31 839 Jeugdzorg

Nr. 703 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2020

1. Inleiding

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij op 20 december 2019 verzocht een stand van zakenbrief te sturen voor het algemeen overleg over de financiële situatie bij jeugdzorginstellingen d.d. 22 januari 2020, met een verzoek daarbij in te gaan op een aantal specifieke zaken.

Daarnaast bied ik u hierbij de eindevaluatie van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ)1 aan die in december 2019 is afgerond en waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd.2

2. Hoofdpunten uit deze brief

  • In Nederland moet iedere jeugdige kunnen rekenen op passende jeugdhulp. Bedreiging hiervan, bijvoorbeeld omdat een jeugdhulpaanbieder financiële problemen heeft, moet tijdig gesignaleerd en aangepakt worden.

  • De kern van het beleid is: de continuïteit van zorg voor de cliënt staat centraal, niet de continuïteit van een individuele zorgaanbieder. Aanbieders zijn verantwoordelijk voor de inhoud, kwaliteit en levering van jeugdhulp. Gemeenten hebben een zorgplicht en zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van passende jeugdhulp die voldoet aan de geldende kwaliteitseisen. Samen met de Minister voor Rechtsbescherming heb ik een verantwoordelijkheid voor het functioneren van het jeugdhulpstelsel.

  • De jeugdhulp is een sector die nog in ontwikkeling is. Dit geldt ook voor het opzetten van een systeem om goed en tijdig in beeld te krijgen als instellingen in financiële problemen dreigen te komen. De VNG heeft daartoe inmiddels een instrument voor vroegsignalering ontwikkeld en ter beschikking gesteld aan accounthoudende regio’s.

  • Aanvullend daarop zal de Jeugdautoriteit – die per 1 januari 2019 is opgericht – in 2020 worden versterkt om continuïteitsproblematiek eerder in kaart te brengen, bij de kern aan te pakken en te voorkomen. De Jeugdautoriteit voert op dit moment een verkenning uit naar het opzetten van een early warning systeem. Daarbij worden de ervaringen met het early warning instrument van de VNG meegenomen.

  • Ik wil zelf ook in een eerder stadium en actief geïnformeerd worden bij dreigende discontinuïteit van cruciale jeugdhulp.

  • Dit brengt mij in positie om regie te nemen wanner partijen er onderling niet uit dreigen te komen. VWS zal partijen dan aan tafel roepen, aanspreken op hun verantwoordelijkheden en hen oproepen zich maximaal in te spannen om de continuïteit van zorg voor de jeugdigen en hun gezinnen te waarborgen. In uitzonderlijke gevallen kan VWS na advies van de Jeugdautoriteit zelfs een financiële bijdrage leveren op basis van de subsidieregeling «Continuïteit cruciale jeugdzorg». Hier zijn wel (strikte) voorwaarden aan verbonden, zoals het opstellen van een continuïteitsplan door de betreffende aanbieder in overleg met gemeenten.

  • Mede gezien de in deze brief beschreven ontwikkelingen bij De Hoenderloo Groep, Juzt, Lijn5 en Parlan is duidelijk geworden dat de continuïteit van weinig voorkomende en complexe jeugdhulp in de knel kan komen en daarmee de hulp aan kwetsbare kinderen en gezinnen. Met de decentralisatie is de schaal waarop het opdrachtgeverschap wordt uitgevoerd verkleind. Hierdoor is meer nabijheid en samenhang van zorg mogelijk, maar dit verhoudt zich niet altijd goed tot de noodzakelijke schaalgrootte van (zeer) complexe zorgvragen van specifieke jeugdigen en gezinnen. Instellingen die weinig voorkomende specialistische hulp bieden hebben meerdere gemeenten als financier (vaak tientallen), terwijl de belangen van individuele gemeenten bij continuïteit van een specifieke instelling soms beperkt zijn.

  • Een niet-vrijblijvende manier van (boven-) regionaal samenwerken van gemeenten is nodig om de continuïteit van specifieke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen.

  • Voor 1 maart 2020 zal ik uw Kamer nader informeren over mijn beleidsvoornemens om de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering beter te organiseren, inclusief de doorontwikkeling van de Jeugdautoriteit.

3. Waarborgen voor continuïteit van jeugdzorg

In lijn met mijn brief van oktober jl. over het beleid rond zorgaanbieders in de financiële problemen is de kern van het beleid: de continuïteit van zorg voor de cliënt staat centraal, niet de continuïteit van een individuele zorgaanbieder3. Jeugdhulpaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de organisatie, de borging van de kwaliteit van zorg en – indien nodig – een zorgvuldige zorgoverdracht van cliënten. Van hen wordt verwacht dat ze tijdig maatregelen nemen om eventuele financiële problemen te voorkomen en, wanneer dit niet lukt, met betrokken stakeholders zoals gemeenten (inkopers) in overleg gaan over een oplossing. Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van jeugdhulp. Ook na de sluiting van een jeugdhulpaanbieder moeten zij zorgen dat kinderen en hun gezinnen passende jeugdhulp krijgen. Bij weinig voorkomende complexe hulp hebben aanbieders meerdere gemeenten als financier (vaak tientallen). Daarom kunnen gemeenten hun wettelijke verantwoordelijkheid alleen nakomen als zij bovenregionaal samenwerken en zijn onder regie van de VNG accounthoudende regio’s ingesteld voor 48 aanbieders van weinig voorkomende specialistische jeugdhulp die bij risico’s van discontinuïteit acteren naar andere regio’s4.

De IGJ is verantwoordelijk voor het toezicht op kwaliteit en veiligheid van de zorg en – waar nodig – de overdracht van zorg. Ik heb een verantwoordelijkheid voor het functioneren van het stelsel van jeugdhulp, samen met de Minister voor Rechtsbescherming voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Mochten gemeenten hun rol in het kader van zorgcontinuïteit niet zorgvuldig oppakken, dan kan het Rijk hen daarop aanspreken. In het kader van het interbestuurlijk toezicht op grond van de Gemeentewet worden vijf stappen onderscheiden, met toenemende bemoeienis van het Rijk met de gemeentelijke uitvoering. Dit wordt de «interventieladder interbestuurlijk toezicht» genoemd5.

  • 1. Signalering: Dit betreft het verzamelen van signalen dat een gemeente6 ernstig tekortschiet in de uitvoering van de Jeugdwet. Signalen kunnen op verschillende manieren tot ons komen. De bevindingen van bijvoorbeeld de IGJ, zorgverzekeraars (in geval van instellingen die ook Wlz/Zvw-zorg leveren), aanbieders, cliënten en het Ministerie van VWS/JenV kunnen een dergelijk signaal zijn. Ook het escalatie-advies van de Jeugdautoriteit, zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze brief, is een signaal.

  • 2. Verdere factfinding en beoordeling: Als op basis van de signalen het vermoeden bestaat dat een gemeente ernstig tekortschiet of dreigt te schieten in de uitvoering van de Jeugdwet, dan zal VWS/JenV nadere informatie opvragen bij in ieder geval de betrokken gemeenten, en is er ruimte voor hoor en wederhoor. Indien nodig wordt daarbij ook het bestuur van één of meerdere aanbieders betrokken. Zodoende kan de Minister van VWS en/of de Minister voor Rechtsbescherming zich een oordeel vormen. Helder moet worden wat het probleem is en wat de oplossing kan zijn.

  • 3. Afspraken over acties, termijnen en vervolg: Indien VWS/JenV heeft geconstateerd dat er voldoende grond is om in te grijpen, worden afspraken gemaakt met de betrokken colleges over de noodzakelijke acties en de daarbij behorende termijnen. De gemeente dient in de gelegenheid te worden gesteld alsnog aan haar verplichtingen te voldoen. Daarbij kan VWS/JenV zo nodig advies en hulp bieden, gericht op de specifieke tekortkoming van de gemeente.

  • 4. Besluit tot indeplaatsstelling: Als ondanks de voorgaande stappen een gemeente aantoonbaar nalatig blijft in de uitvoering van de Jeugdwet of de Wmo (taakverwaarlozing7), kan VWS/JenV een besluit tot indeplaatsstelling nemen. In dit besluit wordt aangegeven waar de gemeente in gebreke is bij de uitvoering van de Jeugdwet, waarom tot juridische interventie wordt overgegaan en wat de consequenties zijn van dit besluit tot indeplaatsstelling.

  • 5. Uitvoering indeplaatsstelling: Op het moment dat aan (een deelstap van) het besluit tot indeplaatsstelling niet tijdig is voldaan, wordt aan de (gehele) last niet voldaan. Dan treedt VWS/JenV in de plaats van de gemeente. VWS/JenV kan dan namens en op kosten van de gemeente bijvoorbeeld een overeenkomst sluiten met een aanbieder van jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning. Het is goed mogelijk dat het besluit tot indeplaatsstelling wordt ingetrokken als de gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt verder zelf aan haar verplichtingen te voldoen.

4. Vroegsignalering in de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering op basis van betere informatie

De jeugdhulp is een sector die nog in ontwikkeling is. Dit geldt ook voor het opzetten van een systeem om goed en tijdig in beeld te krijgen als er instellingen in financiële problemen dreigen te komen. Er zijn inmiddels verschillende stappen gezet om financiële en organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit van zorg tijdig te kunnen signaleren. Binnen het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd heeft de VNG heeft daartoe inmiddels een instrument voor vroegsignalering ontwikkeld en ter beschikking gesteld aan accounthoudende regio’s. Een accounthoudende regio is in de meeste gevallen de grootste opdrachtgever van een aanbieder van specialistische jeugdhulp of een gecertificeerde instelling. De accounthoudende regio acteert naar andere regio’s bij risico’s van discontinuïteit. Bij dreigende liquiditeitsproblemen bijvoorbeeld bepalen de betreffende aanbieder en accounthoudende regio welke stappen gezet moeten worden. Het instrument dat de VNG heeft ontwikkeld en ter beschikking heeft gesteld aan accounthoudende regio’s levert input voor het inhoudelijke periodieke gesprek tussen accounthoudende regio’s en aanbieders van specialistische jeugdhulp (dan wel gecertificeerde instellingen) over signalen die wijzen op risico’s van continuïteit. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) blijft zowel regio’s als aanbieders ondersteunen en ontwikkelt het ondersteuningsaanbod verder.

Aanvullend daarop zal de Jeugdautoriteit – die per 1 januari 2019 is opgericht – in 2020 worden versterkt om continuïteitsproblematiek eerder in kaart te brengen, bij de kern aan te pakken en te voorkomen. De Jeugdautoriteit bouwt in de eerste helft van 2020 zowel inhoudelijk als organisatorisch een afdeling monitoring op. De Jeugdautoriteit voert op dit moment een verkenning uit naar het opzetten van een early warning system. Daarbij worden de ervaringen met het early warning instrument van de VNG meegenomen. Ook heeft de Jeugdautoriteit een onderzoek laten uitvoeren door EY Advisory Netherlands LLP naar de stand van de financiële gezondheid van jeugdhulpaanbieders. De uitkomsten van dit onderzoek heb ik u in november jl. doen toekomen8. De Jeugdautoriteit is van plan dit jaar verdiepend onderzoek uit te voeren op deze uitkomsten. Onderdeel van het onderzoek zijn gesprekken met aanbieders waarvan de jaarrekening risico’s laat zien. Over de uitkomsten van dit verdiepend onderzoek zal ik uw Kamer voor de zomer van 2020 informeren.

Bij financiële en/of organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit van cruciale jeugdhulp (of jeugdbescherming/jeugdreclassering), is in eerste instantie de accounthoudende regio van de betreffende aanbieder aan zet. Als dit niet tot een oplossing leidt, zal het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) in actie komen. Het OZJ is sinds 1 januari 2019 operationeel en biedt onder andere eerstelijns bemiddeling bij geschillen tussen gemeenten en aanbieders. Als het OZJ geen soelaas biedt, kan sinds 1 januari 2019 geëscaleerd worden naar de Jeugdautoriteit. Het doel van de Jeugdautoriteit is om de continuïteit van cruciale jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen. De Jeugdautoriteit doet dit door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp, gemeenten aan te spreken op continuïteitsvraagstukken, bestuurlijke maatregelen voor bereiden en – indien van toepassing – mij te adviseren over tijdelijke liquiditeitssteun. Voor dergelijke steun is per 1 januari jl. de subsidieregeling «Continuïteit cruciale jeugdzorg» van kracht9. Voor deze regeling is € 20 mln voor mogelijke leningen beschikbaar gesteld vanuit het gemeentefonds. Met deze regeling kan worden gewaarborgd dat cruciale jeugdzorg gecontinueerd kan worden in gevallen waarin acute liquiditeitsproblemen zijn ontstaan.

Als de Jeugdautoriteit in gesprek met gemeenten en aanbieders geen zekerheid kan krijgen over het waarborgen van de continuïteit van cruciale jeugdhulp, escaleert de Jeugdautoriteit naar het ministerie. Dit brengt het Rijk in positie om regie te nemen als partijen er onderling niet uit dreigen te komen. De kern van het beleid blijft: de continuïteit van zorg cruciale jeugdhulp staat centraal, niet de continuïteit van een individuele zorgaanbieder.

5. Doorontwikkeling Jeugdautoriteit

De Jeugdautoriteit werkt aan een ontwikkelagenda om het doel en de taken van de Jeugdautoriteit verder vorm te geven en instrumenten te ontwikkelen ten behoeve van de continuïteit van cruciale jeugdhulp. De ontwikkelagenda maakt onderdeel uit van mijn beleidsvoornemens om te komen tot een betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering waarover ik uw Kamer in november heb geïnformeerd10. Voor 1 maart 2020 zal ik uw Kamer hierover nader informeren. De ontwikkelagenda wordt momenteel vormgegeven in afstemming met gemeenten en aanbieders en voor de zomer van 2020 afgerond. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de gewijzigde motie van het lid Voordewind c.s. om in het voorjaar van 2020 met een voorstel te komen voor een heldere positionering van de Jeugdautoriteit, zodanig dat de Jeugdautoriteit vanuit een neutrale rol en met duidelijke bevoegdheden snel kan interveniëren in die regio’s waar de continuïteit van cruciale jeugdzorg evident in het geding is11.

De ervaringen en aanbevelingen van de TAJ vormen samen met de korte ervaring van de Jeugdautoriteit en vergelijkbare discussies in andere delen van de zorg en ondersteuning vormen een belangrijke aanleiding voor de Ontwikkelagenda Jeugdautoriteit. De evaluatie van de TAJ die in december 2019 is afgerond en ik u hierbij stuur, vormt mede input voor de Ontwikkelagenda Jeugdautoriteit.

Bevindingen TAJ-evaluatie

De evaluatie van de TAJ is in opdracht van het Ministerie van VWS uitgevoerd door Andersson, Elfers Felix (AEF). Naast de Ministeries van VWS, JenV en Financiën maakten de VNG en de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) deel uit van de begeleidingscommissie. De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn.

  • De TAJ heeft voldaan aan haar taakopdracht en doeltreffend en doelmatig de beleidsdoelen gerealiseerd.

  • De TAJ heeft haar taken onafhankelijk uitgevoerd en de eigenstandige positionering ten opzichte van het veld heeft bijgedragen aan effectief opereren.

  • De TAJ is effectief geweest in het realiseren van zorgcontinuïteit. Zowel de subsidie-adviezen als de bemiddeling tussen gemeenten en zorgaanbieders droegen daaraan bij.

  • De interventies van de TAJ hebben in beperkte mate geleid tot duurzame effecten in een goede organisatie van het landschap van jeugdhulp.

  • De «dempende werking» van de TAJ om schokbewegingen in het zorglandschap te voorkomen, had ook een remmende werking op de ontwikkeling van het landschap.

  • Er blijft een hulpstructuur nodig die bijdraagt aan een ordelijk verloop van de stelselverandering.

De 4 belangrijkste lessen voor de toekomst zijn dat een autoriteit moet voldoen aan onderstaande voorwaarden om succesvol te kunnen opereren in het jeugdstelsel:

  • 1) Draagvlak voor de inrichting en het werk van de autoriteit bij gemeenten, jeugdhulpaanbieders en het Rijk.

  • 2) Een heldere afbakening van de taakopdracht.

  • 3) Voldoende onafhankelijke taakuitvoering.

  • 4) Heldere afwegingen over het instrumentarium van de autoriteit en de effecten die dit heeft op de taakuitvoering en het effect daarvan.

In mijn vervolgbrief over de organiseerbaarheid van de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering, die ik uw Kamer voor 1 maart doe toekomen, zal ik reageren op de TAJ-evaluatie en de wijze waarop deze in de ontwikkeling van de Jeugdautoriteit wordt meegenomen.

6. Ontwikkelingen bij specifieke jeugdzorginstellingen

Het afgelopen jaar heb ik uw Kamer een aantal keer geïnformeerd over continuïteitsproblemen in de jeugdhulp waarbij continuïteit van zorg samenviel met continuïteit van een specifieke aanbieder. Uw Kamer heeft in haar vragen verzocht om nadere informatie over jeugdhulpinstellingen die (dreigen te) gaan sluiten. Het afgelopen jaar hebben jeugdhulporganisaties De Hoenderloo Groep, Juzt en Lijn5 aangegeven te gaan afbouwen. Hierop ga ik onder nader in. Ook informeer ik u over de bestuurlijke afspraken die ik in december jl. heb gemaakt met Parlan en vijf jeugdhulpregio’s in Noord-Holland om de continuïteit van cruciale jeugdhulp in Noord-Holland te borgen.

De Hoenderloo Groep

Op 17 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat Pluryn op 2 december 2019 heeft aangekondigd dat ze de Hoenderloo Groep gaat sluiten12. Als redenen voor de sluiting heeft Pluryn genoemd zorgen over de kwaliteit van de hulpverlening, de financiële resultaten van de Hoenderloo Groep en de wens om ook complexe zorg meer in de regio te organiseren13. De IGJ heeft sinds 2016 meermaals tekortkomingen geconstateerd wat betreft de kwaliteit van zorg bij De Hoenderloo Groep14.

Op dit moment verblijven circa 200 kinderen bij De Hoenderloo Groep. Gegeven de rollen en verantwoordelijkheden zoals beschreven in hoofdstuk 1 van deze brief heb ik Pluryn en de betrokken gemeenten (onder regie van de gemeente Utrecht) gevraagd hoe zij de continuïteit van zorg gaan borgen. Die continuïteit kent twee aspecten: de zorg voor jeugdigen die nu verblijven bij de Hoenderloo Groep en de beschikbaarheid van passende hulp van jeugdigen die in de toekomst jeugdhulp nodig hebben die thans de Hoenderloo Groep biedt.

Pluryn neemt in principe een jaar de tijd om De Hoenderloo Groep af te bouwen. Het is de verantwoordelijkheid van Pluryn om hiervoor een zorgvuldige aanpak met maatwerkoplossingen voor elk kind in te richten. Dit uiteraard in samenwerking met de jongeren, hun ouders, gemeenten en andere jeugdhulpaanbieders. Dit vraagt een zorgvuldige communicatie van Pluryn met alle betrokkenen. Pluryn heeft aangegeven op dit moment alles in gereedheid te brengen om zo snel mogelijk te starten met de gesprekken met jongeren, hun ouders, de voogd, de behandelaar en de gemeente waar de jongeren vandaan komen. In februari moet met alle jongeren individueel dat gesprek zijn gevoerd.

Pluryn heeft een concept plan klaarliggen voor de voorgenomen afbouw van de locaties Hoenderloo en Deelen. Het concept plan wordt op dit moment voorgelegd aan de medezeggenschap en adviesorganen van Pluryn, waaronder de cliëntenraad en de ondernemingsraad, en afgestemd met externe stakeholders. In hoofdlijnen kent de aanpak drie bestanddelen:

  • Jeugdigen die nu wonen op de locaties van De Hoenderloo Groep en binnen de genoemde periode hun behandeling afronden, kunnen de behandeling daar afmaken.

  • Een ander deel van de jeugdigen kunnen thuis verder worden behandeld of een plaats krijgen bij een andere locatie van Pluryn.

  • Voor de jeugdigen voor wie deze twee mogelijkheden niet passend zijn, gaat Pluryn overlegtafels met andere zorgaanbieders en gemeenten organiseren en bespreken welke hulp en daarbij horende locatie passend zijn voor deze jeugdigen.

De IGJ is reeds betrokken en zal dit afbouwplan beoordelen en actief toezien op de zorgvuldigheid van de zorgoverdracht van de jeugdigen die nu bij De Hoenderloo Groep verblijven.

Tegelijk zijn gemeenten er verantwoordelijk voor dat jeugdigen die in de toekomst de specialistische hulp nodig hebben die de Hoenderloo Groep nu biedt, passende hulp krijgen. Dit heeft alles te maken met het zorglandschap en onze ambitie om ook als jeugdigen uit huis geplaatst worden, hun verblijf zo thuis mogelijk te organiseren. Dit geldt zowel voor gesloten jeugdhulp en andere drie-milieuvoorzieningen. Ik heb met gemeenten afgesproken dat VWS de gemeente Utrecht bij haar coördinerende rol zal ondersteunen, bijvoorbeeld in het achterhalen van de benodigde informatie. Ook de Jeugdautoriteit is betrokken.

Volgens de informatie die Pluryn mij heeft verstrekt werken er circa 500 medewerkers bij De Hoenderloo Groep. Ik vind het belangrijk dat deze mensen – met hun kennis en kunde voor het verlenen van hulp aan een complexe doelgroep – voor de sector behouden blijven. Want de arbeidsmarkproblematiek en het hoge personeelsverloop in de jeugdsector zijn serieus. Daarom is het goed dat Pluryn inzet op het behouden van personeel voor andere locaties en/of voor de jeugdzorg. Om te voorkomen dat personeel versneld vertrekt bij De Hoenderloo Groep onderzoekt Pluryn de mogelijkheden om het personeel zo veel mogelijk zekerheden te geven. Daarom zijn medewerkers reeds geïnformeerd tijdens een bijeenkomst en zal Pluryn per medewerker op korte termijn het gesprek voeren. Daarnaast is de bestuurder in gesprek met de vakbonden om medewerkers te begeleiden van werk naar werk. Hierover heeft de Raad van Bestuur een intentieverklaring afgesloten met de vakbonden.

Resumerend, vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke ben ik betrokken. Concreet betekent dit dat ik (in eerste instantie via de IGJ) toezie op een zorgvuldige overgang voor de jeugdigen die nu bij De Hoenderloo Groep verblijven, zodat hun continuïteit van zorg geborgd is. Ook de Jeugdautoriteit is betrokken. Daarnaast ondersteun ik partijen bij het nemen van hun verantwoordelijkheid. Ik laat mij door Pluryn en de gemeenten en jeugdhulpregio’s met regelmaat op de hoogte stellen, zoals ik onlangs heb gedaan tijdens mijn bezoek aan De Hoenderloo Groep. Daar sprak ik met enkele jeugdigen, ouders, professionals, een vertegenwoordigend wethouder namens gemeenten en de bestuurder van Pluryn.

Juzt

Juzt is een middelgrote jeugdhulpaanbieder die weinig voorkomende specialistische ambulante en intramurale jeugdhulp en vrouwenopvang biedt aan circa 1.700 cliënten. Er werken ongeveer 500 mensen. Juzt verkeert al geruime tijd in financieel zwaar weer. Gezien de kwetsbaarheid van de cliënten en vrouwen die verblijven bij Juzt, is het cruciaal om de continuïteit van zorg te borgen.

Op 16 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over financiële ontwikkelingen bij jeugdhulpaanbieder Juzt en de bestuurlijke afspraken die ik met Juzt en gemeenten in de regio’s West-Brabant-Oost (WBO) en West-Brabant-West (WBW) heb gemaakt over de gecontroleerde zorgoverdracht en afbouw van Juzt, inclusief de € 3 mln tijdelijke liquiditeitssteun15. Op 18 en 25 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken16.

Sinds juli jl. is het ministerie vanuit haar rol als stelselverantwoordelijke toe blijven zien op de borging van de continuïteit van zorg door monitoring vanuit de Jeugdautoriteit, toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg door de IGJ en het beleggen en voorzitten van meerdere bestuurlijke overleggen.

Met de besluitvorming van gemeenten in oktober jl. is een faillissement van Juzt voorkomen. Gegeven deze besluitvorming heeft het Ministerie van VWS op 26 november jl. met Juzt, WBO en WBW herziene bestuurlijke afspraken gemaakt over de gecontroleerde zorgoverdracht en afbouw van Juzt. In december heeft Juzt in samenwerking cq afstemming met betrokken regio’s een concreet plan hiervoor opgesteld. Dit plan is vastgesteld door de Raad van Bestuur en Raad van Toezicht van Juzt en is afgestemd met de ondernemingsraad en de cliëntenraad. De Jeugdautoriteit betrekt dit plan bij haar monitoring. De IGJ is betrokken en zal op basis van het plan het toezicht gericht op afbouw van zorg en zorgoverdracht inrichten.

WBO en WBW lopen een ander tempo. WBO en Juzt zijn momenteel met verschillende zorgaanbieders in gesprek met als doel de gecontroleerde overdracht van zorg van alle cliënten van Juzt in de loop van 2020 te realiseren. WBO geeft aan dat hierbij wordt ingezet op het behoud van de relatie tussen cliënt en behandelaar en het doorgaan van de lopende behandeltrajecten. De zorg die door Juzt geleverd wordt aan cliënten uit WBW kan in deze regio door andere zorgaanbieders worden overgenomen. Een abrupte onderbreking van het zorgtraject is echter onwenselijk. WBW draagt daarom de zorg aan haar cliënten in overleg met cliënten en ouders gefaseerd over aan de andere zorgaanbieders in de regio. WBW heeft in december 2019 nagenoeg alle verblijfszorg overgedragen aan andere zorgpartijen.

De medewerkers en cliënten van Juzt worden op de hoogte gehouden door hun betreffende regio (WBO of WBW) en Juzt. De precieze uitvoering van het gecontroleerd overdragen van zorg en – zoveel mogelijk – medewerkers vindt dit eerste half jaar plaats. Omdat cliënten, ouders en medewerkers van Juzt al lange tijd in onzekerheid zitten, is het van belang dat zij bij de verdere uitvoering van de zorgoverdracht goed betrokken blijven en perspectief houden. Juzt heeft laten weten dat zij hierover intensief in gesprek blijft met de cliëntenraad, de ondernemingsraad en vakbonden.

Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke blijf ik toezien op de borging van de continuïteit van zorg. De IGJ blijft eveneens toezicht houden op de kwaliteit en veiligheid van de zorg die Juzt biedt en de overdracht daarvan.

Lijn5

Stichting de Opbouw heeft mij in september 2019 geïnformeerd dat Lijn5 (onderdeel van De Opbouw) van plan is jeugdhulpactiviteiten te gaan stoppen. Lijn5 wijst op de administratieve lasten van de tientallen gemeenten die jeugdhulp inkopen en de tarieven voor jeugdhulp. Lijn5 behandelt ieder jaar ongeveer 2.000 jongeren in de leeftijd van 6 tot 23 jaar en hun gezinnen. Bij Lijn5 werken ongeveer 450 medewerkers.

De situatie is nu dat voor een gedeelte van Lijn5 een partij is gevonden die de activiteiten overneemt. Dat betreft de regio's Noord-Holland Noord, Kennemerland en Amsterdam. De medewerkers gaan mee over naar deze overnemende partij, zodat hun expertise beschikbaar blijft voor hun cliënten en de overdracht. Op dit moment vindt de voorbereiding van de uitvoering van de overdracht plaats.

Voor de regio's Utrecht en Apeldoorn is tot nu toe geen overnemende partij gevonden. Met diverse partijen worden nog gesprekken gevoerd. Deze gesprekken betreffen het doen van onderzoek door deze partijen over het overnemen van cliënten om de continuïteit van zorg te borgen waarbij zoveel mogelijk wordt ingezet op behoud van medewerkers. Lijn5 doet al hetgeen nodig is voor een goede en zorgvuldige overdracht van cliënten en al hetgeen in haar vermogen om te bevorderen dat ook medewerkers worden overgenomen in deze regio's.

Lijn5 is volledig in bedrijf en alle behandelafspraken worden nagekomen. Wanneer de behandelzorg door een andere partij wordt overgenomen, zal de expertise beschikbaar zijn voor de overdracht.

Ik volg de ontwikkelingen nauwlettend vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de geleverde zorg en laat zich periodiek informeren over de overdracht van zorg.

Parlan

Eind 2018 en begin 2019 heb ik u met regelmaat geïnformeerd over de situatie die ontstaan was door de aanbesteding van de gesloten jeugdhulp in Noord-Holland Noord. Zoals bekend heeft Parlan sinds 4 februari 2019 geen contract meer met de regio’s Kop van Noord-Holland, Alkmaar en West-Friesland voor het leveren van gesloten jeugdhulp. Dit zou niet alleen voor Parlan een financieel probleem kunnen worden, maar ook een risico voor de continuïteit van jeugdhulp aan jongeren in Noord-Holland. Daarom heeft de Jeugdautoriteit in dit specifieke geval geadviseerd om Parlan tijdelijk maximaal € 1,2 miljoen liquiditeitssteun te verstrekken in combinatie met bestuurlijke afspraken tussen Parlan, de vijf betrokken jeugdhulpregio’s en VWS.

Vorige maand hebben genoemde jeugdhulpregio’s en VWS de geadviseerde afspraken met elkaar gemaakt. Onderdeel van de afspraken is het masterplan dat de vijf jeugdhulpregio’s Kop van Noord-Holland, Alkmaar, West- Friesland, IJmond en Zuid-Kennemerland gaan maken om de zorgcontinuïteit van specialistische jeugdhulp in het zorglandschap van Noord-Holland voor de lange termijn te organiseren en borgen. Dit plan wordt uiterlijk 31 december 2021 geïmplementeerd. Met oog op borging van de zorgcontinuïteit ben ik bereid in dit specifieke geval maximaal € 1,2 miljoen tijdelijke liquiditeitssteun aan Parlan te bieden. Dit wordt verstrekt indien de maandelijkse liquiditeitsprognose van Parlan daartoe aanleiding geeft en de kwaliteit van zorg geborgd is.

Parlan heeft op basis van de Subsidieregeling huisvestingslasten gesloten jeugdhulp in 2017 subsidie ontvangen. Die subsidie was bedoeld om de hoogte van de huur te brengen op het niveau van de normatieve huisvestingscomponent gedurende de looptijd van de huurovereenkomst. Inmiddels hebben Parlan en Woonwaard overeenstemming bereikt over een voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst. Teneinde deze afspraak niet in gevaar te brengen heb ik geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de regeling biedt om de subsidie die Parlan in 2017 heeft gekregen deels lager vast te stellen.

7. Noodzaak tot betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering

Om de zorg voor kinderen en gezinnen merkbaar te verbeteren zijn de Minister voor Rechtsbescherming en ik in april 2018 gestart met het programma Zorg voor de Jeugd, samen met cliënten, professionals, aanbieders en gemeenten. Aanvullend op dit programma hebben we samen met de VNG een verdiepend onderzoek laten uitvoeren naar de uitgaven voor jeugdhulp. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft het kabinet bij Voorjaarsnota extra geld uitgetrokken voor de uitvoering van de Jeugdwet: € 420 mln in 2019, € 300 mln in 2020 en € 300 mln in 2021. We onderzoeken dit jaar of gemeenten structureel (na 2021) extra middelen nodig hebben voor de uitvoering van de Jeugdwet.

Rijk en VNG hebben dit voorjaar ook geconcludeerd dat – naast het extra geld – ook een betere organisatie van het jeugdstelsel nodig is om de beloften van de Jeugdwet te kunnen inlossen. Een niet-vrijblijvende manier van (boven-) regionaal samenwerken van gemeenten is nodig om de continuïteit van specifieke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen.

In onze brief van november jl. hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik de achtergronden nader uiteengezet17. We wijzen daarbij op:

  • Instabiele jeugdregio’s;

  • De decentralisatie verhoudt zich niet altijd goed tot de noodzakelijke schaalgrootte van (zeer) complexe zorgvragen van specifieke jeugdigen en gezinnen;

  • Grote variatie aan inkoopvoorwaarden en tarieven die onder druk staan.

Mede gezien de in deze brief beschreven ontwikkelingen bij De Hoenderloo Groep, Juzt, Lijn5 en Parlan is duidelijk geworden dat de zojuist genoemde achtergronden de continuïteit van weinig voorkomende en complexe jeugdhulp in de knel kan brengen en daarmee de hulp aan kwetsbare kinderen en gezinnen.

Aanvullend daarop hebben bepaalde jeugdhulpaanbieders hun bedrijfsvoering onvoldoende op orde en nog geen afdoende proactieve houding als zij problemen hebben in de inkooprelatie met gemeenten. Ook aanbieders van weinig voorkomende specialistische jeugdhulp hebben moeten wennen aan de veranderingen. Ook zij moeten zich aanpassen aan de decentralisatie, die vraagt dat zij zich als professioneel opdrachtnemer opstellen. Dat houdt in dat aanbieders hun bedrijfsvoering optimaliseren en strategische keuzes maken ten aanzien van hun aanbod en de regio’s en de gemeenten die zij in de toekomst willen bedienen. Het betekent ook dat aanbieders voldoende en tijdig transparant zijn richting gemeenten wanneer zij van plan zijn zorgfuncties of volume af te bouwen, zodat de gemeenten kunnen wegen of er voldoende alternatieven voorhanden zijn voor wegvallende jeugdhulpfuncties en hiermee in de inkoop rekening kunnen houden.

Gezien bovenstaande achtergronden willen de Minister voor Rechtsbescherming en ik – in het belang van kinderen, gezinnen en professionals – de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering beter ordenen. Voor 1 maart 2020 zullen wij uw Kamer nader informeren over onze beleidsvoornemens daartoe.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 31 865, nr. 119

X Noot
3

Kamerstuk 32 620, nr. 235

X Noot
5

Kamerstuk 32 620, nr. 235

X Noot
6

Met «gemeente» wordt tevens gedoeld op in regionaal verband samenwerkende gemeenten. De aanwijzing en de indeplaatsstelling gelden alleen richting individuele gemeenten.

X Noot
7

Art. 124 Gemeentewet: wanneer de raad, het college of de burgemeester een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, of anderszins een bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt.

X Noot
8

Kamerstuk 31 839, nr. 699

X Noot
10

Kamerstuk 31 839, nr. 699

X Noot
11

Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 119

X Noot
12

2019D52313

X Noot
15

Kamerstuk 31 839, nr. 692

X Noot
16

Kamerstuk 31 839, nrs. 696 en 697

X Noot
17

Kamerstuk 31 839, nr. 699

Naar boven