31 891 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de introductie van en het toezicht op premiepensioeninstellingen (Wet introductie premiepensioeninstellingen)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 19 oktober 2010

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat eindelijk de Wet introductie PPI deze Kamer bereikt heeft. Desondanks hebben deze leden nog enige vragen. De leden van de VVD-fractie en de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij ontvangen graag van het kabinet een reactie op de onderstaande vragen en opmerkingen.

Internationale concurrentie

De Leden van de CDA-fractie constateren dat de toenmalige minister van Financiën Bos reeds in maart 2008 heeft aangegeven dat – om te kunnen concurreren op de Europese markt – het toen (2008) noodzakelijk was om over te gaan tot de introductie van een instelling die alleen pensioenpremieovereenkomsten zal uitvoeren. Kan de regering aangeven waarom het toch nog zo lang geduurd heeft?

In diverse Europese landen zijn reeds pensioenstellingen actief die zowel beschikbare premie als uitkeringenregelingen kunnen uitvoeren.

Is Nederland uit het oogpunt van concurrentie nu niet te laat? Wat zijn de unieke punten van deze PPI, zodat werkgevers en deelnemers hiervoor kiezen?

De leden van de commissie Financiën hebben van de directie Financiële Markten een memo met een overzicht van een «vergelijking IORP-pensioenvehikels» ontvangen, waarvoor de Leden dank zeggen. De leden van de CDA-fractie vragen echter of deze vergelijking aangevuld zou kunnen worden met de fiscale behandeling in de diverse landen van de IORP’s. In ditzelfde overzicht dat het ministerie aan de Eerste Kamer heeft verstrekt staat in de eerste rij onder Nederland dat de IORP geen financiële risico’s toestaat en daarom geen Nederlandse DB-regelingen kunnen worden uitgevoerd onder de IORP. In de volgende rij wordt vervolgens aangegeven in welke landen de IORP wel financiële risico’s kan dragen. De leden van de SP-fractie vragen de minister dit kennelijke verschil nader toe te lichten.

De Leden van de VVD-fractie merken op dat in de Memorie van Toelichting, maar ook in de Nota naar aanleiding van het nader verslag, de regering de positie van de PPI in het licht van de vigerende verdragen beschrijft. De conclusie is dat de PPI in het algemeen gebruik zal worden aangemerkt als verdragsinwoner. In een aantal verdragslanden, waaronder Frankrijk, wordt de verdragstoegang geweigerd aan subjectief vrijgestelde pensioenfondsen. De regering geeft nergens aan welke stappen zij richting die landen gaat zetten om de verdragstoegang wel te verkrijgen. De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat deze weigering de aantrekkelijkheid van de PPI aanzienlijk reduceert. Zij vragen de regering daarom welke concrete stappen gezet zullen worden om verdragstoegang mogelijk te maken.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de regering – gelet op de overige in Europa ingevoerde soortgelijke wetgeving – in het onderhavige wetsvoorstel nog concurrentiebeperkende maatregelingen onderkent. Indien dit het geval is vragen deze leden wat de regering daar aan zal doen.

De leden van de SP-fractie merken op dat de minister van Financiën in de Tweede Kamer heeft aangegeven dat de regering geen verandering in de verhouding tussen DB en DC beoogt en dat er door dit voorstel materieel ook geen sprake zal zijn van een verschuiving tussen DB en DC in Nederland en dat in Nederland de PPI geen enorm grote vlucht zal nemen. Tegelijkertijd gaf de minister ook aan dat multinationale ondernemingen aangeven hun pensioenregelingen te willen poolen en dat ten minste tien grote partijen zitten te wachten op demogelijkheid een PPI in Nederland te kunnen beginnen en dat wij anders die markt zouden kunnen verliezen. De leden van de SP-fractie willen graag van de minister weten of deze partijen uitsluitend geïnteresseerd zijn in de oprichting van een PPI ten behoeve van pensioenspaarders in het buitenland, of dat er wellicht toch partijen zijn die daarbij ook de Nederlandse pensioengerechtigden willen poolen. Heeft de minister concrete aanwijzingen dat een of meer in Nederland gevestigde multinationale ondernemingen al hun pensioenspaarders, inclusief de Nederlandse, in een pool zouden willen onderbrengen?

API

Een volgende vraag van de leden van SP-fractie heeft betrekking op de opmerkingen van de minister ten aanzien van de volgende fase van de IORP. De introductie van een PPI is daarvan de eerste fase, de introductie van een API de laatste. De minster gaf in de Tweede Kamer aan dat andere landen, waar een API al tot de mogelijkheden behoort, een beetje voorop lopen. Dat deze landen een voordeel hebben en een streepje voor. Is dat een kwalitatief oordeel van de minister? Zou hij wensen dat hier ook reeds een API-regeling was ingevoerd?

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de regering kan aangeven wanneer ook in Nederland een pensioeninstelling actief wordt die zowel premieovereenkomsten als uitkeringsovereenkomsten kan uitvoeren? Ten slotte is de zogenaamde fase twee, het multi-OPF, ook al gerealiseerd. Dus niets staat de derde fase, een volwaardige API, nog in de weg. De leden van de VVD-fractie constateren dat het wetsvoorstel zijn basis vindt in Richtlijn nr. 2003/41/EG. Het wetsvoorstel is de eerste stap om Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat te bieden voor internationaal opererende pensioeninstellingen. De tweede stap – het mogelijk maken van fusies tussen pensioeninstellingen – is afgerond. De derde stap betreft het mogelijk maken van de API. Tijdens het wetgevende proces is enkele malen gevraagd naar de voortgang van die derde stap. Voor het laatst is de regering bij brief van 3 september 2010 (31 891, nr. 13) hierop ingegaan. Enig concreet tijdspad geeft de regering niet aan. Wel omschrijft zij uitvoerig hoe ingewikkeld het proces is. De markt heeft behoefte aan de API. Daarom vragen de leden van de VVD-fractie de regering om concreet aan te geven welk tijdspad voor stap 3 geldt.

Mogelijke neveneffecten

De leden van de CDA-fractie constateren dat de PPI nadrukkelijk wordt geprofileerd als een middel om Nederland internationaal beter op de kaart te zetten. Er zijn in Nederland instellingen die zich met de PPI alleen maar op de Nederlandse markt gaan richten. Daardoor wordt in feite banksparen in de tweede pijler mogelijk. Is dat de bedoeling? Welke consequenties zal dat hebben voor de taakafbakening?

Voor de PPI bestaat een «lichter» toezichtregime dan voor pensioenfondsen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom pensioenfondsen hun beleggingen dan niet zouden gaan onderbrengen via een PPI?

Artikelsgewijs

Mogen de leden van de CDA-fractie er van uitgaan dat in artikel 3:267c lid 2, waar nu staat «lvorens», de regering «Alvorens» bedoelt?

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Ida Petter


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Doek (CDA), Essers (CDA), voorzitter, Terpstra (CDA), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Van Driel (PvdA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Kox (SP), Ten Hoeve (OSF), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Asscher (VVD), Hermans (VVD), Hofstra (VVD), Elzinga (SP), Peters (SP), Reuten (SP), De Boer (CU), vicevoorzitter, Böhler (GL), Laurier (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven