31 839 Jeugdzorg

U VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 september 2021

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)1 heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretarisvan Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming van 25 juni 2021 over een aantal actuele ontwikkelingen in het jeugdbeleid.2 De leden van de fracties van GroenLinks en ChristenUnie hebben naar aanleiding van deze brief nog enkele vragen

Naar aanleiding hiervan heeft de commissie op 13 juli 2021 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Staatssecretaris en de Minister voor Rechtsbescherming hebben op 17 september 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 13 juli 2021

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief (met bijlagen) van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming van 25 juni 2021 over een aantal actuele ontwikkelingen in het jeugdbeleid.3 De leden van de fracties van GroenLinks en ChristenUnie hebben naar aanleiding van deze brief nog enkele vragen

De leden van de fractie van GroenLinks hebben de Voortgangsbrief Jeugd met veel interesse gelezen. Zij zien uit naar het voorgenomen mondeling overleg – na het aantreden van het nieuwe kabinet − met de toekomstige bewindspersonen. Er leven bij de leden van deze fractie echter enkele dringende vragen, die niet kunnen wachten tot een nieuw kabinet geïnstalleerd is. Deze vragen hebben ten eerste betrekking op de uitspraak van de Commissie van Wijzen4 en ten tweede op de klemmende situatie in de jeugdbescherming.

De Commissie van Wijzen stelt dat het Rijk de gemeenten een hogere vergoeding moet geven voor de kosten van de jeugdzorg. Het kabinet heeft daarom voor 2022 1,3 miljard euro aan extra middelen ter beschikking gesteld. Voor de periode daarna wordt verwezen naar een op te stellen Hervormingsagenda voor een structureel houdbaar jeugdstelsel. Terecht wordt in de voortgangsbrief gesteld dat hier voor alle betrokkenen een stevige opgave ligt. Het schrijnende tekort aan middelen dat de achtergrond vormt voor de uitspraak van de Commissie van Wijzen levert al jaren grote problemen op voor de gemeentefinanciën en (als gevolg van de druk op de tarieven) voor de jeugdzorginstellingen. En daarmee (en dat is het allerbelangrijkste) voor de kinderen en gezinnen die op jeugdzorg aangewezen zijn en voor de professionals die de zorg uitvoeren.

Het opstellen van een Hervormingsagenda is zeker noodzakelijk, maar biedt voor de kortere termijn (de eerste jaren na 2022) geen directe oplossing. De leden van de fractie van GroenLinks vernemen graag hoe het kabinet hier tegenaan kijkt. Hoe wordt voorkomen dat er in 2023 opnieuw schrijnende tekorten ontstaan?

De kosten in de jeugdzorg bestaan voor 75 tot 80% uit personeelskosten. Zeker in een krappe arbeidsmarkt betekent het werven van meer personeel dat structurele verplichtingen moeten worden aangegaan. Hoe beschouwt het kabinet de spanning tussen de behoefte aan structurele middelen en de inzet van een forse eenmalige impuls in 2022? Deelt het kabinet de mening van deze leden dat het open-eind karakter van de verplichting aan de gemeenten om passende zorg te (doen) leveren, per definitie ook een open-eind karakter van de financiering daarvan met zich meebrengt? Hoe kijkt het kabinet in dit kader aan tegen artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet, dat het Rijk verplicht om bij decentralisatie van taken ook de daarbij behorende kosten te vergoeden?

Met betrekking tot de urgent klemmende situatie in de jeugdbescherming brengen de leden van de GroenLinks-fractie in herinnering dat, nadat eerder al de jeugdbescherming in Zeeland (Intervence) omgevallen is, enkele weken geleden Jeugdbescherming Brabant een opnamestop heeft afgekondigd (behoudens acute crises). In de ogen van de GroenLinks-fractie vormen deze gebeurtenissen een voorlopig, dramatisch, dieptepunt in de zich al jarenlang aftekenende bredere crisis in de jeugdbescherming. Een crisis die niet veroorzaakt wordt door een sterke toename in de instroom (want daar is in dit segment van de jeugdzorg nu juist geen sprake van), maar alles te maken heeft met de omstandigheden waaronder de professionals hun werk moeten doen. Het vak van jeugdbeschermer staat ernstig onder druk door de hoge caseload, de overmaat aan bureaucratie en ook door de toenemende agressie. Het personeelsverloop in de jeugdbescherming is enorm en het ziekteverzuim is hoog. Ook hierbij speelt de druk op de tarieven een grote rol.

Dit vraagstuk is verre van nieuw. Al jaren worden verontrustende signalen afgegeven. Graag vernemen de leden van GroenLinks-fractie wat het kabinet de afgelopen jaren concreet gedaan heeft met alle signalen uit het veld, de Inspectie en de Autoriteit op dit gebied. Daarbij vernemen zij ook graag welke oplossingen het kabinet op de korte en middellange termijn gaat bieden om aan deze, zich steeds verder verdiepende, crisis een einde te maken.

De leden van de fractie van de ChristenUnie danken de bewindspersonen voor hun brief waarin de actuele ontwikkelingen in het jeugdbeleid worden geschetst. Zij zijn verheugd dat er op dit gebied veel gebeurt en dat er aanwijzingen zijn dat de jeugdzorg beter functioneert. Zij hebben nog wel enkele vragen over het stelsel als geheel.

De commissie VWS heeft op 21 januari 2020 een mondeling overleg gevoerd met Minister van VWS over de decentralisaties in de langdurige zorg en de jeugdzorg.5 In dat overleg is onder andere gesproken over de architectuur van de decentralisaties. In het mondelinge overleg van 2 februari 2021 met de Staatssecretaris van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming is ook gesproken over de structuur van het stelsel en heeft de Staatssecretaris bevestigd dat het Ministerie van VWS verantwoordelijk is voor het jeugdzorgstelsel.6

Op 11 mei 2021 heeft de Eerste Kamer een beleidsdebat gevoerd over de verhouding tussen de centrale overheid en decentrale overheden.7 Hierbij is expliciet aandacht besteed aan de kwaliteit van het stelsel van de jeugdzorg. In dit debat is onder andere gepleit voor:

  • 1. Handhaving voor het «huis van Thorbecke». Dat wil zeggen, ook in het stelsel van de jeugdzorg zijn de centrale overheid, provincie en gemeente de dragende structuren. Dit betekent een evaluatie c.q. herpositionering van de jeugdzorgregio’s.

  • 2. Het opnieuw doordenken van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen centrale overheid, provincie en gemeente. Als een van de leidende principes zou «subsidiariteit» gebruikt kunnen worden.

  • 3. De versterking van de democratische controle op gemeentelijk en/of provinciaal niveau.

  • 4. Regie op provinciaal niveau tussen verschillende domeinen zoals jeugdzorg en GGD, jeugdzorg en veiligheidsregio’s et cetera.

  • 5. Concrete oplossingen voor beperking van het aantal aanbieders, het vereenvoudigen van het contractbeheer, de beperking van administratieve lasten et cetera.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de bewindspersonen ten eerste of zij zich herkennen in de hoofdconclusies en -pleidooien uit het genoemde beleidsdebat in relatie tot het jeugdzorgstelsel. Zij vernemen ook graag welke conclusies en pleidooien uit dit debat kunnen bijdragen tot het verbeteren van het jeugdzorgstelsel op korte termijn en welke conclusies en pleidooien kunnen bijdragen aan het verbeteren van het jeugdzorgstelsel op langere termijn. Met betrekking tot de voorgaande vraag vernemen de leden van deze fractie tot slot graag op welke manier het kabinet de conclusies en pleidooien uit het genoemde debat gaat gebruiken om bestaande initiatieven tot verbetering van het jeugdzorgstelsel te versterken en/of nieuwe initiatieven daartoe te starten.

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor 17 september 2021.

Een gelijkluidende brief wordt gestuurd naar de Minister voor Rechtsbescherming

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.A.M. Adriaansens

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2021

Naar aanleiding van de voortgangsbrief Jeugd van 25 juni 2021 heeft de commissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport enkele vragen gesteld.8 In deze brief gaan wij in op de gestelde vragen.

Hoofdpunten van deze brief zijn:

  • Het Rijk en de VNG werken samen met betrokken partijen aan een hervormingsagenda jeugd die zich richt op een beter en beheersbaar jeugdstelsel.

  • Het kabinet treft diverse specifieke maatregelen om de jeugdbescherming te verbeteren.

  • Het kabinet werkt aan het verbeteren van bestuurlijke verhoudingen en (bovenregionale) samenwerking van gemeenten en heeft daarbij oog voor de door de Eerste Kamer gesignaleerde punten.

1. Financiën jeugdzorg

De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat er voor 2022 extra financiële middelen beschikbaar zijn gesteld (€ 1,3 miljard) en dat er voor de jaren daarna een Hervormingsagenda opgesteld zal worden die zich richt op een structureel houdbaar jeugdstelsel. Deze leden vragen vervolgens hoe wordt voorkomen dat er in 2023 niet opnieuw tekorten ontstaan. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het kabinet aankijkt tegen de spanning tussen de behoefte aan structurele middelen (bijvoorbeeld om meer personeel te werven) en de forse eenmalige financiële impuls in 2022? Deze leden vragen of het open-eind karakter van de verplichting aan gemeenten om passende zorg te (doen) leveren per definitie ook een open-eind karakter van financiering daarvan met zich meebrengt? Deze leden vragen hoe het kabinet aankijkt tegen artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet, dat het Rijk verplicht om bij decentralisatie van taken ook de daarbij behorende kosten te vergoeden?

Voor 2022 trekt het kabinet € 1,3 miljard extra uit voor jeugdzorg. Dit bedrag komt bovenop de al eerder toegezegde € 300 miljoen voor 2022. Dat is een forse verruiming, ook ten opzichte van de financiële taakstelling van € 450 miljoen van vorige kabinetten. Gemeenten hebben zich gecommitteerd aan de invulling van een set aan maatregelen die in 2022 een besparing van € 214 miljoen moeten opleveren. Het betreft onder andere meer standaardisatie in de uitvoering, om de administratieve lasten te verminderen. Voor duurzame oplossingen voor de lange termijn gaat het op maatregelen met vastgesteld financieel beslag. Er zijn aanvullende maatregelen nodig om het stelsel beter te laten functioneren. Het stelsel moet effectiever en efficiënter worden met minder kinderen in jeugdzorg, betere zorg voor jeugdigen die dat echt nodig hebben en mindere administratieve lasten. Het kabinet is met de VNG, jeugdzorgaanbieders, professionals en cliëntenorganisaties en kennisinstituten gestart met de voorbereiding van een Hervormingsagenda Jeugd die bestaat uit een set van maatregelen met een financieel kader (uitgangspunt zijn de financiële tabellen gevoegd bij de uitspraak van de Commissie van Wijzen). Deels gaat het om maatregelen die al binnen het bestaande stelsel kunnen worden ingevoerd, zoals het stimuleren van tariefdifferentiatie en standaardisatie van de uitvoering en het breder invoeren van een praktijkondersteuner jeugd-ggz bij de huisarts. Mogelijk zijn er ook aanpassingen in de Jeugdwet of daarop gebaseerde regelgeving nodig. Het is aan een nieuw kabinet om de hervormingsagenda in overleg met gemeenten en andere partijen definitief vast te stellen en te besluiten over de structurele financiën en noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdstelsel om een houdbaar stelsel te realiseren.

2. Jeugdbescherming

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor de urgent klemmende situatie in de jeugdbescherming. Deze leden vragen wat het kabinet de afgelopen jaren concreet heeft gedaan met signalen uit het veld, de Inspectie en de Autoriteit op dit gebied? Zij vragen tevens welke oplossingen het kabinet op de korte en middellange termijn gaat bieden om de situatie in de jeugdbescherming te verbeteren?

De jeugdbescherming staat onder druk en kent forse uitdagingen. Zo is de werkdruk onder professionals hoog en krijgen kinderen niet altijd tijdig de juiste hulp. Dit blijkt uit een recent rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid en uit signalen vanuit de sector zelf. Wij delen deze zorgen. Het kabinet heeft de afgelopen periode diverse maatregelen getroffen of in gang gezet die voor de langere en de korte termijn tot verbeteringen moeten leiden:

  • Doorbraakaanpak. Naar aanleiding van het inspectierapport Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd van november 20199 hebben de accounthoudende regio’s en de gecertificeerde instellingen (GI’s) op verzoek van en met financiële ondersteuning van het Rijk verbeterplannen opgesteld om invulling te geven aan vier door de inspecties geconstateerde knelpunten: toegenomen complexiteit doelgroep/goede toerusting jeugdbeschermers (tijd en ruimte), problematiek arbeidsmarkt, tijdige inzet jeugdhulp en financiële zekerheid. De inspecties hebben in hun voortgangsrapportage van oktober 2020 geconstateerd dat gemeentes en GI’s significante stappen hebben gezet met het opstellen en uitvoeren van de verbeterplannen gericht op een robuustere jeugdbeschermingsketen. Zij hadden echter ook zorgen voor de situatie op de korte termijn. Om die reden is in het najaar van 2020 de doorbraakaanpak gestart voor kinderen met een gerechtelijke maatregel, waarin onder regie van gemeenten samen met de lokale teams, zorgaanbieders en GI’s voor elk kind/gezin is gekeken hoe tot een oplossing kan worden gekomen. Recent hebben de inspecties hun tweede voortgangsrapportage uitgebracht, waarin zij constateren dat er sinds 2019 veel is verbeterd bij de GI’s. Tegelijkertijd zijn er grote regionale verschillen en geeft de situatie in diverse regio’s aanleiding het interbestuurlijk toezicht in te zetten.10

  • Interbestuurlijk Toezicht. In die gevallen waarbij het kabinet van instellingen, Jeugdautoriteit en/of inspecties signalen kreeg dat de continuïteit van zorg aan de kinderen niet meer geborgd zou zijn, heeft het kabinet maatregelen genomen in het kader van interbestuurlijk toezicht (IBT). Specifiek voor de Jeugdbescherming vindt IBT plaats in de regio’s Zeeland (Intervence, Briedis) en Brabant (Jeugdbescherming Brabant). Naar aanleiding van het recente inspectierapport Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd zijn we gestart met IBT in de regio’s Amsterdam-Amstelland, Noord-Holland, Rotterdam-Rijnmond en Zuid-West. De eerste gesprekken hebben inmiddels plaatsgevonden. De regio’s zijn momenteel aan de slag met het opstellen van plannen van aanpak, waarover in het najaar bestuurlijke gesprekken zullen plaatsvinden.

  • AMvB reële tarieven en zorgvuldigheidseisen. Naar aanleiding van de signalen dat de continuïteit van zorg in het geding kan komen door tarieven die onder druk staan heeft het kabinet een wetsvoorstel ingediend waarmee bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels opgesteld kunnen worden ten aanzien van reële tarieven die gemeenten met aanbieders afspreken. Dit wetsvoorstel ligt nu voor ter besluitvorming bij de Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel is tevens een delegatiebepaling opgenomen om bij AMvB nadere regels op te kunnen stellen ten aanzien van de zorgvuldigheidseisen die gemeenten in acht moeten nemen om op zorgvuldige wijze jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering in te kopen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om eisen ten aanzien van een tijdige afronding van de inkoop (zodat voldoende tijd en ruimte beschikbaar is om op zorgvuldige wijze de nieuwe inkoop voor te bereiden) en de minimale contractduur van die inkoop (om rust te creëren in het zorglandschap).

  • «Bevorderen continuïteit jeugdhulp». Om de continuïteit van de zorg voor kinderen te verbeteren hebben de Branches Gespecialiseerde Zorg voor de Jeugd (BGZJ), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het kabinet in juli 2021 het convenant «Bevorderen continuïteit jeugdhulp» afgesloten11. In het convenant zijn afspraken gemaakt over:

    • o Het voeren van het goede gesprek over tarieven tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, onder andere door gebruikmaking van een handreiking en door een Kennis- en Informatiepunt omtrent tarieven.

    • o Het inrichten van een onafhankelijke commissie voor geschillenbeslechting.

    • o Het monitoren en vroegtijdig signaleren van continuïteitsrisico’s door de Jeugdautoriteit, onder andere door een pilot omtrent dataverzameling en het voeren van accountgesprekken.

    • o Het systematisch gebruik maken van het door de convenantspartijen opgestelde draaiboek «Continuïteit Jeugdhulp» bij dreigende discontinuïteit, toegespitst op de ernst van de situatie.

  • Aanpak agressie. De aanpak van agressie wordt opgepakt in het project agressievrij werken van de arbeidsmarkttafel. Daarnaast geven politie en OM conform de «Eenduidige Landelijke Afspraken» hoge prioriteit aan de aangiftes van medewerkers die het slachtoffer zijn van agressie. Jeugdbeschermers vallen bovendien onder het in februari jl. door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod. Met het thans ter consultatie voorliggende wetsvoorstel strafbaarstelling gebruik persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden, dat ook van toepassing is op medewerkers in de jeugdbescherming, wordt een norm gesteld die internettussenpersonen ertoe zal bewegen intimiderende content te verwijderen.

  • Klacht- en tuchtrecht. Iedere cliënt heeft recht om een klacht of tuchtklacht in te dienen, maar voorkomen moet worden dat dit leidt tot een stapeling van procedures en onnodig zware belasting van jeugdprofessionals. Tegelijkertijd moet het voor cliënten helder zijn hoe en waar ze hun onvrede kunnen uiten en moet daar waar nodig ondersteuning voor zijn. In een door JenV en VWS georganiseerde expertbijeenkomst van 18 mei jl. zijn de bevindingen uit diverse recente onderzoeksrapporten besproken en is gesproken over het verder stroomlijnen van het klacht- en tuchtrecht. Er zijn afspraken gemaakt om een vervolg te geven aan al eerder in gang gezette maatregelen. Ook is het SKJ bezig met het aanscherpen van de ontvankelijkheidscriteria voor behandeling van een tuchtrechtelijke klacht.

  • Aanpak administratieve lasten. We werken samen met gemeenten en GI’s aan het verminderen van administratieve lasten. Een projectgroep, onder leiding van Rita Verdonk, is aan de slag gegaan om ook voor de jeugdbescherming het aantal productcodes terug te brengen en door een normering van tijd daaraan te koppelen hoeft er geen tijd meer te worden geschreven.

Naast de hierboven genoemde maatregelen gaat het kabinet voor de korte en middellange termijn de volgende maatregelen inzetten:

  • Verbeteren toezicht. Het kabinet is voornemens een wetsvoorstel in te dienen om het toezicht op de werking van het jeugdstelsel te verstevigen. Dit gaat om (1) monitoring van de beschikbaarheid van jeugdhulp en (2) toezicht op governanceverplichtingen van aanbieders.

  • Aanpak arbeidsmarkt. De arbeidsmarktproblematiek is complex en vraagt zowel om oplossingen op de korte termijn als op langere termijn. Met de hervormingsagenda en de vereenvoudiging van de jeugdbeschermingsketen pakt het kabinet de structurele problemen aan die op langere termijn tot een beter functionerend jeugdstelsel moeten leiden. Voor de korte termijn zijn er extra middelen voor de doorbraakaanpak beschikbaar gekomen, waarmee jeugdbeschermers die veel tijd kwijt zijn met het zoeken naar passende jeugdhulp ontlast kunnen worden. Ook met de acties op het gebied van klacht- en tuchtrecht, het verminderen van administratieve lasten en de arbeidsmarkttafel wordt ingezet op korte termijn oplossingen. Daarnaast is onlangs in een expertsessie met alle betrokken partijen verkend waar nog extra mogelijkheden zijn om de arbeidsmarktproblematiek in de jeugdbescherming aan te pakken. De Kamer zal hierover in het najaar worden geïnformeerd.

  • Caseloadverlaging en minimumtarieven. Tijdens het twee minuten debat van 6 juni 2021 met de Tweede Kamer zijn twee moties ingediend (en aangenomen) waarin het kabinet wordt opgeroepen een plan van aanpak op te stellen hoe eventueel de caseload verlaagd kan worden en waarin de Minister voor Rechtsbescherming gevraagd wordt om met de VNG te komen tot minimumtarieven. Het kabinet is aan de slag met de invulling van beide moties.

  • Toekomstscenario. De vereenvoudiging van de jeugdbeschermingsketen (toekomstscenario) is gericht op een wezenlijk andere manier van inrichten van de jeugdbescherming. Dit wordt de komende periode verder uitgewerkt en beproefd in diverse regio’s. De resultaten van de consultatie worden momenteel verwerkt. De Kamer zal hierover in het najaar nader worden geïnformeerd.

3. Bestuurlijke verhoudingen

De leden van de fractie van de ChristenUnie geven aan dat er op 21 januari 2020 een mondeling overleg is gevoerd met de Minister van VWS over de decentralisaties in de langdurige zorg en de jeugdzorg12, waarin onder andere is gesproken over de architectuur van de decentralisaties. Daarnaast is op 2 februari 2021 met de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van VWS gesproken over het jeugdstelsel13 en heeft de Eerste Kamer op 11 mei 2021 een beleidsdebat gevoerd over de verhouding tussen de centrale overheid en de decentrale overheden14, waarbij ook expliciet aandacht is geweest voor de kwaliteit van het jeugdzorgstelsel. In dit debat is onder andere gepleit voor:

  • 1. Handhaving voor het «huis van Thorbecke». Dat wil zeggen, ook in het stelsel van de jeugdzorg zijn de centrale overheid, provincie en gemeente de dragende structuren. Dit betekent een evaluatie c.q. herpositionering van de jeugdzorgregio’s.

  • 2. Het opnieuw doordenken van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen centrale overheid, provincie en gemeente. Als een van de leidende principes zou «subsidiariteit» gebruikt kunnen worden.

  • 3. De versterking van de democratische controle op gemeentelijk en/of provinciaal niveau.

  • 4. Regie op provinciaal niveau tussen verschillende domeinen zoals jeugdzorg en GGD, jeugdzorg en veiligheidsregio’s, et cetera.

  • 5. Concrete oplossingen voor beperking van het aantal aanbieders, het vereenvoudigen van het contractbeheer, de beperking van administratieve lasten, et cetera.

Deze leden vragen of wij ons herkennen in de hoofdconclusies en -pleidooien uit het beleidsdebat en welke conclusies en pleidooien uit dit debat kunnen bijdragen aan een beter stelsel op korte- en lange termijn? Daarnaast vragen deze leden op welke manier het kabinet de conclusies en pleidooien uit dit debat gaat gebruiken om bestaande initiatieven tot verbetering van het stelsel te versterken en/of nieuwe initiatieven daartoe te starten?

Kabinet en gemeenten vinden het noodzakelijk dat de beheersbaarheid van het jeugdstelsel wordt vergroot omwille van passende zorg aan jeugdigen die dat nu en in de toekomst nodig hebben, zowel door effectievere en meer doelmatige sturing door (samenwerkende) gemeenten als door aanpassingen in het stelsel. Onderdeel van de gemaakte afspraken op 21 april jl. over de aanvullende middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de jeugdzorg, is dat het Rijk, VNG samen met andere betrokken partijen gaan werken aan een hervormingsagenda jeugd. In de hervormingsagenda zal nadrukkelijk aandacht zijn voor de bestuurlijke verhoudingen en (boven)regionale samenwerking. Het kabinet herkent de spanning tussen enerzijds de wens van lokaal maatwerk en anderzijds de noodzaak om de organisatie van specialistische vormen van jeugdhulp in samenwerking met andere gemeenten op te pakken. Regionale samenwerking brengt vraagstukken mee over goede democratische legitimatie en afstemming op aanpalende beleidsterreinen. Enige congruentie van samenwerkingsverbanden kan in dit verband van nut zijn. Het kabinet heeft het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» in voorbereiding waarin regionale samenwerking voor gemeenten wordt verplicht voor het gezamenlijk organiseren van bepaalde specialistische vormen van zorg voor jeugdigen op basis van een regiovisie.

Ten aanzien van contractbeheer worden de uitvoeringvarianten verder gestandaardiseerd, wordt het berichtenverkeer verbeterd en worden normen voor de duur van contracten en het tijdig afronden van contracten afgesproken. Onder leiding van mw. Rita Verdonk wordt uitvoering gegeven aan het convenant «Stoppen met tijdschrijven»15 en worden verschillende productcodes voor vergelijkbare diensten aanzienlijk teruggebracht en vastgelegd in een ministeriële regeling.

Tot slot

Wij herkennen ons in het signaal van uw Kamer dat het jeugdstelsel voor grote uitdagingen staat. Wij zien dit ook als een urgent onderwerp. Wij hebben er vertrouwen in dat de op te stellen hervormingsagenda en alle lopende trajecten op korte- en lange termijn, zoals beschreven in deze brief, bijdragen aan een beter jeugdstelsel.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA).

X Noot
2

Voortgangsbrief Jeugd (Kamerstukken I 2020/21, 31 839, T en bijlagen.

X Noot
3

Voortgangsbrief Jeugd (Kamerstukken I 2020/21, 31 839, T en bijlagen.

X Noot
4

Kamerstukken II 2020/21, 31 839, nr. 779 en bijlagen.

X Noot
5

Kamerstukken I 2019/20, 34 104 / 31 839, V.

X Noot
6

Kamerstukken I 2020/21, 31 839, S.

X Noot
7

Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 3 en item 10.

X Noot
8

Voortgangsbrief Jeugd (Kamerstukken I 2020/21, 31 839 en bijlagen).

X Noot
10

Kamerbrief met beleidsreactie op landelijk beeld over kwetsbare kinderen, d.d. 5 juli 2021.

X Noot
11

Kamerstukken II 31 839, nr. 802.

X Noot
12

Kamerstukken I 2019/20, 34 104 / 31 839, V.

X Noot
13

Kamerstukken I 2020/21, 31 839, S.

X Noot
14

Handelingen I 2020/21, nr. 36, item 3 en item 10.

Naar boven