31 865 Verbetering verantwoording en begroting

H BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2024

In de Tweede Kamer is een amendement van het toenmalige lid Heinen aangenomen op de Comptabiliteitswet 2016. Uit dit amendement volgt dat de Staten-Generaal onverwijld moeten oordelen of zij deugdelijk zijn geïnformeerd door de Minister, indien de Minister van mening is dat onmiddellijk uitvoering moet worden gegeven aan een wijziging van de begroting, terwijl die nog niet is goedgekeurd door het parlement.

De commissie Financiën heeft op 18 juni 2024 kennisgenomen van de brief van de Tweede Kamer met de uitwerking van dit amendement. De commissie Financiën van de Eerste Kamer verzocht de griffie te komen met een voorstel voor de praktische invulling van het amendement. De commissie heeft op 22 oktober 2024 ingestemd met het voorstel en de daaruit volgende brief aan de Minister van Financiën. De commissie stelt voor om bijgaande brief aan de Minister van Financiën door de Kamer te laten vaststellen.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën W.T. van Ballekom

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 19 november 2024

Op 15 april 2024 heeft de commissie voor de Rijksuitgaven een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de wijze waarop de Tweede Kamer tot een onverwijld oordeel kan komen over de deugdelijkheid van de informatievoorziening als bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016, zoals gewijzigd door het amendement-Heinen.1 Deze brief is vervolgens onder de aandacht gebracht bij uw ambtsvoorganger.2 In aanvulling op deze brief informeer ik u graag over de wijze waarop de Eerste Kamer tot een dergelijk oordeel kan komen.

Om te zorgen dat de Eerste Kamer tot een onverwijld oordeel komt over de informatievoorziening, geldt voor de Eerste Kamer ook dat een brief met een beroep op artikel 2.27, tweede lid, Cw 2016, direct op de plenaire agenda dient te worden geplaatst. Een dergelijke brief dient, rekening houdend met de vaste vergaderdag, op de vrijdag voorafgaand aan de vergaderdinsdag te zijn ontvangen. Net als in de Tweede Kamer geldt ook voor de Eerste Kamer dat zo spoedig mogelijk contact met de betreffende commissievoorzitter raadzaam is voor een snelle agendering. De betreffende commissie kan dan op dinsdag samenkomen om een voorstel te doen voor besluitvorming door de Kamer in plenaire samenstelling.

Indien grotere spoed is vereist dan met bovenstaande procedure kan worden bewerkstelligd of wanneer de Kamer met reces is, wordt de betrokken bewindspersoon verzocht contact op te nemen met de Kamervoorzitter en de commissievoorzitter, zodat een aangepaste procedure kan worden gevolgd. In uitzonderlijke gevallen is het bijvoorbeeld denkbaar dat een brief uiterlijk 24 uur voor de vergadering wordt verzonden of dat de Kamer op een andere dag dan de dinsdag of tijdens het reces vergadert, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Verder wil ik ook vanuit de Eerste Kamer de opmerkingen van de commissie voor de Rijksuitgaven onderstrepen,3 in het bijzonder de opmerking dat het de voorkeur geniet dat het parlement in alle gevallen waarin dat redelijkerwijs mogelijk is de begrotingswet behandelt voordat de regering de daarmee corresponderende uitgaven doet of verplichtingen aangaat.

Tot slot wil ik u vriendelijk verzoeken deze brief te delen met de andere leden van het kabinet. Een afschrift van deze brief zal worden verstuurd aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal J.A. Bruijn


X Noot
1

Kamerstukken 36 360-IX, nr. 10.

X Noot
2

Brief van 15 april 2024 met kenmerk 2024Z05935/2024D15179.

X Noot
3

Zie Kamerstukken II 31 865, nr. 245, p. 1–2.

Naar boven