31 839 Jeugdzorg

Nr. 521 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2016

Met deze brief bied ik u het onderzoeksrapport «De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming» aan1. De Universiteit van Amsterdam voerde dit onderzoek uit, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Het betreft een onderzoek naar de resultaten en praktijkervaringen van de inzet van een familiegroepsplan2 in de jeugdbescherming, zoals in 2014 aangekondigd door de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (Kamerstuk 31 839, nr. 342).

Achtergrond

In de Jeugdwet is de mogelijkheid opgenomen dat gezinnen als eerste de mogelijkheid krijgen om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan op te stellen. Achterliggend doel bij de inzet van het familiegroepsplan in de jeugdbescherming is het vergroten van de veiligheid van het kind en het verminderen van noodzaak van professionele hulp, in termen van minder zorg(-afhankelijkheid) en minder uithuisplaatsing.

De resultaten van eerder onderzoek op dit gebied zijn niet eenduidig. In dit onderzoek is onderzocht of de inzet van een familiegroepsplan voor betere bescherming van kinderen zorgt en door welke kenmerken die betere bescherming beïnvloed wordt.

Conclusie onderzoek

De onderzoekers geven aan dat op basis van de resultaten uit dit onderzoek niet geconcludeerd kan worden dat de inzet van een familiegroepsplan zorgt voor een betere bescherming van kinderen en jongeren die onder toezicht gesteld zijn dan de reguliere werkwijze in de jeugdbescherming, noch voor de korte noch voor de langere termijn (1 jaar). Anderzijds kan ook niet geconcludeerd worden dat de inzet van een familiegroepsplan leidt tot minder goede resultaten dan de inzet van de reguliere werkwijze in de jeugdbescherming. Eerder onderzoek liet zien dat het risico op kindermishandeling door deze aanpak juist toenam. Dat is uit dit onderzoek niet gebleken.

Daarnaast levert dit onderzoek relevante informatie op over de inzet van het familiegroepsplan in de praktijk. Zo stellen de onderzoekers vast dat in 41% van de gevallen waarin gestart is met een familiegroepsplantraject gezinnen erin slagen om een familiegroepsplan op te stellen en dat 5% van de afspraken uit het familiegroepsplan direct betrekking heeft op de veiligheid van het kind. Ouders voelen zich meer ondersteund en het netwerk voelt zich meer betrokken. Het duurt gemiddeld 18 weken voordat een familiegroepsplan tot stand komt. Als een familiegroepsplantraject uiteindelijk niet tot een familiegroepsplan leidt, dan duurt het gemiddeld 28 weken tot die beslissing is genomen. De onderzoekers geven aan dit in ieder geval voor een deel van de cliënten tot een (soms aanzienlijke) vertraging kan leiden, in het werken aan de doelen die met de OTS nagestreefd worden. De inzet van een familiegroepsplan hoeft echter niet per definitie te leiden tot een vertraging. Ook blijkt uit dit onderzoek dat bij het merendeel van de plannen na gemiddeld drie maanden niet meer met de familiegroepsplannen gewerkt wordt. Wat betreft de kosten van de inzet van het familiegroepsplan constateren de onderzoekers dat deze aanpak voor de korte termijn (1 jaar) leidt tot hogere kosten voor de hulpverlening (incl. de kosten van de aanpak zelf). Er is immers geen sprake van een verminderde inzet van zorg in het eerste jaar. Uitgebreider onderzoek is nodig om te kunnen concluderen of sprake is van kosteneffectiviteit op de lange termijn.

Beleidsreactie na gesprek met betrokkenen

Dit onderzoek bevestigt de verwachting, zoals tijdens de parlementaire behandeling van de jeugdwet met uw Kamer besproken, dat het werken met een familiegroepsplan in gedwongen kader niet zonder meer bijdraagt aan het terugdringen van kindermishandeling en beroep op zorg. De problematiek waar deze gezinnen mee te maken hebben, is veelal complex en hardnekkig. In de jeugdbescherming moet de veiligheid van het kind voorop staan. Dat verhoudt zich niet altijd met het bieden van ruimte aan familie en netwerk om eerst zelf een plan te maken.

Het is belangrijk dat de gecertificeerde instellingen, gemeenten en zorgaanbieders zich beraden op wat de uitkomsten van dit onderzoek betekenen voor de inzet van het familiegroepsplan in de praktijk, in het bijzonder met het oog op de veiligheid van kinderen. Ik zal daarom op korte termijn met de betrokken instellingen, gemeenten en kennisinstituten de resultaten van dit onderzoek bespreken, waaronder de aanbevelingen van de onderzoekers. Op basis van die bespreking zal ik na de zomer mijn beleidsreactie op dit onderzoek aan uw Kamer sturen.

Tot slot wil ik u via deze brief informeren over een nog op te leveren deelonderzoek. Naast het onderzoek in het kader van de jeugdbescherming is lopende het onderzoek gekozen voor een aanvullend onderzoek naar de inzet van het familiegroepsplan in de fase voordat een maatregel van jeugdbescherming is

opgelegd. Dit onderzoek kan belangrijke inzichten bieden in de effecten van de inzet van het familiegroepsplan in een eerdere hulpverleningsfase. De verwachting is dat dit deelonderzoek begin 2017 afgerond zal zijn.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

In deze brief wordt de meer generieke wettelijke term «familiegroepsplan» gebruikt en niet meer specifieke toepassingsvormen van het familiegroepsplan zoals het familienetwerkberaad.

Naar boven