De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie danken de minister voor de beantwoording van de door hen gestelde vragen. Zij maken graag van de gelegenheid gebruik
om nog enige nadere vragen betreffende het onderhavige wetsvoorstel aan de regering voor te leggen.
2. Conformiteit met artikel 2:135 lid 3, aanhef en sub b BW
Zien de leden van de CDA-fractie het goed, dat de tekst van de voorgestelde artikelen 107a, 134a, 135 en 144a niet in overeenstemming is met hetgeen
in art. 2: 153 lid 3, aanhef en sub b BW is bepaald ten aanzien van de vrijstellingsregeling voor internationale concerns,
die het uitgangspunt is geweest voor de voorstellen van de SER met betrekking tot het in het wetsvoorstel geregelde onderwerp?
3. Spreekrecht ondernemingsraad
De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe de situatie is wanneer in een concern (meerdere) «dochter NV’s» zijn? Het ligt
voor de hand, dat dan niet alleen de ondernemingsraad van de houdstermaatschappij een spreekrecht heeft, maar dat ook de ondernemingsraad
van de dochtermaatschappij(en) daarover beschikken. Kunnen de laatstgenoemden zowel een standpunt innemen ten aanzien van
hun «eigen» vennootschap als ook ten aanzien van de «moeder-NV»? En geldt hetzelfde voor de ondernemingsraad van de «moeder-NV»
ten aanzien van de dochtervennootschap(pen)?
Deze leden verwijzen tenslotte naar de vraag die zij hebben gesteld in het nader voorlopig verslag voor wetsvoorstel 31 746,
voor wat betreft de mogelijke ondermijning van het spreekrecht van de ondernemingsraad ten gevolge van de voorgestelde wijziging
van de oproepingstermijn en registratiedatum.
De leden van de vaste commissie voor Justitie en ziet de reactie van de regering met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
Van de Beeten
De griffier van de vaste commissie voor Justitie,
Kim van Dooren