van de leden van de CDA-fractie in het voorlopig verslag of de introductie van PPI banksparen in de tweede pijler mogelijk maakt, wordt geantwoord dat dat niet zo is omdat een bankspaarproduct geen dekking kan bieden tegen verzekeringstechnische risico’s zoals het langlevenrisico. Wil dat zeggen dat in de opbouwperiode dus wel via PPI gespaard kan worden (banksparen!), maar dat bij het bereiken van de pensioendatum de gelden moeten worden overgedragen naar een verzekeraar(of pensioenfonds) om een levenslang pensioen aan te kopen? Dit is toch juist het kenmerk van de PPI (zie memorie van toelichting pag. 9). De leden van de CDA-fractie herhalen hun vraag: betekent dit dus dat banksparen in de tweede pijler mogelijk wordt? Wat betekent dit voor de taakafbakening?

Dit leidt tevens tot de volgende vraag. Waarom moeten de pensioengelden worden overgedragen voordat de omzettingsdatum wordt bereikt en kan dit niet op de omzettingsdatum (de omzettingsdatum is de datum waarop de ingelegde premies worden omgezet in een pensioenuitkering)? Welke periode wordt verstaan onder «voordat» op pag. 9 van de memorie van toelichting?

De PPI mag geen risico’s lopen en geen garanties geven. Als er sprake is van een regeling die onder de Pensioenwet valt, verwerft een deelnemer op grond van de Pensioenwet aanspraken vanaf het moment dat hij gaat deelnemen in de pensioenregeling. Ook bij een beschikbare premieregeling (defined contribution, DC). Dat is ook het geval als de daarvoor verschuldigde premie door de werkgever nog niet is betaald. Bij een PPI is per definitie sprake van een zuivere beschikbare premie regeling, waarbij de PPI geen risico mag lopen en geen garanties mag geven. De vraag is, wanneer moet de PPI aanspraken verlenen aan de deelnemer? Vanaf het moment dat de desbetreffende deelnemer toetreedt tot de regeling, ook indien er nog geen premie is betaald? Of vanaf het moment dat de premie door de PPI is ontvangen en deze voor rekening en risico van de deelnemer wordt belegd? In het eerste geval wordt volledig voldaan aan de Pensioenwet, maar loopt de PPI risico. De leden van de CDA fractie vragen of dit is toegestaan. In het tweede geval loopt de PPI geen risico, maar verwerft de deelnemer pas aanspraken nadat de premie is betaald. En dat staat op gespannen voet met de Pensioenwet. Met andere woorden, mag de PPI uitgaan van het zogenoemde «kasstelsel», dat wil zeggen dat er pas aanspraken ontstaan zodra de premie is ontvangen, ook al is dat te laat? Of moet zij uitgaan van het zogenoemde «prolongatie stelsel», dat wil zeggen dat er aanspraken ontstaan vanaf de premievervaldatum, ook al wordt de premie dan nog niet betaald? Vallen eventuele achterstallige betalingen onder de betalingen die onder omstandigheden worden overgenomen door het UWV?

Internationale aspecten

Uitvoering buitenlandse regelingen

In de bijlage bij de memorie van antwoord is met betrekking tot de vraag welke soorten pensioenregelingen door de PPI kunnen worden uitgevoerd de volgende tekst opgenomen:

«In beginsel alle soorten. Omdat de IORP geen biometrische of financiële risico’s mag dragen zal de IORP louter als vermogensopbouw-vehikel kunnen worden gebruikt, geen Nederlandse DB-regelingen kunnen uitvoeren en buitenlandse DB-regelingen alleen kunnen uitvoeren wanneer biometrische of financiële risico’s worden gedragen door derden (bijv. werkgever of verzekeraar).»

Deze passage geeft de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het stellen van de volgende vragen. Waarom is dit blijkbaar bestaande, maar in ieder geval wezenlijke, buitenlandse DB-karakter van de PPI door de regering nimmer uitvoerig toegelicht? Waarom krijgt – zoals blijkt uit het bij de memorie van antwoord bijgevoegde schema – de PPI wel mogelijkheden tot uitvoering van buitenlandse DB-regelingen? Ligt dat in lijn met de doelstelling van de PPI die toch immers was bedoeld was voor de uitvoering van DC-regelingen? Kan de regering aangeven of de oorspronkelijke doelstelling van de invoering van de PPI is gewijzigd dan wel verruimd? En waarom kunnen Nederlandse DB-regelingen niet op dezelfde basis onder de PPI vallen?

De in de bijlage opgenomen tekst impliceert dat het, om een PPI in het buitenland een DB-regeling te laten uitvoeren, afdoende is dat de financiële en biometrische risico’s van de pensioenregeling door een werkgever of verzekeraar worden gedragen. Moet een PPI die een buitenlandse DB-regeling uitvoert buffers aanhouden? Zo ja, houdt dit vervolgens in dat een PPI zich bij de uitvoering van de buitenlandse regeling dan moet houden aan dezelfde Wft-regels als Nederlandse verzekeraars die buitenlandse DB-regelingen uitvoeren? De leden van de CDA-fractie stellen dezelfde vraag voor Nederlandse DB-regelingen.

Kan de regering een voorbeeld geven van hoe een buitenlandse DB-regeling vorm moet zijn gegeven om door een PPI te kunnen worden uitgevoerd? Geldt dit dan ook voor een Nederlandse DB-regeling?

Hoe beoordeelt de regering de reikwijdte van de PPI tot buitenlandse DB-regelingen in relatie tot de verdere aanpak fase 3 van de API (voor DB-regelingen) zoals laatstelijk neergelegd in de brief van de toenmalige demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer d.d. 3 september 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 31 891, nr. 13)?

Kan de regering nogmaals bevestigen dat de PPI uitsluitend kan optreden als pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet, en niet bijvoorbeeld als pensioenuitvoeringsbedrijf dat zich uitsluitend richt op vermogensbeheer voor pensioenuitvoerders?

Verdragstoegang

Subjectief vrijgestelde pensioenfondsen ondervinden in bepaalde landen problemen om verdragstoegang te krijgen. Nederland onderhandelt met Frankrijk om voor Frankrijk die verdragstoegang te realiseren. De leden van de VVD-fractie vragen de regering wanneer naar verwachting het verdrag met Frankrijk op dit punt zal zijn aangepast? Bestaan er ook met andere landen problemen over de verdragstoegang? Zo ja, lopen er dan met die landen onderhandelingen om die problemen uit de wereld te helpen?

Concurrentiebeperking Nederlandse PPI's

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de vraag van de CDA-fractie hebben naar een vergelijkend overzicht van de regelingen, die in de diverse landen gelden voor de IORP-vehikels. De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd of er naar de mening van de regering concurrentiebeperkende punten in de Nederlandse regeling ter zake zitten. De regering heeft geantwoord dat dit niet het geval is. Uit het vergelijkende overzicht dat bij de MvA is gevoegd blijken de volgende punten:

  • 1) De PPI is slechts geschikt voor bepaalde pensioenregelingen. In veel andere landen mogen alle soorten pensioenregelingen bij de IORP worden ondergebracht.

  • 2) Pensioenadministratie-diensten, die aan een PPI in Nederland worden verleend worden belast met BTW. In vele andere landen zijn deze diensten vrijgesteld van de heffing van BTW.

  • 3) Diensten van beheer en bewaring van effecten worden in Nederland met BTW belast. In andere landen zijn deze diensten veelal vrijgesteld van de heffing van BTW.

Waarom acht de regering deze verschillen geen concurrentiebeperkende punten voor de Nederlandse PPI? Welke belastingderving is er gemoeid met een algehele vrijstelling van BTW van de aan de PPI verleende administratieve, beheers- en bewaringsdiensten? Ten slotte vragen de leden van de VVD-fractie of de regering kan aangeven waarom bepaalde informatie in het overzicht ontbreekt?

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Petter


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Doek (CDA), Essers (CDA) voorzitter, Terpstra (CDA), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Van Driel (PvdA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Kox (SP), Ten Hoeve (OSF) Leijnse (PvdA), Engels (D66), Asscher (VVD), Hermans (VVD), Hofstra (VVD), Elzinga (SP), Peters (SP), Reuten (SP), De Boer (CU) vicevoorzitter, Böhler (GL), Laurier (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven